Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (3)
Het oudste Nederlands is vertaald Latijn. Elfhonderd jaar geleden heeft iemand de psalmen vertaald in een taal die een (oostelijk) Nederlands dialect zou kunnen zijn. Waarom die persoon het deed, weten we niet. Het is mogelijk dat het bedoeld was voor een parallelle tekst met de Latijnse, en dat dit bedoeld was om Latijn te leren. Waarom de tekst zo lang is bewaard, weten we evenmin.
Wachtendonck was een zestiende-eeuwer die een afschrift van de oudere tekst in zijn bezit had en te leen gaf aan de grote geleerde Justus Lipsius. Dat afschrift is verloren gegaan, net als de aantekeningen die Lipsius maakte. Wat we nu nog hebben is grotendeels gebaseerd op kopieën van die aantekeningen: kopieën van aantekeningen op een afschrift van een afschrift.
Tekstvoorbeeld
Hier is psalm 55:
Ginathi mi got uuanda trat mi man, allan dag anafethonde uuitonoda mi.
Tradun mi fiunda mine allan dag, uuanda manage fehtinda angegin mi.
Fan hoi dagis fortin sal ik, ic geuuisso an thi sal gitruon.
An gode sal ik Louan uuort min an gode gitruoda ic, ni sal ic fortan uuad duo mi fleisc.
Allin dag uuort mina faruuieton angegin mi, alla gerhahti iro an uuele.
Vuunun solun in bergin sulun sig, sia fersna min beuuarun sulun.
Also tholondun sela mina, fur nieuuehte behaldona saltu duon sia an abulge folc te brecan saltu.
Got lif min cundida thi, thu sattos trani mina an geginuuirdi thinro.
Also in an geheite thinro, than bekeron sulun fiunda mine behaluo. Jn so uuilikin daga ic Ruopen, ecco becanda uuanda got min bist.
An gode sal ik Louan uuort, an herro sal ik Louan uuort an gode gitruoda ik ni sal ik fortan uuad duo mi man.
An mi sing got geheita thinro, thia ik sal geuan Louis thi.
Vuanda thu generedos sela mina fan dode, in fuoti mine fan glideri, that ic like fore gode an Liohte Libendero.
Hertaling
Wees mij genadig God, want de mens vertrapte mij, vocht tegen mij, kwelde mij, de hele dag.
Mijn vijanden vertrapten mij de hele dag, want menigeen vocht tegen mij
Voor de hitte van de dag zal ik vrezen, ik zal echter op u vertrouwen
Gods woord zal ik loven, op God vertrouw ik; ik zal niet vrezen, wat kan een mens van vlees en bloed mij aandoen.
De hele dag verwijten zij me mijn woorden; tegen mij zijn al hun kwade gedachten gericht.
Ze zullen verblijven en ze zullen zich verbergen, ze zullen me op de hielen zitten
Zo laten ze mijn ziel langer leven, voor niets zult gij ze doen behouden, in toorn zult ge dat volk breken
God, ik verhaalde je van mijn leven, gij nam mijn tranen op in je tegenwoordigheid
Aldus zullen volgens uw belofte vijanden terugdeinzen. Op die dag roep ik uit: “Zie, ik heb u erkend, want gij zijt mijn God.”
Tot God zal ik lof spreken, tot de Heer zal ik lof spreken, op God vertrouw ik, ik zal niet vrezen, wat kan een man mij aandoen.
Ik heb geloften aan u, God, gedaan, die ik zal inlossen om u te loven
Want gij wekt mijn ziel op van de dood, behoedt mijn voet van uitglijden, opdat ik God behaag in het licht van de levenden
Over de taal
Het is eigenlijk een beetje raar om te zeggen dat zulke oude teksten als deze ‘Nederlands’ waren, want er was nog geen sprake van Nederland en de mensen uit deze tijd dachten nog helemaal niet aan zoiets als het Nederlands als een taal. Er was hooguit een volkstaal, een manier zoals mensen spraken. Taalkundigen classificeren de taal als Oudnederfrankisch – dat werd in het oosten van Nederland gesproken, maar ook over de grens, in Duitsland. Het is dus een verre voorouder van het Nederlands, maar zoals dat met verre voorouders gaat: daar zijn er vele van.
De Wachtendonckse psalmen waren hoe dan ook een vertaling en geen spontaan Nederlands.. De vertaling was ook nog eens uit het Latijn, dat in die tijd de taal van de bijbel was en dus om een zekere eerbied vroeg. Het gaat zelfs om een woord-voor-woord-vertaling (glossen), die waarschijnlijk bedoeld was om leerlingen Latijn te leren. De psalmen vond men daarvoor heel geschikt. We kunnen daarom maar weinig leren over de zinsbouw van het Nederlands, want die is vrijwel gelijk aan die van het Latijn.
Toch zijn zulke conclusies af en toe wel degelijk te trekken, zoals de taalkundige Joop van der Horst heeft laten zien. Soms, zegt Van der Horst, voegde de vertaler bijvoorbeeld een woordje toe. In het Latijn kun je het onderwerp weglaten en ambulo zeggen voor ‘ik loop’. Misschien was dat ooit in het Nederlands ook mogelijk, maar in de tijd van de Wachtendonckse psalmen was het al gebruikelijk om altijd het onderwerp van de zin uit te drukken, terwijl dat in het Latijn niet hoefde. De volgende Latijnse regel:
quoniam vidi iniquitatem
werd tot:
uuanda ic gesag unreht
want ik zag onrecht
Het woord ik is hier in vergelijking met het Latijnse origineel ingevoegd, en wel op de plaats waar we dat in het modern Nederlands ook zouden doen. Er staat bijvoorbeeld niet ‘uuanda gesag ic unreht’, al zou dat net zo goed een letterlijke vertaling zijn van het Latijn.
Het Nederlands kent net als bijvoorbeeld het Duits en het Fries de eis dat de persoonsvorm van het werkwoord, de verbogen vorm, behalve in ja-nee-vragen en een paar andere gevallen, altijd op de tweede plaats van de zin staat:
- Ik kom morgen.
- Morgen kom ik.
- Ik morgen kom. [uitgesloten]
- Morgen ik kom. [uitgesloten]
- Kom morgen ik. [uitgesloten]
- Kom ik morgen. [ja-neevraag]
Wanneer talen deze eigenschap hebben, noemen we ze V2-talen, waarbij V staat voor ‘verbum’, werkwoord. Het Engels is bijvoorbeeld geen V2-taal, want ‘Tomorrow I come’ is een goede Engelse zin terwijl het werkwoord er op de derde plaats staat. Toch zijn er aanwijzingen dat het Proto-Germaans ook een V2-taal was. Het Nederlands en het Duits hebben deze eigenaardigheid dan kennelijk bewaard terwijl het Engels op zeker moment veranderd is.
Het Oudnederlands van de Wachtendonckse psalmen vertoonde hetzelfde patroon als het moderne Nederlands of Duits: als het even kon zorgde de vertaler ervoor dat het werkwoord op de tweede plaats kwam te staan. ‘Ik zag onrecht’ na want is een hoofdzin, en dus zeg je niet “want zag ik onrecht”. Hier is nog een voorbeeld:
Commovisti terram
thu irruordos ertha
Gij schokte de aarde
Hier is thu (’gij’, denk aan het Engelse ‘thou’ of het Duitse ‘Du’) toegevoegd, en wel weer op zo’n manier dat het werkwoord op de tweede plaats staat.
Soms voegde de vertaler behalve een onderwerp ook nog een hulpwerkwoord toe. In het Latijn kun je de toekomende tijd bijvoorbeeld uitdrukken door een verbuiging van het werkwoord (laudabo betekent ‘ik zal loven’), maar wij moeten dat doen met een hulpwerkwoord zoals zullen. Dat was elf eeuwen geleden kennelijk ook al zo:
voluntarie sacrificabo
uuillico sal ic offran thi
(vrij)willig zal ik offeren aan u
De woorden sal, ic en offran kun je logisch gezien in zes verschillende volgordes plaatsen (ic sal offran; ic offran sal; sal ic offran; sal offran ic; offran sal ic; offran ic sal), maar in dit soort gevallen kiest de vertaler systematisch voor de volgorde die we ook nu nog steeds zouden kiezen. Dat is een duidelijke aanwijzing dat het Nederlands in die tijd ook al de V2-eigenschap had.
Meer lezen
Er is een website over de Wachtendonckse psalmen, waarin de teksteditie van Maurits Gysseling gepubliceerd is (maar met een eigen keuze uit de varianten). Ik heb die hier ook gebruikt. Het INT heeft de wetenschappelijke digitale editie in beheer, in het zogeheten Corpus Oudnederlands.
Ton Harmsen zegt
Om misverstand te vermijden: glossen zijn iets anders dan woordelijke vertaling