Door Ton van der Wouden
Het Nederlands heeft al eeuwen geen derde naamval (datief) meer. Dat heeft de architecten van onze standaardtaal er in de zeventiende eeuw evenwel niet van weerhouden om een onderscheid te construeren tussen hem (4e naamval enkelvoud mannelijk) en hom (3e), en tussen hen (4e meervoud) en hun (3e). Hom heeft het niet gered, maar het opgelegde verschil tussen hun (indirect object) en hen (direct object en na voorzetsels) bestaat tot op de dag van vandaag. Niemand maakt spontaan het onderscheid, maar het heeft zich gaandeweg ontwikkeld tot een sociale markeerder die je kunt gebruiken om te laten merken dat je niet van de straat bent. Onze middelbare scholen zijn de erfgoedinstellingen die deze folklore bewaren en haar doorgeven aan de volgende generaties.
Omdat het moderne Nederlands verder nooit vormelijk onderscheid maakt, en het verschil tussen hun en hen dus echt niet in het grammaticale systeem van het moderne Nederlands past, weten de middelbare-schooldocenten soms ook niet hoe het precies moet. Onlangs had ik er nog één aan de lijn: “Pap, is het ik kom hun of hen te hulp”?
Ik moet toegeven dat ik het ook niet direct wist. Vergeefs zocht ik in de e-ans en op het taalportaal naar te hulp. Die zoekterm leverde ook bij taaladvies.net niets op, en wat ik daar wel vond over hun en hen met vaste uitdrukkingen was ook niet altijd even verhelderend. Zo adviseert men hun bij ik heb X op de vingers getikt, omdat hun daar “bezittend voorwerp” zou zijn, maar bij het interesseert X heeft hen de voorkeur, in weerwil van “[d]e traditionele schoolregel”, omdat niet duidelijk uit te maken zou zijn of X daar de rol van lijdend, dan wel van meewerkend voorwerp vervult.
Intuïtief heb ik een voorkeur voor hun bij te hulp komen, en de eveneens taalkundig geschoolde collega die ik geraadpleegd heb, bleek die intuïtie te delen: semantisch voelt het meer als een meewerkend dan als een lijdend voorwerp. Maar taalkundig beargumenteren kan ik dit standpunt denk ik niet. De klassieke passief-proef werkt niet, want als ik ik kom X te hulp in de lijdende vorm probeer te zetten, dan levert hen het onacceptabele *Zij worden (door mij) te hulp gekomen op, maar hun het al even onacceptabele *Hun wordt (door mij) te hulp gekomen (maar uit de literatuur weten we dat idiomen zich lang niet altijd passief laten maken: naast zij blies de kraaienmars is *de kraaienmars werd door haar geblazen onmogelijk). De andere klassieke test, aanvullen met aan of voor, werkt al evenmin: naast ik kom hun te hulp vind ik *ik kom aan/voor hen te hulp ook weer onacceptabel (maar het is bekend dat niet alle indirecte objecten zo’n voorzetselvariant toelaten – neem nou het hierboven genoemde bezittend voorwerp ik heb hun op de vingers getikt). Wat moet ik de docenten die worstelen met deze brandende vraag nu adviseren? Wie komt hen of hun te hulp?
Afbeelding: Nick Youngson, Alpha Stock Images
Mient Adema zegt
Ik zou me ervan afmaken door te zeggen dat komen geen transitief werkwoord is, waardoor hen te hulp komen is uitgesloten. Maar mensen die dat zeggen, u mag hun/hen daarvoor best op de vingers tikken. Tenslotte is hen/hun kunstmatig aangebracht en zou je hen dus eigenlijk altijd wel mogen gebruiken, tenminste als je de spellingregels even voor ze aan de kant zet. Dat hun wordt dan uitsluitend gereserveerd als bezittelijk voornaamwoord.
Ik merk overigens wel dat ik een glimlach moet onderdrukken als ik iemand “na hen” hoor zeggen dat wat hypercorrect aandoet.
Afijn, de regels zijn er om ons hiaat in taallogica wat op te vullen. Een troost voor velen. 🙂
Paul Wessing zegt
Ik kijk vaak naar het Duits, als ik onzeker ben over een naamval. In vrijwel alle voorkomende gevallen gaat die vergelijking ten goede op. Helfen wordt in het Duits gevolgd door de 3e. naamval. Dus dan zal dat in het Nederlands ook wel het geval zijn. Paul Wessing, oud-advocaat.
Willem Kuiper zegt
In het Middelnederlands zei men ‘hem’ als men Vlaming was, en ‘hen’ als men Brabander was. Het Antwerpse Brabants heeft de Hollandse standaardtaal in wording sterk beïnvloed vanaf de zestiende eeuw, en het aldaar aanwezige ‘hem’ weggedrukt en vervangen door ‘hen’. Tegelijkertijd zie je (vanuit het oosten?) ‘hun’, in het Brabants en Vlaams een bezittelijk voornaamwoord, in plaats van ‘hen’ gebruikt worden. In vroeg zeventiende-eeuwse drukken kom je alledrie de vormen naast en door elkaar tegen. Vermoedelijk wist de gemiddelde taalgebruiker het toen ook al niet meer en koos hij of zij een vorm die hem of haar beviel. Ik ben opgegroeid in een omgeving waar ‘hun’ ook nog eens als onderwerp gebruikt wordt. Zo raakt een woord overbelast. Vandaar mijn advies: gebruik ‘hen’ voor de derde naamval (dativus) meervoud (pluralis).
De regel die ik op de lagere school leerde was: zonder voorzetsel ‘hun’, na een voorzetsel ‘hen’.
Ton Harmsen zegt
Ik ben altijd blij als ik iets voor Machteld kan doen. Het is βοηθέω τινι en succurro alicui, dus ik kom hun te hulp.
Hans Beelen zegt
Ik kom Machteld ook graag te hulp. Voor mijn taalgevoel gaat het bij deze Nederlandse uitdrukking om een indirect object. Dezelfde constructie wordt trouwens aangetroffen in het Duits (jemandem zu Hilfe kommen) en het Russisch (прийти к тебе на помощь). Een fraai Duits voorbeeld is 2 Samuel 10:11 in de Lutherse bijbel: Werden mir die Syrer vberlegen sein / so kom mir zu hülffe / Werden aber die kinder Ammon dir vberlegen sein / so wil ich dir zu hülffe komen (geciteerd naar de druk van 1545).
Ton van der Wouden zegt
Allemaal leuk en aardig, maar wat er in de buortalen (nabij of ver) is geen garantie voor wat er hier gebeurt. In het Duits regeert het werkwoord “hilfen” de derde naamval, maar in het Nederlands niet: volgens de gymnasiumregel is het toch echt “ik help hen” en niet “*ik help hun”.
Henk Smout zegt
Helfen, niet hilfen.
Emmy zegt
Ik zou ook zeggen ‘ik kom hun te hulp’, maar bij ‘op de vingers tikken’ zeg ik ‘hen’, immers: je kunt het perfect in het passief zetten: zij worden door mij op de vingers getikt. Bovendien: als je ‘hun’ zegt, ontbreekt het object. Je kunt immers ‘iemand tikken’ (zoals bij het spelletje).
Gosse Bouma zegt
In onze corpora (wikipedia, corpus gesproken nederlands, eindhoven corpus) komt hun als (in)direct object nauwelijks voor,, met uitzondering van de kranten-corpora, waar de schoolmeesterregel nog wel toegepast lijkt te worden. Gebruik Paqu (https://paqu.let.rug.nl:8068/xpath en zoek naar //node[@word=(“hun”,”hen”)] en scroll naar beneden en maak statistieken over pt (woordsoort) en rel (grammaticale relatie).
Anoniem zegt
is deze discussie nog steeds actueel? taaladviesdiensten zeggen waarschijnlijk: de regel is… maar in de praktijk…Ik houd me bij de oorspronkelijke door mijzelf onderwezen schoolregels en verder is hun een lid van de stam der hunnen en hen is een kip.
albert oosterhof zegt
Deze discussie is in die zin actueel, dat de regel in de praktijk nog wel wordt toegepast. Wat de keuze tussen ‘hen’ of ‘hun’ betreft, zie ik ook wel argumenten voor ontleding als lijdend voorwerp, met ‘hen’:
(1) Er zijn toch wel min of meer acceptabele zinnen te maken met het oorspronkelijke lijdend voorwerp als onderwerp in de passiefzin: “Een in een winters sneeuwlandschap gestrande automobilist met pech onderweg wordt te hulp gekomen door een man van de ANWB-wegenwacht met een motorzijspan, Nederland, jaren ’60.” (www)
(2) Als je de nominaliseringsproef toepast, krijg je als voorzetsel ‘van’: Het te hulp komen van IEM. door IEM. Dat voorzetsel is toch kenmerken juist voor een lijdend voorwerp.
Overigens is het toch vooral belangrijk wat onze intuïties zijn over het Nederlands en een vergelijking met constructies in andere talen is toch niet doorslaggevend.
Henk Smout zegt
Voor mij is die automobilist geen onderwerp maar meewerkend voorwerp van de passiefzin.
albert oosterhof zegt
Dat is toch wel degelijk het onderwerp: als je het vervangt door ‘gestrande automobilisten’ dan komt het hulpwerkwoord ‘wordt’ ook in het meervoud te staan.
Verder zou je ook kunnen zeggen dat het feit dat je de zin passief kan maken hoe dan ook al een indicatie is dat ’te hulp komen’ een lijdend voorwerp heeft. Bij een werkwoord als ‘overkomen’ is het onomstreden dat er sprake is van een ‘ondervindend/meemakend voorwerp’ (indirect object) en zulke werkwoorden kun je niet in het passief zetten.
Tot slot: ik zie ook geen argument ter bevestiging van die stelling dat ‘die automobilist’ eerder meewerkend voorwerp zou zijn dan onderwerp. Meewerkende voorwerpen komen trouwens voor bij ditransitieve werkwoorden en dat is hier hoe dan ook niet an de orde.
Henk Smout zegt
‘Gestrande automobilisten wordt te hulp gekomen door …’ acht ik correct.
albert oosterhof zegt
Dan lijkt het erop dat er variatie is tussen sprekers en dan hangt de keuze tussen ‘hen’ en ‘hun’ daarvan af.
Hans Beelen zegt
Ben het met Ton eens dat andere talen niet de doorslag kunnen geven als we willen bepalen wat er in het Nederlands aan de hand is. Uit deze discussie onder moedertaalsprekers blijkt inderdaad dat voor het Nederlands de intuïties uiteenlopen. Hier nog enkele oude en nieuwe vindplaatsen die eveneens beide kanten opgaan:
in de lijdende vorm met een onderwerp in het meervoud:
– “is gebleken, dat deeze Polders zig zoo wel ten aanzien van de agterlykheid haarer Finantiën, als met opzigt tot het gewoon onderhoud van haare Zeewerken in eene droevige situatie bevinden, en gevolgelyk ter vermyding van eene totale ruïne moeten worden te hulp gekomen..” (Besluiten der Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend lichaam des Bataafschen volks, oktober 1799.)
– “de Zoutkeeten (…), welke notabele, dog quynende, Traficquen van tyd tot tyd (…) door verscheide gratificatien hebben moeten worden te hulp gekomen, ten einde te worden staande gehouden” (Extract uit de Resolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland (…) 24 Mey 1780.)
met een meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan:
– „waardoor anders veelligt aan de meeste en moeijelijkste bezwaren zou kunnen worden te hulp gekomen” (J.H. van der Palm: Aanspraak van den agent der nationale opvoeding ter opening der bijeenkomst van schoolopzieners, te zijnen huize gehouden op den 16 Julij en volgende dagen des jaars 1801.
– “gij die door uwe bijzonder toestemming zijt te hulp gekomen aan de verlorene wereld”. (Hosianna, Gebedenboek met allerlei oefeningen, litanie en gebeden. Nieuwe uitgave. Amsterdam, ca. 1890)
– “Dus is er te hulp gekomen aan de zwakheid van de menselijke wil.” (Johannes Calvijn. Institutie of onderwijzing in de christelijke religie, Boek 2. Opnieuw vertaald door A. Sizoo. Middelburg, 2006).
– In Oost- en West-Afrika is UNICEF te hulp gekomen aan bijna 2,7 miljoen mensen in de eerste maanden van 2016, door hen toegang te geven tot drinkbaar water. (https://www.unicef.be/nl/el-nino-en-la-nina/)
DirkJan zegt
Op de pagina’s van de taaladviesdienst van Onze Taal staat bij het onderwerp hun of hen een lange lijst met werkwoorden of die met hun of hen moet. Hier vind ik:
hulp, te – schieten: de strandwacht schoot hen/hun te hulp (beide mogelijk)
https://onzetaal.nl/taaladvies/hun-hen
Harry Reintjes zegt
helpt het volgende misschien? een vergelijking met terzijde staan, ik sta hen (lijd.vw.) terzijde. passief zij worden door mij terzijde gestaan.
Henk Smout zegt
Jemandem zur Seite stehen, jemandem meewerkend en geen lijdend voorwerp; iemand terzijde staan in ’t Nederlands net zo.
Harry Reintjes zegt
dus dan wordt meew.vw. (voor mijn part belanghebbe4ns voorw.) on. in passief? dat kan in het engels, maar niet in het nedelands (of duits?)
albert oosterhof zegt
Dat is in het Nederlands een bekend fenomeen, bijvoorbeeld bij het werkwoord ‘verzoeken’: Hij (of: hem) wordt verzocht de zaal te verlaten. Dat betreft echter doorgaans ditransitieve werkwoorden; bij werkwoorden/uitdrukkingen zonder lijdend voorwerp lijkt het mij niet gebruikelijk.
Harry Reintjes zegt
ja, een fenomeen van foutief taalgebruik, tenzij ook hier taaladviesdiensten zeggen: komt zo vaak voor dus ook goed. gelukkig dat ik niet meer in het onderwijs zit, want dan moest ik mijn studenten bijna altijd zeggen: dat is ook goed. misschien werd ik dan weldra werkloos, omdat toch alles goed is “als ze me maar begrijpen”.
Henk Smout zegt
Bij nader inzien denk ik dat in ’t Nederlands, anders dan in ’t Duits, ‘wij worden daarin terzijde gestaan/ geassisteerd door …’ goed is. Zoals ook ‘wij worden gevolgd’ en ‘wij worden geholpen’ correct is en in ’t Duits niet.
Tegen ‘hun’ als onderwerp zijn mijn bezwaren trouwens minder fel dan soms bij anderen. Je houdt het op den duur niet tegen.
Zoals ‘u’ als onderwerp ook geaccepteerd is, terwijl in ’t Duits ‘euch’ tot datief en accusatief beperkt is gebleven.
Harry Reintjes zegt
ja, heer smout, inmiddels heb ik wel begrepen dat u de nederlandse taal als germaanse taal, graag vergelijkt met het duits als germaanse taal. het moge toch echter duidelijk zijn dat het nederlands, zoals het merendeel van de rest van de germaanse talen in ieder geval de (vormen van) de naamvallen reeds lang achter zich heeft gelaten. die vergelijking van u met euch begrijp ik dus niet.
Harry Reintjes zegt
hun als onderwerp goedkeuren hoort wel bij onze gedoogcultuur. plofkraken en terrorisme houd je (op den duur) ook niet tegen. als taal als buiten-cultureel, buiten-maatschappelijk, buiten-ethisch, buiten-esthetisch en slechts aan veranderingen onderhevig is ja, dan mag hun gerust onderwerp zijn. who cares, whatever…hiermee refererend aan een andere discussie alhier (verengelsing)
DirkJan zegt
Hun als onderwerp zoals in hun hadden de meeste kansen wordt nog steeds fel afgekeurd, ook door Onze Taal. Toch zet de taaltrend om hun als onderwerp te gebruiken vooral onder jongeren stevig door. Dat is niet tegen te houden en er zal een moment komen dat het wel geaccepteerd zal worden.
En iedere keer als u hierover begint slaat u door, zo worden plofkraken niet gedoogd, ook niet over honderd jaar.
Harry Reintjes zegt
ja dirkjan u hebt gelijk. ik gebruik vaak hyperbolen als ik fel ergens tegen wil strijden. waarom? omdat ik in hart en nieren onderwijsman ben i.c. was. ik had altijd graag (stand)vastigheid, niet voor mijzelf maar voor mijn leerlingen, studenten, cursisten en “hun” hadden die ook graag.
DirkJan zegt
Voor de meeste taalonderwerpen is onomwonden duidelijk wat goed of fout is en maar bij een klein gedeelte bestaat er taalvariatie. Juist in het onderwijs zouden docenten Nederlands die taalvariatie moeten accepteren en omarmen. Taal is meer dan alleen regels en is geen wiskunde, taal leeft.
Henk Smout zegt
Het Nederlands persoonlijk voornaamwoord kent nog altijd naamvallen, Nederlands onderscheidt wij/we en ons, Afrikaans zegt alleen ons
(meervoudsvorm derde persoon meervoud als onderwerp zij/ze is bij velen – ik keur dat niet goed, maar er zijn voor mij grotere taalergernissen – de vorm hun, Plathaags ook hunnie, is in Afrikaans hulle).
Wij zeggen u, Duits differentieert nog steeds tussen ihr en euch. Euch als onderwerp zie ik ook niet gebeuren.
De nominatieven van het Nieuw-Grieks zijn accusatieven van het Oud-Grieks.
Hun als onderwerp (zinsfunctie) of nominatief (naamval) is geen taalvreemde ontwikkeling.
Wouter van Wingerden zegt
Er zijn twee mogelijkheden. De eerste is in de reacties al voorbijgekomen: je vat ’te hulp komen’ op als werkwoordelijke uitdrukking die een lijdend voorwerp heeft, dus ‘ik kom hen te hulp’, net als ‘ik help hen’.
De tweede is dat in ‘ik kom hun te hulp’ een indirect object staat. Maar dan geen meewerkend voorwerp of iets van dien aard. Ik zou het opvatten als een bezittend voorwerp, een possessieve datief. ‘Iemand komt mij te hulp’ is dan zoiets als ‘Iemand komt tot mijn hulp’, iets wat je in het Nederlands niet meer zo kunt zeggen, maar ooit was dat wel mogelijk. Ik vind diverse resultaten als ik op ’te mijner hulpe’ zoek.
Ook al zeggen andere talen niet alles, ik moest toch aan ‘He came to my help’ denken.
Henk Smout zegt
Zestig jaar geleden, het heeft tot op de huidige dag grote indruk op mij gemaakt.
Geen van de klasgenoten, ook ikzelf niet, kon op eigen kracht op het idee komen dat er wat mis was met de Nederlandse vertaling: “Zij werd uitgeleide gedaan.”
De leraar Grieks hield lang de spanning erin, voordat hij uiteindelijk onthulde dat het moest zijn: “Haar werd uitgeleide gedaan.”
Ik verwacht inmiddels dat ik de hoop moet opgeven dat dit relaas op begrip mag rekenen.
Henk Wolf zegt
Ik denk dat dat begrip snel weer terugkomt als je in plaats van ‘het moest zijn’ iets specifieker vertelt wat je bedoelt. In zinnen die over taal gaan, kan ‘moeten’ de lezer de indruk geven dat de schrijver hem bepaalde vormen wil opdringen. In het gedragsbeïnvloedingsmodel van Timothy Leary wordt de schrijver dan waargenomen als iemand die ‘boven-tegengedrag’ vertoont en dat lokt opstandig (onder-tegen-) gedrag uit.
Als je bijvoorbeeld uitlegt dat je met ‘het moest zijn’ bedoelt: ‘voor wie norm zus-of-zo wilde volgen was het onontkoombaar om te schrijven: …’, of: ‘voor wie bij hem een voldoende wilde halen, was het een verplichting om te schrijven: …’, dan krijgt de zin een feitelijk karakter en dan is ie niet langer bedreigend voor het zelfbeeld van de lezer. Die kan dan alsnog bezwaar hebben tegen norm zus-of-zo of tegen de klassenregels van de leraar Grieks, maar hij voelt zich niet meer persoonlijk gecommandeerd. Mogelijk ontstaat er dan zelfs een inhoudelijk interessante discussie over norm zus-of-zo of over klassenregels.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Als je nu eens schrijft wat je zegt: ‘ik kom ze te hulp’? Alleen als het voorwerp per se benadrukt moet worden, doet het probleem hen/hun zich voor.
Naar mijn idee zou de hen/hun-regel meer succes hebben als hij anders was geweest. Het schrijftaalwoord ‘hen’ op gemarkeerde posities en ‘hun’ ongemarkeerd. Je krijgt dan ‘hen’ achter voorzetsels en als indirect object. En zo doen de meeste mensen het ook, althans de meeste van degenen die deze woorden willen gebruiken. Maar ja, de Regelgever heeft anders beschikt.