Voornamendrift 78
In de vorige bijdrage werden de verschillen in de geografische verspreiding van verkleinvormen van de voornaam Anna en de verkleinvormen van man in de Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (in Nederland en Vlaanderen, de MAND) besproken. Hier geven we de gedetailleerde verspreiding van de verkleinvormen van Anna, zowel voor de periode 1790-1930 als voor de huidige bevolking, grotendeels geboren ná 1930. Soms is er weinig veranderd tussen beide perioden, soms ook juist heel veel. Als streekgebonden voornamen met ouders mee verhuizen, doordat kinderen die elders geboren worden nog wel vernoemd worden naar de grootouders, kunnen ze zich geleidelijk over Nederland verspreiden. We zien dat bij Anje en Annechien-vormen. Wanneer er echter niet meer vernoemd wordt zullen die variaties (met het dialect?) op den duur verdwijnen. Het omgekeerde kan ook gebeuren: omdat de -ke uitgang landelijk populair is geworden bij de jongere generaties zien we de landelijke verspreiding ervan bij Anke en Anneke terug. Het streekgebonden karakter van die namen is dan wel verloren.
Anje
De vorm manje komt in de MAND voornamelijk in West-Friesland naar voren, maar Anje is tussen 1790 en 1930 voornamelijk in Noord-Groningen en de Oldambt aanwezig (figuur 1, percentage per gemeente). De huidige verspreiding toont nog steeds de oude verspreiding, maar die is uitgewaaierd naar de omliggende streken. Het zijn overigens vooral ouderen die nu nog Anje heten.
Anke
Anke kwam in de 19e eeuw vooral in Friesland en Groningen en de Waddeneilanden voor. Maar de -ke uitgang is landelijk populair geworden en dat zien we in de huidige verspreiding ook voor Anke terug. Wel zijn de percentages in Friesland en Oost-Brabant nog steeds iets hoger. De MAND laat manke zelden in het noorden zien, wel in het oosten van Brabant en het noorden van Limburg.
Antje
De vorm Antje vinden we tussen 1790 en 1930 vooral in Friesland (waar ook de MAND mant(s)je situeert) maar ook in Noord-Holland ten noorden van het IJ en in mindere mate in Groningen, Zuid-Holland en Utrecht. En (officieel) nauwelijks in Noord-Brabant en Limburg. Voor de huidige bevolking concentreren de geboorteplaatsen zich vooral in de drie noordelijke provincies, met het zwaartepunt in Friesland. Dat duidt erop dat deze vorm sneller in Noord-Holland dan in Noord-Nederland wordt verlaten. Ofwel dat vernieuwing in de voornaamgeving in het westen van Nederland begint. Momenteel wordt Antje vrijwel niet meer aan een kind gegeven. We kunnen de geografische verspreiding van -tje tussen 1790 en 1930 ook meer algemeen weergeven, zowel voor namen waar een korte klinker voorafgaat aan -tje (C)VCtje (224 namen, top-5: Antje, Jantje, Martje, Jeltje, Hiltje), als voor namen met een lange klinker (C)VVCtje (363 namen, top-5: Aaltje, Neeltje, Geertje, Maartje, Teuntje), zie figuur 4. Met name de kaart voor de lange klinker laat heel duidelijk de scheidslijn tussen het protestantse noorden en katholieke zuiden zien (de bestandsgrens van 1609).
Annetje
Bij Annetje komt de geografische verspreiding voor en na 1930 goed overeen, en omvat voornamelijk de bible belt van Zeeland tot Staphorst, waar verandering langzaam gaat. Toch wordt Annetje ook daar nu niet meer door ouders gekozen. Het gebied komt overeen met wat de MAND voor mannetje geeft.
Anneke
Anneke vinden we tussen 1790 en 1930 evenals Anke in de noordelijke provincies, maar daarnaast vooral ook in het protestantse rivierengebied, met name rond de Bommelerwaard. Het laatste gebied vormt in de MAND de noordelijke grens van manneke, dat verder het katholieke Zuid-Nederland en Oost-Vlaanderen omvat. Dat doet vermoeden dat katholieken de voornaam Anna voor de burgerlijke stand opgaven terwijl Anneke wel degelijk de roepnaam (in dialect) was. De protestanten gaven wel Anneke op.
De huidige verspreiding van Anneke is landelijk dekkend, maar wel met de oude zwaartepunten in het rivierengebied en Friesland. Het tekent de algemene populariteit van -ke namen sinds de tweede helft van de vorige eeuw, waarbij ook zuidelijk Nederland kon meegaan omdat de Latijnse naamvormen inmiddels afgedaan hadden en er een grotere vrijheid van ouders kwam om zelf de vorm van de (roep)naam te kiezen.
Anneken
De slot-n zien we alleen in de Achterhoek en Twente waarvan in de MAND de verbreiding middels de kaart van de verkleinvormen van plank getoond wordt. De slot-n is inmiddels duidelijk verlaten, na 1930 komt Anneken nog maar zeldzaam op het grensgebied van Achterhoek en Twente voor. Antjen laat dezelfde resultaten zien maar is nog zeldzamer nu (n=28). Annetjen komt nog maar een enkele keer voor en was eerder zeer beperkt aanwezig op de Noord-Veluwe (vergelijk Annetje).
Anne(ch/g)i(e)n(a/e)
De -gien namen zijn duidelijk in de Drentse en Groningse veenkoloniën gelokaliseerd. Na 1930 zijn ze, mogelijk met een trek van ouders naar het westen meegekomen en breder verspreid geraakt. Niettemin wordt geen enkele vorm van Annechien nu nog door ouders gekozen en zullen deze namen op den duur verdwijnen. De dominante vorm was Anne(g/ch)ien, gevolgd door Anne(g/ch)i(e)na, terwijl Anne(ch/g)ie het minst voorkomt (tabel 1). Dat staat in contrast met de MAND die vergelijkenderwijs voor plank in Drenthe planki geeft en voor Zuid-Drenthe en de kop van Overijssel ook plankin. De slot-n in Annechien zal uitgesproken zijn omdat suffixstapeling met een navolgende klinker voorkomt.
De vergelijking van de geografische verspreiding van verkleinsuffixen zoals die in de MAND gedocumenteerd is, met die van de voornaam An is een mooi voorbeeld hoe de gedetailleerde informatie over voornamen stof tot denken kan geven over taalkundige verschijnselen in dialecten waarvan het verzamelen zeer tijdrovend en historisch maar beperkt mogelijk is.
- Met dank aan Ton Goeman, mede-auteur van de MAND, voor commentaar
Laat een reactie achter