Onbegrip begrepen
40 taalfilosofische gesprekken over communicatie (deel 21)
– Ben je een beetje bekomen van het vorige gesprek? Dat stamelen over benoemen wat onbenoembaar is?
– Een beetje. Wat ik ervan heb over gehouden is dat als je een woord kiest om iets te benoemen, je geen ander woord meer kunt kiezen.
– Dat is toch wat mager. Het gaat er ook om dat vaak geen enkele keuze helemaal voldoet, maar dat je dan wel gevangen blijft in dat ene woord. Jij zegt toch steeds dat taal maar een gebrekkig instrument is?
– Dat is waar, maar heb je dan nu misschien een gemakkelijker onderwerp?
– Ik denk van wel. Ik begin met een citaat van de eerste hoogleraar Algemene Taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, Anton Reichling. Hij ging in 1968 met emeritaat. Zijn naam is wat in de vergetelheid geraakt door de invloed van Chomsky in de taalwetenschap. Maar hij schreef een indrukwekkende dissertatie onder de titel Het Woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruik.
– Gaan we het nu hebben over woordwetenschap?
– Nee, we nemen alleen de derde stelling bij zijn proefschrift. Die luidt zo:
Het denken dat zijn formulering zoekt, heeft zich altijd te wachten voor het gevaar zich aan de te gebruiken betekenis te verkopen.
– Begrijp ik het goed dat dit eigenlijk slaat op een vorige gesprek, namelijk op mijn voorbeeld dat ik mijn nichtje brutaal, vrijmoedig, vrijpostig of eigenwijs kan noemen? En dan de gevolgen van mijn woordkeus: als ik haar brutaal noem, dan verdwijnen de eigenschappen van de andere woorden naar de achtergrond.
– Ja, maar er is nog iets. Het proces van betekenisgeving is nóg ingewikkelder. Want het gaat, zoals deze stelling zegt, om ‘de te gebruiken betekenis’. Immers, je kiest een woord niet zomaar om iets te beschrijven, maar juist om te gebruiken in de communicatie.
– Ja, maar dat deed ik toch ook in het mijn voorbeeld over mijn nichtje?
– Nee, tot nu toe hebben we het erover gehad of jij voor jezelf een woord als brutaal de lading vond dekken. Maar welke garantie heb je dat een ander precies dezelfde betekenisaspecten en gevoelens heeft bij het woord brutaal als jij? Misschien denkt die ander wel veel negatiever of positiever over brutaal. Dus als jij het hebt over de gebrekkigheid van taal in communicatie, dan lijkt het me vooral hierover te gaan. En met jouw opmerking sta je trouwens niet alleen.
– Ah, verklaar je nader.
– Ook romanschrijvers, woordkunstenaars en dichters zuchten vaak onder deze gebrekkigheid. Hier wat voorbeelden.
Man verliert sich, wenn man spricht.
Pascal Mercier, Der Klavierstimmer, 2000:180
– Dat klinkt wel heftig. Is het echt zo erg? Ik verlies mij toch niet als ik spreek. En ik mag toch hopen dat ik wel iets van de bedoelde betekenis overbreng.
– Nog een ander citaat dan:
The true things are too big or too small, or in any case always the wrong size to fit the template called language.
Jeanette Winterson, Lighthousekeeping, 2004:135
– Oké, misschien klopt dat als je ‘true things’ opvat als de zaken die er echt toe doen, dus liefde, woede enzovoort. Maar voor eenvoudige woordjes als tafel of ik geldt dat toch niet.
– O. En wat dan als je zegt: ‘Gebruik deze tafel maar als stoel’? En wat zeg je als je ik zegt? Nog eentje dan:
Ik wil het niet benoemen. Als je iets benoemt, dan krijgt het een plek. Dan hoort het ergens bij. Dan is het een categorie. Een vakje, jullie willen altijd iedereen ergens in stoppen.
Alex Boogers, Onder een hemel van sproeten, 2017:199
– Ja, maar het moet toch ook een plek krijgen! Gesteld dat ik met vage klachten over sombere gevoelens naar een therapeut ga, en die therapeut zegt dat ik eigenlijk een burn-out heb, dan is dat toch op een of andere manier ook een opluchting, dat ik werkelijk iets heb. Dan hoor ik in een vakje.
– Dat mag zo zijn. Maar de stelling waarmee dit gesprek begon, zegt nu juist, dat je je niet te snel in een vakje moet laten stoppen, dat je je niet moet verkopen aan een label als ‘burn-out’. Er is altijd meer dan de betekenis van dat ene woord dat je kiest. Altijd bestaat het gevaar om je aan de te gebruiken betekenis te verkopen.
Deze serie verschijnt op maandag, donderdag en zaterdag in de zomermaanden. Commentaar is uiteraard bijzonder welkom. Reacties worden verwerkt in een mogelijk vervolg op deze serie
Ina A. Tanahatoe-Siepman zegt
L.S.
De taalfilosofische gesprekken van gisteren (Het onbenoembare benoemen?) en vandaag (Jezelf verkopen aan woorden) brengen mij de roman ‘De paradox van geluk’ (2018) van Aminatta Forna in gedachten. Mijns inziens is zij er in geslaagd het onbenoembare in woorden te vatten en geen enkel mens in haar boek ‘in een vakje te stoppen’.
De roman (oorspronkelijke titel ‘Happiness’) is heel mooi vertaald door Aleid van Eekelen-Benders en Marielle Duindam. Zij slaagden er in (ook weer mijns inziens) het ‘numineuze’ en het ‘ingenium’ van elk mens te behouden. Dank voor de mooie gesprekken!