In Nederlandse Woorden Wereldwijd (NWW) uit 2010 heb ik zoveel mogelijk Nederlandse leenwoorden in andere talen, zogenoemde uitleenwoorden, verzameld. Ik kwam op een aantal van 17.560 Nederlandse woorden die aan 138 talen zijn uitgeleend. De complete database hiervan staat op internet als Uitleenwoordenbank. De meeste Nederlandse woorden vond ik, niet verrassend, in talen gesproken in vroegere Nederlandse koloniën (Indonesische talen, Surinaamse talen, Papiaments), maar het aantal is ook substantieel in buurtalen (Fries, Engels, Frans, Duits).
De vraag is echter wat dit betekent: wat voor begrippen zijn overgenomen uit het Nederlands en gaat het daarbij om ‘basale’ begrippen, begrippen die behoren tot de basiswoordenschat van iedere taal, of om woorden in de periferie van de woordenschat: woorden met een specifieke betekenis en beperkt gebruik, bijvoorbeeld alleen binnen de wetenschap, ambtenarij of een bepaald jargon zoals de zeevaart of de landbouw?
World Loanword Database
Om die vraag te beantwoorden heb ik de gegevens uit NWW vergeleken met die in de World Loanword Database, die onder redactie van Martin Haspelmath en Uri Tadmor in 2009 beschikbaar is gekomen. De WOLD bestaat uit 1460 begrippen die zijn vertaald in 41 talen; bij ieder vertaald woord is toegevoegd of dit een leenwoord is of niet. De begrippen zijn gebaseerd op The Intercontinental Dictionary Series, die specifiek is opgezet om lexicale vergelijkingen tussen talen van over de hele wereld mogelijk te maken. De begrippen vormen samen dus de basiswoordenschat van talen. De opgestelde begrippenlijst is niet taal- of cultuurgebonden, en aanzienlijk uitgebreider dan de bekende lijst van circa tweehonderd begrippen van Morris Swadesh, waarvan het doel is historische verwantschappen tussen talen te achterhalen. De WOLD-begrippen zijn verdeeld over 24 semantische velden, zoals de natuur, het lichaam, voedsel en drank, kleding, het huis, landbouw, tijd, emotie, waarneming, taal, sociale relaties, oorlog, wet, geloof en de moderne wereld.
De 41 talen die zijn beschreven in de WOLD, zijn verspreid over alle continenten en behoren tot alle taalfamilies. Er zitten ook diverse inheemse talen bij in onder andere Afrika, Australië en de Amerika’s; met die talen heeft het Nederlands in het verleden meestal geen contact gehad. Van de 41 talen die in de WOLD, zijn beschreven, komen er tien óók voor in NWW: die tien talen bevatten dus Nederlandse leenwoorden. In Tabel 1 staan ze opgesomd; in de tweede kolom staat hoe groot het percentage leenwoorden in de WOLD is van alle begrippen in de genoemde taal (ongeacht de brontaal). De percentages leenwoorden blijken per taal aanmerkelijk te verschillen.
Taal | % leenwoorden in de WOLD |
Chinese | 1,2% |
Kali’na (Karaïbisch) | 14,0% |
Malagasi | 17,5% |
Swahili | 27,8% |
Indonesisch | 34,0% |
Japans | 34,9% |
Saramakkaans | 38,3% |
Engels | 41,0% |
Roemeens | 41,8% |
Tarifiyt Berber | 51,7% |
Tabel 1. Talen die zowel in Nederlandse Woorden Wereldwijd (NWW) als in de WOLD voorkomen
Een vergelijking
In Tabel 2 staat van de genoemde tien talen hoeveel Nederlandse leenwoorden ze bevatten in NWW en in de WOLD (via https://wold.clld.org/language/12#donor). Op basis van die twee gegevens kun je berekenen hoeveel procent van de uitleenwoorden behoren tot de basiswoordenschat en hoeveel tot de perifere woordenschat: het percentage dat behoort tot de basiswoordenschat staat gelijk aan het aantal leenwoorden uit de WOLD gedeeld door een honderdste (= 1 procent) van de Nederlandse uitleenwoorden uit NWW; de overige uitleenwoorden uit NWW behoren per definitie tot de perifere woordenschat. De twee percentages zijn ingevuld in de vierde en vijfde kolom van Tabel 2.
Taal | Aantal Nederlandse uitleen-woorden NWW | Aantal Nederlandse leenwoorden WOLD | % uitleen-woorden behorend tot basiswoordenschat | % uitleen-woorden in de perifere woordenschat |
Indonesisch | 5560 | 139 | 2,5 | 97,5 |
Engels | 1294 | 22 | 1,7 | 98,3 |
Japans | 425 | 8 | 1,9 | 98,1 |
Saramakkaans | 344 | 148 | 43,0 | 57,0 |
Karaïbisch | 54 | 5 | 9,3 | 90,7 |
Tarifit Berber | 8 | 1 | 12,5 | 87,5 |
Roemeens | 7 | 0 | 0 | 100 |
Chinees | 2 | 0 | 0 | 100 |
Swahili | 2 | 0 | 0 | 100 |
Malagasi | 1 | 1 | 100 | 0 |
Tabel 2. Hoeveelheid Nederlandse leenwoorden in Nederlandse Woorden Wereldwijd (NWW) en in de WOLD, en percentages basiswoordenschat en perifere woordenschat
De top 5
Uit NWW blijkt dat van alle talen het Indonesisch verreweg de meeste Nederlandse uitleenwoorden bevat. Uit de WOLD-gegevens blijkt dat daarvan slechts 2,5 procent tot de basiswoordenschat behoort (zoals dokter, glas, oven en pan). Hoewel in het Engels ongeveer driemaal zoveel Nederlandse uitleenwoorden zijn terechtgekomen als in het Japans, liggen de percentages die daarvan tot de basiswoordenschat behoren, dicht bij elkaar: 1,7 respectievelijk 1,9 procent, en dat ligt ook niet heel ver af van het percentage van 2,5 in het Indonesisch.
Heel anders staat dat met het Saramakkaans. Het Saramakkaans is een creooltaal die wordt gesproken in Suriname en die is gebaseerd op Engels en/of Portugees. Van de Nederlandse leenwoorden in het Saramakkaans behoort maar liefst 43 procent tot de basiswoordenschat (denk aan hark, kaas, tand, wolk en zee). Daarbij is het interessant om erop te wijzen dat volgens de WOLD het totale percentage leenwoorden in de basiswoordenschat van het Engels, Japans, Indonesisch en Saramakkaans ongeveer gelijk is en ligt rond de 36 procent (zie Tabel 1). Alleen voor het Saramakkaans geldt dat het Nederlands een groot deel, bijna de helft, van die 38 procent leenwoorden levert: bij de andere talen is het aandeel Nederlandse woorden zeer beperkt.
Een tussenpositie wordt ingenomen door het Karaïbisch (in de WOLD Kali’na genoemd): dit is een inheemse taal uit Suriname die al werd gesproken voordat Europeanen zich in Suriname vestigden. Het percentage Nederlandse leenwoorden in deze taal is 9,3 – veel lager dan in het Saramakkaans, maar aanzienlijk hoger dan in het Engels, Indonesisch en Japans. De WOLD noemt als vijf Nederlandse uitleenwoorden in het Karaïbisch amandel, brandewijn, hark, pijp en spiegel.
Top 6 tot en met 10
Over de vijf talen met het minste aantal Nederlandse leenwoorden vallen weinig conclusies te trekken, doordat het aantal woorden in zowel NWW als de WOLD zeer gering is. De basiswoordenschat uit de WOLD bevat voor Roemeens, Chinees en Swahili geen enkel Nederlands leenwoord, dus de paar Nederlandse uitleenwoorden uit NWW behoren allemaal tot de perifere woordenschat. Het gaat voor het Roemeens om de uitleenwoorden atlas, flenter (> Roemeens fleand(u)ră ‘gescheurd kledingstuk, vod’), inpolderen, jacht, mops, polder en Vlaams ( > Roemeens felendreş ‘fijne stof uit Vlaanderen’). In het Swahili zijn pas op en Vlisco als stofnaam geleend. In het Chinees tot slot zijn pacht en akker als oppervlaktemaat direct uit het Nederlands geleend, maar die komen alleen voor in het Taiwanese Hokkien en niet in het Mandarijnen-Chinees van de WOLD.
Voor het Malagasi en het Tarifit (of Riffijns) Berber bevat de basiswoordenschat uit de WOLD één Nederlands leenwoord: voor het op Madagaskar gesproken Malagasi is dat ook het enige Nederlandse uitleenwoord; het gaat om (wind)buks. Voor het Tarifit Berber gaat het om thee. Daarnaast vermeldt NWW nog zeven andere uitleenwoorden in het Tarifit Berber die allemaal slechts lokaal bekend zijn: de oude leenwoorden konijn en schipper, en de jonge leenwoorden asbak, illegaal, kast, lief(je) en schoonmaak, die zijn geïntroduceerd door Marokkanen die vanaf de jaren zeventig in Nederland werkten en remigreerden.
Conclusie
Je zou verwachten dat het percentage Nederlandse leenwoorden in de basiswoordenschat gerelateerd is aan het totale aantal Nederlandse leenwoorden in een taal, dus hoe meer Nederlandse leenwoorden een taal heeft overgenomen, des te meer er in de basiswoordenschat zitten. De hoeveelheid leenwoorden zegt immers iets over de mate en intensiteit van het taalcontact. Toch blijkt die verwachting niet uit te komen: het percentage Nederlandse leenwoorden in de Indonesische, Engelse en Japanse basiswoordenschat is vergelijkbaar en laag, terwijl het totale aantal leenwoorden sterk verschilt en in het Indonesisch zeer groot is, meer dan 5500. De meeste Nederlandse leenwoorden behoren dus tot de perifere woordenschat.
Een uitzondering vormen het Saramakkaans en in iets mindere mate het Karaïbisch. Hoewel het aantal Nederlandse leenwoorden in beide talen relatief beperkt is, behoren die wel vaker tot de basiswoordenschat. De verschillen in percentage moeten wel teruggaan op sociolinguïstische omstandigheden: Saramakkaans en Karaïbisch worden gesproken in de meertalige Surinaamse samenleving waar ook Nederlands en Sranantongo (met veel Nederlandse leenwoorden) een belangrijke rol spelen, en waar Nederlands in het onderwijs en bij de overheid een dominante positie bekleedt. In die multiculturele context zijn Nederlandse leenwoorden onderdeel geworden van de basiswoordenschat van het Saramakkaans en Karaïbisch – wellicht ook van het Sranantongo, maar die taal ontbreekt helaas in de WOLD. Zo’n positie nam het Nederlands niet in tegenover het Engels, en evenmin tegenover het Indonesisch en Japans: in Indonesië en Japan kende slechts een kleine bovenlaag van de bevolking Nederlands en het Nederlands speelde in de rest van de maatschappij slechts een geringe rol. Vandaar dat de meeste Nederlandse leenwoorden in die talen perifeer bleven.
Laat een reactie achter