Een intrigerende verzameling zinnen kan leiden tot intrigerende ideeën over de structuur van onze gedachten. Dat laten drie onderzoekers zien in een artikel dat binnenkort verschijnt in Linguistics and Philosophy.
De intrigerende zinnen zijn bijvoorbeeld:
- Dev at een paar koekjes.
- Emily las Hamlet of Macbeth.
- Het is mogelijk dat het regent.
- Je mag thuis blijven.
- De soep is warm.
Het fascinerende is dat al die zinnen bij normaal gebruik iets extra’s betekenen bovenop hun letterlijke betekenis. ‘Dev at een paar koekjes’ impliceert bijvoorbeeld normaliter dat Dev niet alle koekjes heeft opgegeten.
- Emily las niet zowel Hamlet als Macbeth.
- Het is niet zeker dat het regent.
- Je bent niet verplicht thuis te blijven.
- De soep is niet heet.
Zwart
De redenering is ongeveer: als je had willen zeggen dat Dev alle koekjes heeft opgegeten, of dat de soep heet is, had je dat wel gezegd. Er zal dus een reden zijn waarom je die andere mededeling niet hebt gedaan.
Het is dus of je als lezer of luisteraar iedere zin vergelijkt met een verzameling alternatieve zaken die de persoon ook had kunnen zeggen, en het feit dat die zaken niet gezegd zijn, ziet als veelzeggend. Alleen wat bepaalt wat er in die verzameling alternatieven zit? Neem een zin als:
- Enkele speelkaarten zijn rood.
Die zin roept het alternatief ‘Alle kaarten zijn rood’ op, en we beschouwen het als veelzeggend dat dit niet is gezegd. Daarom trekken we uit die zin de conclusie ‘Niet alle kaarten zijn rood’. Maar waarom zien we ‘Enkele speelkaarten zijn zwart’ niet als een alternatief, zodat we de conclusie trekken ‘Geen enkele speelkaart is zwart’ (en dus alle speelkaarten zijn rood)?
Gedachten
Die alternatieven zijn niet zelf zinnen, concluderen de onderzoekers. Het zijn eerder gedachten. Dat blijkt ook bijvoorbeeld uit de analyse van zinnen zoals de volgende:
- Iedere vader roept zijn dochter of haar moeder.
Uit deze zin concludeer je normaliter dat de volgende twee zinnen geen van beiden zeker waar zijn:
- Iedere vader roept zijn dochter.
- Iedere vader roept de moeder van zijn dochter.
Maar wat je niet concludeert is de volgende zin, die eigenlijk niet eens te interpreteren is:
- Iedere vader roept haar moeder.
De alternatieven zijn dus niet zomaar te construeren uit letterlijke zinnen – ze zijn meer gedachten die worden opgeroepen door die zinnen. En juist door naar dit soort verschijnselen te kijken kunnen we iets leren over hoe die gedachten eruit zien – ze lijken op zinnen, maar zijn toch net een beetje anders.
Afbeelding: Rijksstudio
ides callebaut zegt
Zou het niet beter zijn over dergelijke zinnen na te denken door ze in hun context te houden?
dolfwagenaar zegt
Ik weet nog dat we voor het vak ‘pragmatiek’ op de RU (toen nog KUN) moest leren hoe je zinnen kon omzetten in een gecodeerde letterlijke betekenisstructuur via logica die we vervolgens moesten omzetten naar de pragmatische structuur (de betekenis die bijvoorbeeld volgt uit de maximen van Grice) volgens weer andere coderingen. Ik weet ook nog dat niemand voor dat vak slaagde, maar ik weet niet meer op welke theorie dit alles was gebaseerd (we gebruikten er wel een boek van Levinson bij).
Hoe dan ook, het heeft me toen wel doen overtuigen dat (communicatieve) taalgebruiksregels, oftewel de pragmatiek, vaak bepaalde taalverschijnselen beter kan verklaren (zoals woordvolgorde en het gebruik/betekenis van woorden als ‘sommige’ en ‘geen’) dan een theorie als de minimalistische grammatica van Chomsky, die toen in was. Daarna stapte ik als student naar de VU over voor mijn scriptie, waar (toen) veel werd gedaan aan cognitieve taalkunde, wat mij ook beter lag omdat het directer verbonden was aan de taalgebruiker dan de strikt theoretische taalkunde, waar Nijmegen wat mij betreft te veel in bleef hangen.