Om de betekenis van taal te begrijpen, moet je inzien dat wij mensen ons voortdurend in elkaar verplaatsen – bijvoorbeeld als we iets vertellen. Niet alleen in literaire verhalen, maar in ieder verhaal dat we elkaar vertellen vinden voortdurend kleine perspectiefwisselingen plaats.
Neem, zegt de Hongaarse taalkundige Márta Abrusán in een nieuw artikel, een zin als de volgende:
- Jan had verkeerd verstaan dat Maria getrouwd was en hij betreurde dat ze geen vrijgezel meer was.
Het bijzondere zit hier in de tweede zin. Als je zegt dat iemand betreurt dat X, dan neem je als spreker ook voor de rekening dat X waar is. Je kunt normaliter niet zeggen:
- Maria is nog vrijgezel en ik betreur dat Maria geen vrijgezel meer is.
Ook met werkwoorden als weten is zoiets aan de hand. Als ik zeg ‘Jan weet dat het regent’ zeg ik ook dat het waar is dat het regent. Wat iemand ‘weet’ is waar (anders sprak je van geloven). En toch kunnen we zinnen zeggen zoals:
- Janneke wist dat haar nieuwe vriend haar nooit zou verlaten, maar net als al die anderen verliet hij haar na een paar weken.
Wat is er met deze zinnen aan de hand? In beide gevallen neem je als het ware even het perspectief van Jan en Janneke aan: die meenden dat het waar was dat Maria getrouwd was en dat haar nieuwe vriend wél trouw zou zijn. De waarheid van een en ander komt dus voor rekening van een ander dan de spreker (en zelfs een ander in het verleden). Zoals ook kwalificaties als die trut niet per se voor rekening komen van degene die de zin zegt:
- Jan had verkeerd verstaan dat Maria getrouwd was en hij betreurde dat die trut geen vrijgezel meer was.
Het lijkt, zegt Abrusán, een beetje op vrije indirecte rede. Je kunt mensen op drie manieren aan het woord laten:
- Directe rede: Koos zei: “Wat is Karel lelijk geworden.”
- Indirecte rede. Koos zei dat Karel lelijk geworden was.
- Vrije indirecte rede. Koos keek nog eens naar Karel. Wat was hij lelijk geworden.
In de directe rede wordt het gekozen perspectief geheel bij Koos gelegd – het zijn zijn woorden. In indirecte rede blijft de spreker zelf aan het woord (al committeert hij zich in dit geval niet aan de waarheid van het gebodene). De vrije indirecte rede is een mengeling van de twee: Koos wordt niet letterlijk geciteerd, toch is het predicaat lelijk voor zijn rekening. De bewering is dat Koos deze woorden op zijn minst in gedachten tegen zichzelf heeft gezegd.
Abrusán wijst erop dat er nog een vorm is – ergens verborgen in de literatuur – die op de vrije indirecte rede lijkt, maar waarbij de spreker alleen in eigen woorden een sensatie beschrijft die degene aan die de sensatie gehad heeft helemaal niet per se op deze manier in woorden heeft gevangen. Projectie noemt Abrusán dat (of eigenlijk protagonist projection, maar dat vind ik een onwoord).
Het voorbeeld van vrije indirecte rede hierboven zou zo kunnen zijn: Koos hoeft voor zichzelf zijn esthetische beleving helemaal niet in woorden om te zetten. Duidelijker is het bij voorbeelden die een fysieke sensatie beschrijven. In de volgende zin kan de vergelijking voor rekening komen van de spreker, die Koos’ sensatie beschrijft:
- Projectie. Koos keek nog eens naar Karel. Zijn huid had de lichtgroene kleur van een lelieblad.
En zo is het dus ook met de zinnen over Jan en Janneke. Jan hoeft geen expliciete gedachte gehad te hebben en Jannekes ideeën over haar nieuwe minnaar kan ze volkomen onbewust hebben gehad, toch is het hun beleving van de wereld die door de spreker in woorden worden gegoten.
Het kan ook in andere contexten, laat Abrusán zien. Bijvoorbeeld na voorzetsels zoals voor:
- Voor deze vrouw hem zou verlaten, wilde Pieter haar nog een keer mee uit eten nemen.
De verwachting dat de vrouw bij Pieter weg zal gaan is die van Pieter en niet noodzakelijkerwijs van de spreker (die op de hoogte kan zijn van het feit dat Pieter plots kwam te overlijden voor het hele etentje door kon gaan).
Het lijkt mij een handige term om het precieze perspectief in literatuur te analyseren, projectie, maar je vindt het ook in het dagelijks leven.
Afbeelding van Klaus Hausmann via Pixabay
J. Houtsma zegt
Ik begrijp dit niet goed. Gaat het over wat in de verteltheorie ‘focalisatie’ heet: https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_00837.php?