De wereld van de pronomina schudt op zijn grondvesten. De afgelopen weken stuurde de advocaat Samir Lhachmi uit Zeeuws-Vlaanderen me een aantal foto’s die het bekende restaurant Katseveer in Wilhelminadorp (Zuid-Beveland) op Instagram plaatst:
Hoe zit dat, vroeg Samir zich af. Hij kon zich best voorstellen dat iemand ‘je zijn geweest’ schrijft, en schreef “Mijn moeder zegt dingen als ‘komen je dit weekend nog gezellig langs?’ Je in de betekenis van jullie. Mijn oma deed dat ook en ik soms als ik niet oplet. Ik dacht dat dit een familiedingetje was. Mijn vriendin vindt het maar raar.”
Misschien is het een Zeeuws verschijnsel, denk je dan. Samir bevestigt desgevraagd dat hij van huis uit Axels dialect spreekt (‘Ik sluit niet uit dat mijn vader, afkomstig uit Tunesië, de enige is die “je” en “jullie” goed gebruikt.’) Er is wel een mogelijke invloed van het dialect te construeren, maar die is een beetje gezocht. Zeeuwse dialecten hebben weliswaar verschillende vormen voor de tweede persoon enkelvoud (jie) en meervoud (julder) maar die verbuigen het werkwoord wel op dezelfde manier (jie komt, julder komt). Misschien kan iemand een verhaal bedenken waardoor die eenheidsvorm overslaat van het werkwoord op het voornaamwoord, zodat je krijgt (je komt, je komen).
De ellende met dit soort constructies is dat ze niet makkelijk te onderzoeken zijn. Als je googlet word je doodgegooid met “kon ik maar even bij je zijn” en “waar moet je zijn op Ibiza?, dus dat schiet niet op. Zijn er mensen die het herkennen? En komen die ook allemaal uit Zeeland.
Jo zegt
Ik kom uit Zeeland, Zuid Beveland. Heel herkenbaar en dit wordt ook gebruikt wanneer men dialect spreekt. Bijvoorbeeld: Komme j’ ete?
Rian zegt
Herken het uit het zuid bevelands dialect van mijn moeder. Die vraagt bijvoorbeeld “wanneer komme je? “
E.E.C. Dees zegt
Herkenbaar uit de Bevelanden
Henk Wolf zegt
‘Je’ en verwante vormen (‘jou’, ‘jie’, ‘ie’ enz.) komen in allerlei regio’s met een meervoudspersoonsvorm (‘je wete(n)’, ‘je lope(n)’ enz.) voor. Ik ken zulke vormen onder meer uit de Friese stadsdialecten, het Stellingwerfs en het Gronings.
De gegeven voorbeelden zijn voor mij wel wat raar, omdat er ‘zijn’ wordt gebruikt. Die vorm komt niet voor in de dialecten die ik ken. De vormen die daar voorkomen, zijn ‘ben(ne(n))’ (met klinkervarianten als ‘bin’, ‘ban’ en ‘bun’). Op de Nederlandstalige Wikipediapagina over het Zeeuws ook ‘jie/ie/hie bin(ne)’ gebruikt. Ik kan me voorstellen dat mensen die ‘hoog’ willen praten het als dialectisch aangevoelde ‘bin(ne)’ door ‘zijn’ vervangen, zodat er een hypercorrect patroon ontstaat.
Wat misschien ook meespeelt, is dat veel dialecten dezelfde persoonsvormen voor het meervoud en voor bepaalde enkelvoudsvormen gebruiken. Op de Wikipediapagina staat: “Je maakt” wordt in het Zeeuws je maeke(n) of je maek” en er worden de vormen ‘ik bin(ne) en ‘je bin(ne)’ gegeven. Als het waar is wat er op de Wikipediapagina staat en het onderscheid tussen enkelvoudige en meervoudige persoonsvormen is echt zo onscherp in het Zeeuws, dan ligt een uniforme vervanging van ‘bin(ne)’ door ‘zijn’ bij een registerwisseling nog meer voor de hand.
Robert Kruzdlo zegt
Niet meer Google maar in Zeeland op werk/vakantie gaan. Ik heb 5 jaar in Domburg gewoond gelukkig een kunstzinnig dorp (Mondriaan, Toorop etc.) maar 5 kilometer verderop spreken ze weer anders. Taaltollen in Zeeland, ken je dat?
christiaan hemelaer zegt
In Vlaanderen, vooral in wat je als Brabantse dialecten zou kunnen omschrijven (lijkt me), heb je een combinatie van ‘zijn’ en ‘gaan’ met ‘ik’; met ‘je’ heb ik nog niet gehoord of gezien. Maar courant is bijvoorbeeld: ‘Kom je nog? ‘K zijn (d’) er al.’ of zinnetjes als : ‘ Daar gaan ‘k ne meer naartoe… ‘K zijn d’er al geweest.’
Neel de Boer zegt
ook op Walchren is dit in het dialect heel gebruikelijk..