Met de verhuizing van Wopke Hoekstra (CDA) van de Eerste Kamer naar het kabinet-Rutte III moet de frequentie van het gebruik van het bijwoord zeer telbaar zijn toegenomen in de Tweede Kamer. In het eerste debat in de nieuwe samenstelling van eind maart 2021, het ging over de formatie, streepte ik een paar van die zeer-gevallen aan in de bijdragen van Hoekstra:
Dit bijwoordje zeer is typisch een vergaderwoord, in elk geval iets wat je op de basisschool nog niet zegt en op de middelbare school hooguit in een opstel gebruikt. Als ik het vaak door iemand gezegd hoor worden tijdens een debat, denk ik dat de spreker het heeft opgepikt in zijn studententijd; denk bij zeer aan Minerva. Zeer verstrekt aan de spreker een zeker gewicht althans hoogte en van die positie is hij zich bepaald (zou Luns zeggen of anders bepaaldelijk) bewust – nieuwe kamerleden, Caroline van der Plas en Sylvana Simons, zullen zich van het woord vast meer gaan bedienen na hun entree in ‘s lands Vergadertaal. Als dat niet zo is: chapeau!
Maar niet alleen Hoekstra heeft een plek in de eredivisie van zeer-sprekers, doe de minister-president geen onrecht door hem in dit opzicht te vergeten. Ook van hem streepte ik wat van die zeer-gevallen aan in dat eerste formatiedebat:
Wat is er vreemd aan dit onderstrepende zeer uit de mond van de leiders van dit wolkje van twee rechtse partijen? Ik bladerde terug naar de Handelingen van 26 september 1950 en noteerde vanaf het begin van die vergaderdag een poosje álle keren dat zeer genoteerd stond om een impressie te krijgen:
Je hoeft maar een beetje aan zinsontleding gedaan te hebben om het verschil tussen 1950 en 2021 te kunnen zien. Daarover in de volgende aflevering.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Siemon Reker.
Berthold van Maris zegt
Mij viel op dat Hoekstra als hij de pers te woord staat over bijvoorbeeld de problemen binnen het cda erg vaak het bijwoordje “echt” gebruikt. Heeft vast dezelfde functie.