Op school hadden we vroeger een lesmethode voor het literatuuronderwijs die Een wereld in woorden heette – een schrijver bouwde een wereld op door woorden te gebruiken. Maar wat is dat voor wereld? Wat is er precies waar in een wereld die iemand maakt door erover te vertellen en wat niet? Kan dat eigenlijk wel, een ‘wereld’ maken in woorden?
Je zou om te beginnen kunnen denken dat voor een roman min of meer waar is wat Wittgenstein in zijn Tractatus Logico-Filosoficus wilde zeggen voor de hele wereld: een roman bestaat uit een verzameling zinnen en daarmee een verzameling beweringen. Wat waar is in die romanwereld, dat zijn precies die beweringen, niets meer of niet minder.
Maar als je daarover een beetje nadenkt, besef je al snel dat dit niet kan kloppen. In een roman worden evengoed als in een gewone conversatie voortdurend allerlei zaken onuitgesproken gelaten waarvan je toch veronderstelt dat ze waar zijn. Zo zal iedere lezer van De donkere kamer van Damokles aannemen dat het personage Dorbeck twee neusgaten heeft, ook al worden over de hoeveelheid neusgaten van dat personage in de roman nergens uitspraken gedaan. We gaan ervan uit dat als er in een verhaal niet expliciet wordt vermeld dat iets in de fictieve wereld anders is, dat het dan wel hetzelfde zal zijn als in de wereld buiten het verhaal. Generatie wordt dat verrijken van de romanwerkelijkheid met wat we weten over de ‘gewone’ werkelijkheid wel genoemd.
Redelijk
In een nieuw artikel in Linguistics and Philosophy onderscheidt de Zweedse filosoof Andreas Stokke drie niveaus van fictionele waarheid: de expliciete inhoud (‘explicit content’), het fictieve verslag (‘fictional record’) en de fictieve waarheid (‘fictional truth’). Om de drieslag de demonstreren, gebruikt hij onder andere een passage uit een roman van Agatha Christie (The Murder of Roger Ackroyd):
[…] De telefoon ging in de gang beneden. […]
Ik rende de trap af en nam de hoorn op.
“Wat?” zei ik. “Wat? Zeker, ik kom meteen.”
Ik rende naar boven, pakte mijn tas en deed er wat extra kleren in.
“Parker aan de lijn”, schreeuwde ik naar Caroline, “vanuit Fernly. Ze hebben net ontdekt dat Roger Ackroyd vermoord is.”
Iedere lezer zal er hier vanuit gaan dat de verteller, Dr. Sheppard, in het telefoontje te horen heeft gekregen dat Roger Ackroyd vermoord is. Toch zegt hij dat nergens letterlijk, het is daarmee geen onderdeel van de expliciete inhoud van het verhaal. Ook blijkt aan het eind van de roman dat het niet ‘waar’ is binnen de romanwereld, het is dus ook geen onderdeel van de fictieve waarheid. Toch is het redelijk om te veronderstellen dat dit is wat Dr. Sheppard de lezer (en Caroline) wil laten geloven; dat hij wel degelijk zegt dat Parker hem aan de telefoon verteld heeft dat Ackroyd vermoord is. En daarmee is die laatste mededeling onderdeel van het fictieve verslag.
Verrijking
Waarom is dat zo redelijk? Ook buiten romans gaan we ervan uit dat als iemand zegt ‘Ik had net mijn ouders aan de telefoon. Ze komen morgen’, die persoon daarmee ook de mededeling doet dat die ouders zojuist aan de telefoon vertelden dat ze van plan waren morgen te komen. Het komt doordat we ervan uitgaan dat onze gesprekspartners zoals dat heet coöperatief zijn, dat ze bijvoorbeeld proberen een consistent verhaal te vertellen en dat ze dus niet willekeurige mededelingen achter elkaar aanslingeren, maar dat ze een verband tussen die mededelingen proberen te leggen. En het meest voor de hand liggende verband is in dit geval dat de tweede zin de inhoud geeft van het telefoongesprek uit de eerste zin.
Als een ander verband mogelijk is, kun je het ook anders interpreteren. Als ik zeg ‘Ik had net mijn ouders aan de telefoon. Ze snappen eindelijk hoe het werkt!’ is het helemaal niet noodzakelijk om aan te nemen dat de ouders aan de telefoon iets hebben gezegd over hun plotselinge inzicht in de techniek. Er is al een ander mogelijk verband, dat zich meer opdringt, namelijk dat ze nu konden bellen vanwege dat inzicht.
Huilen
Normaliter gaan we ervan uit dat vertellers in verhalen ook op deze manier coöperatief zijn. Op basis daarvan kunnen we de expliciete inhoud van een verhaal dus verrijken tot een fictief verslag, in dit geval met de bewering ‘Parker vertelde aan de telefoon dat Roger Ackroyd vermoord is”. Dat soort verrijking (‘importatie’) onderscheidt Stokke van generatie, omdat het niet gaat om kennis van hoe dingen normaliter in de wereld zijn, maar om hoe mensen normaliter communiceren over de wereld: importatie verrijkt de expliciete inhoud tot het fictief verslag, generatie het fictief verslag tot de fictieve waarheid.
Een verschil is dat de extra informatie over de fictieve wereld die je als lezer genereert uiteindelijk ook foutief kan blijken te zijn: op de laatste bladzijde van de roman wordt ineens gezinspeeld op Dorbecks derde neusgat, of het telefoontje had een heel andere inhoud dan Sheppard impliceert. Wat je importeert is daarentegen als het ware logisch waar, en kun je nauwelijks ontkennen, zelfs niet als romanschrijver. Je kunt niet echt volhouden dat Sheppard in bovenstaand fragment niet beweert dat Parker heeft gesproken over die moord. Of om een nog duidelijker voorbeeld te nemen: stel dat iemand in een verhaal zegt “Paula begon te huilen”. Uit die mededeling leiden we af (importeren we) dat Paula eerder niet huilde, ook al wordt dat niet expliciet gezegd. Een verhaalwereld waarin mensen beginnen te huilen terwijl ze al aan het huilen zijn, is eigenlijk ondenkbaar. In ieder geval heb je dan waarschijnlijk te maken met heel experimenteel proza, nauwelijks nog met klassieke fictie.
Overigens komt er in het ultrakorte fragment uit de roman van Agatha Christie natuurlijk ook een heleboel generatie kijken. Je gaat er bijvoorbeeld vanuit dat Dr. Sheppard zijn eigen kleren in die tas deed en niet die van zijn overleden grootmoeder, of dat de ‘hoorn’ die hij opnam behoorde tot de telefoon waarvan eerder is gezegd dat hij rinkelde. En zelfs om de importatie goed te begrijpen moet je ervan uitgaan dat Dr. Sheppard in een wereld leeft waarin het kennelijk normaal wordt gevonden dat mensen over de telefoon met elkaar praten en dat het dus logisch is dat je verslag uitbrengt van wat die mensen dan zeggen.
Laat een reactie achter