Taalbeschouwing voor de basisschool (4)

Mijn zusje Mila kan nog niet praten.
Ze is nog maar een paar weken geleden geboren. En praten moet je leren.
Kan ze dan overmorgen praten?
Als opa en oma op visite zijn?
Nee, we moeten daarvoor nog heel lang wachten, zegt mama.
Baby’s kunnen huilen en lachen en verbaasd kijken.
Ze kunnen ook geluidjes maken, maar praten kunnen ze nog niet.
Alles moet Mila nog leren. Wat drinken betekent.
En slapen.
Banaan.
Grappig.
Zusje.
Meer dan honderd woorden. Meer dan duizend.
Hoe gaat Mila dat allemaal doen?
Mama lacht.
“Dat gaat vanzelf”, zegt mama.
“Baby’s en kleine kinderen letten de hele tijd goed op.”
Ik kijk naar Mila.
Ze kijkt terug, maar let ze nu ook op?
“Hoe weet Mila dan dat ze moet opletten?”, vraag ik aan mama.
Niemand kan dat haar toch vertellen, dat ze moet opletten?
“Baby’s weten dat”, zegt ze.
Al toen ze in mijn buik zat, lette Mila op wat ik zei.
Als ze eenmaal genoeg gehoord heeft, gaat ze zelf ook praten.
Laat een reactie achter