Onbegrip begrepen 40 taalfilosofische gesprekken over communicatie (deel 24)
– Onze drie vorige gesprekken gingen over woorden en betekenissen. En wat ik daaruit in elk geval overhoud, is dat woorden betekenis krijgen in het gebruik. Niet omdat ik er mijn betekenis in stop, maar omdat die betekenis gedeeld wordt met een ander.
– Ja, mooi gezegd. Dat doet denken aan een Latijnse spreuk verba valent usu: ‘woorden krijgen hun waarde in gebruik’.
– Misschien moet je dit toch nog even voor mij toelichten met voorbeelden, want we hadden het steeds over ‘betekenis’. Wat zegt die spreuk daarover?
– Deze spreuk bevat twee visies op de relatie tussen woord en betekenis. Ik ga eerst van woord naar betekenis. Het kan je wel verbazen dat een woord een bepaalde betekenis heeft, maar het gebruik bepaalt de betekenis. Dus val er niet over dat iemand het woord overhemd gebruikt, ook als hij er geen hemd onder draagt. Taal en logica verdragen elkaar niet, omdat taal in gebruik tot stand komt.
– Goed, dus ik mag niet meer zeggen dat ‘Ik dacht’ voor ‘Ik denk’ fout is, omdat je het dan nu niet meer denkt.
– Inderdaad. En nu ga ik van betekenis naar woord. Je kunt een bepaalde betekenis niet in een bepaald woord dwingen, want je hebt geen macht over het gebruik ervan. Je kunt het onjuist vinden dat het woord gastarbeider niet even positief is als gastdocent, maar taalgebruik trekt zich weinig aan van particuliere meningen.
– Maar ik mag het toch wel fout vinden dat bijvoorbeeld de betekenis van zich ergeren overgaat op zich irriteren?
– Natuurlijk, daaraan kun ‘je je’ zelfs irriteren. Oordelen staat vrij. Maar taalgebruik trekt zich weinig aan van particuliere ergernissen.
– Dus moet ik alle nieuwe relaties tussen woorden en betekenissen maar goedkeuren?
– Waarom zou jíj die moeten goedkeuren?
– Nou, laten we maar op een ander onderwerp overgaan. Anders krijgen we misschien een discussie over taalregels in plaats van een taalfilosofisch gesprek.
– Ja graag. Want er is nog iets heel anders aan de hand met de waarde van woorden in gebruik. En ook daartegen lijkt weinig te doen.
– Dit wordt wel een fatalistisch gesprek, zeg.
– Haha, nee, dat valt wel mee. Het gaat het om het volgende: hoe vaker je een woord gebruikt, hoe meer er van de betekenis ‘afslijpt’. Dit zie je heel duidelijk aan stopwoordjes. Als je het woordje dus vaak gebruikt, verliest het bijna alle betekenis.
– Ja, dat ken ik. Je ziet het ook aan clichés. De eerste keer dat je van je manager hoorde dat je bij het oplossen van problemen altijd direct kunt beginnen met het laaghangend fruit, riep dat een mooi beeld op. Nu is het een cliché geworden.
– Die Latijnse spreuk, verba valent usu, over woorden die in gebruik hun waarde krijgen, lijkt dus een tegenhanger te hebben: in taalgebruik kunnen woorden ook hun waarde verliezen. In pseudo-Latijn kan dat ook mooi kort: verba devalent usu.
– En hoe zou dat dan komen?
– Neem jouw voorbeeld van clichés. Je zou het je als volgt kunnen voorstellen. Een woord heeft een bepaalde energie, een bepaald voltage, maar gaandeweg het gebruik neemt de energie af, wordt het voltage lager. Of in termen van temperatuur: een woord met hoge temperatuur wordt gaandeweg lauw. En als zo’n woord eenmaal lauw is, dan krijg je de temperatuur ervan niet omhoog door er extra energie in te stoppen. Daarom krijg je nu gefronste wenkbrauwen in een vergadering als iemand over laaghangend fruit spreekt.
– Waarom begin je nu over voltage en temperatuur? Ik vind dat verwarrende metaforen.
– Ik ga nog verder. Ik denk dat we in taal pas goed kunnen communiceren wanneer we weten dat taalgebruik ook onderhevig is aan een vorm van entropie, aan een vervalproces van betekeniswaarde.
– Toe maar! Je wilt het hebben over entropie. Je haalt het wel van ver in onze gesprekken. Eerst dualiteit en non-dualiteit, toen de relativiteitstheorie, daarna de onzekerheidsrelatie van Heisenberg, en nu weer zo’n vreemde associatie!
– Zet je schrap de volgende keer.
Deze serie verschijnt op maandag, donderdag en zaterdag in de zomermaanden. Commentaar is uiteraard bijzonder welkom. Reacties worden verwerkt in een mogelijk vervolg op deze serie
Henk Bressers zegt
Ik vind de slijtage van een woord of betekenisverandering (overhemd) van een andere orde dan fouten als gevolg van slordigheid zoals ik irriteer me en ik besef me of het weglaten van de uitgangs-t bij de tweede persoon: doe wat je wil. In de laatste gevallen gaat het om afbraak van de structuur die wij allen nodig hebben. Indien je: kan gebruikt voor kunt, kan zelfs de betekenis verspringen: dat paard kan je trappen. En waarom accepteren wij wel u heeft i.p.v. hebt, maar niet u is i.p.v. bent? enz. enz.