Onbegrip begrepen
40 taalfilosofische gesprekken over communicatie (deel 27)
– Nu dan eindelijk jouw voorbeelden van miscommunicatie in alledaags taalgebruik.
– Ja, ik heb wat verzameld! Ze lijken heel gezocht. Maar ze zijn mij allemaal echt overkomen. Ik heb ze steeds direct na de gesprekjes zo goed mogelijk genoteerd of samengevat.
– Oké, ga je gang.
– Ik zat een keer in de auto, op de achterbank, met vóór mij ook iemand naast de bestuurder. Ik ben A, en die andere persoon is B. En ik was verkouden.
A Liggen er voorin nog zakdoekjes?
B Even kijken … Nee sorry.
– Bij aankomst zie ik toevallig dat er in het rechter voorportier wel zakdoekjes liggen, en ik raak wat geïrriteerd. En toen ging het ongeveer als volgt verder:
A En ik vroeg je nog of er voorin zakdoekjes lagen!
B Maar ze lagen er niet! Kijk maar, het voorvakje is leeg.
A O nee, en hier dan, bij jou in het portier.
B Ja, maar dat vroeg je niet.
A Jawel! Ik vroeg toch ‘voorin’!
B Oh, nou ik dacht alleen aan het voorvakje.
– Ja, natuurlijk kan ik jou gemakkelijk gelijk geven, en B nonchalance verwijten in het zoeken naar zakdoekjes. Maar kijk eens naar het taalgebruik.
– Dan moet je me wel even helpen.
– Nou, vanuit B, die voorin zit, is alleen het dashboardkastje ‘voorin’. Maar voor jou, op de achterbank, is ook het portier náást B ‘voorin’. Het hangt er maar vanaf wat je perspectief is. We kennen dit ook in andere plaatsaanduidingen, bijvoorbeeld als een gespreksleider vóór een publiek de personen links en rechts van hem wil voorstellen: ‘Hier aan mijn linkerhand, voor u rechts, zit onze collega …’
– Dus jij zegt dat ik alleen vanuit mijzelf redeneer? Goed, maar dan nu een heel ander voorbeeld, van communicatie via appjes. Mijn collega A appte mij over een werkafspraak. Ik ben hier B.
A Kun jij volgende week ook op vrijdag werken?
B Nee sorry. Maar wel op zaterdag, rond 13 uur. Kan dat ook?
A Het is erg druk. Kun jij ook op donderdagmiddag?
B Oké. Tot 15.30 uur.
A Jammer dan. Dat is de moeite niet. Je weet dat we om 17 uur sluiten.
B Maar ik doe toch een aanbod?
A Nee, jij zegt eigenlijk dat je niet kunt!
B Nee, ik bedoelde dat ik om 15.30 uur weg moet.
A Maar je zei dat je pas om 15.30 uur zou kunnen!
B Nee, dat zei ik niet. Ik zei tót 15.30 uur.
– Hier is het misverstand gemakkelijk aan te wijzen. Dat is jouw‘Oké. Tot 15.30 uur.’
– Is dat zo? Ik bedoelde te zeggen dat ik om halfvier weg moet. Maar er kan dan nog wel een periode van tweeëneenhalf uur gewerkt worden. Ik had toch een redelijk aanbod?
– Je hebt dan niet door dat jouw formulering verkeerd kan worden opgevat.
– Hoe dan?
– Nou, dat jij pas om halfvier kunt beginnen, en dat jij dus nogal weigerachtig overkomt. En inderdaad, een periode van anderhalf uur kun je nauwelijks een middag noemen. Natuurlijk was er geen misverstand geweest als jij had geappt: ‘Oké. Maar ik moet wel om 15.30 weg.’ Maar dat is achteraf geredeneerd.
– Dus jij zegt dat dit conflictje eigenlijk gaat over mijn aanbod dat als weigering wordt opgevat?
– Ja, en dat conflictje is te herleiden tot de verschillende betekenissen van tot in combinatie met een tijdsaanduiding. Jij doet vanuit jouw ‘definitie’ een aanbod (‘Ik kan tot 15.30 uur werken’), en begrijpt daardoor niet dat je collega A het aanbod zó kan begrijpen dat het eigenlijk geen aanbod is (‘Ik zie je morgen om 15.30 uur’). Dat is de diepere oorzaak van dit misverstand.
– Dus, eigenlijk geef je mij de schuld van deze miscommunicatie!
– Haha, dat heb je mij niet horen zeggen. Ik wil alleen maar dit zeggen: interpretatie vindt – vaak ongemerkt – altijd plaats vanuit het eigen perspectief, ook als het om eenvoudige woordje gaat zoals voorin of om een tijdsbepaling. En dat kan helaas ook niet anders, want we zijn allemaal in zeker zin een beetje autistisch in communicatie.
– Nou, misschien heb ik in een volgend gesprek meer succes met mijn voorbeelden.
Deze serie verschijnt op maandag, donderdag en zaterdag in de zomermaanden. Commentaar is uiteraard bijzonder welkom. Reacties worden verwerkt in een mogelijk vervolg op deze serie
Robert Kruzdlo zegt
Dit gaat niet over taal, maar over “conflictverdelgen”. Een mens is nu eenmaal een dier met de gave zijn anderszijn te evoceren in een conflict. Maar of hij of zij (Hzij of Zhij) daar iets aan kan veranderen…: Nee. (Neem het conflict Camus-Sartre.) Ik lees Rimbaud of Raymond Radiguet, Isidore Ducasse, Thomas Chatterton, enzovoorts om in conflict te blijven. Taal botst.
Patricia Bouwhuis-Ooyevaar zegt
“… dat heb je mij niet horen zeggen” is precies de kern van de zaak. Zo worden er ook dikwijls twee vragen in één zin gesteld. Maar toch… autistisch in communicatie? Misschien was ‘onduidelijk in communicatie’ beter geweest. Bij het woord ’taalautist’ denk ik aan mijn zoon, die vloeiend acht vreemde talen spreekt en wiens ervaringen met miscommunicatie veelal de inspiratie zijn geweest voor mijn stripverhalen over autisme. Het blijft lastig.