Het woord oogst gaat terug op hetzelfde woord als augustus: de Latijnse naam Augustus. In dit artikel vertel ik hoe dat precies zit. Je komt ook te weten wat het woord herfst, het Engelse to earn en het Friese earnje met dit thema te maken hebben. Verder maken we wat korte uitstapjes naar een aantal dialecten.
Van Augustus …
De Romeinse kalender begon aanvankelijk in maart: de eerste maand was mēnsis Mārtius. Daarop volgden mēnsis Aprīlis, mēnsis Maius en mēnsis Iūnius. Al deze namen waren naar goden vernoemd: respectievelijk Mārs, (waarschijnlijk) Aphrodītē, Maia en Iūnō. De maanden die volgden, hadden saaiere namen. De vijfde maand was bijvoorbeeld mēnsis Quīntīlis (van quīntus ‘vijfde’) en de zesde mēnsis Sextīlis (van sextus ‘zesde’).
In 44 v.C. kwam daar verandering in. Ter ere van dictator Gāius Iūlius Caesar werd de vijfde maand mēnsis Iūlius genoemd. Het was namelijk zijn geboortemaand. Van deze Caesar komt onze huidige naam juli.
De zesde maand kreeg in 8 v.C. de naam mēnsis Augustus. Ook dat werd gedaan voor de eer: Augustus, letterlijk ‘de verhevene’, was de bijnaam van Gāius Iūlius Caesar Octāviānus, de aangenomen zoon van de eerder genoemde Caesar. In 27 v.C. greep hij de macht in het Romeinse Rijk en werd hij de eerste Romeinse keizer.
… tot oogst
Het verhaal zou nu al klaar zijn als ik zou zeggen dat onze maandnaam augustus van het Latijnse mēnsis Augustus komt. Gelukkig is er meer te vertellen. Aan de huidige maandnaam augustus is namelijk heel wat voorafgegaan.
Lang geleden werd de naam overgenomen uit het Latijn. In het Nederlands heeft hij zich door de eeuwen heen ontwikkeld tot de vorm oogst. Maar wat heeft oogst met augustus te maken? En hoe is het woord zo van vorm veranderd?
Al in het Germaans
We beginnen met de vorm. Oogst is een vroege ontlening van augustus. Het woord is ontleend toen we in onze streek nog Germaans spraken. Kunnen we dat taalhistorisch bewijzen? Jazeker, op twee manieren.1
Ten eerste ligt de klemtoon in oogst op de oo die uit de Latijnse au is ontstaan, terwijl hij in het Latijn nog op de tweede lettergreep lag: augustus. De klemtoon op de eerste lettergreep was typisch voor het Germaans. Het was zo’n onwrikbare regel dat zelfs leenwoorden de Germaanse klemtoon kregen: augustus werd in het West-Germaans *august. Dat werd later via ooghest2 het huidige woord oogst.
Woorden die pas in latere taalfases werden ontleend, bijvoorbeeld in het Middelnederlands, behielden daarentegen hun oorspronkelijke klemtoon. Zo werd het Franse biscuit overgenomen als biscuut, het huidige beschuit. Was augustus pas in het Middelnederlands overgenomen, dan was de klemtoon dus op de tweede lettergreep blijven liggen.
Noot | De Germaanse klemtoon op de eerste lettergreep
Andere Latijnse woorden die door de Germanen overgenomen werden en een Germaanse klemtoon kregen, waren *cocina, *ceresia, *scutella en *butiru (in het klassieke Latijn coquīna, cerasium, scutella en būtӯrum). Ze veranderden in keuken, kers, schotel en boter - alle vier met de klemtoon op de eerste lettergreep.
Vergelijk het met het huidige Frans, dat ook zo'n onwrikbare klemtoonregel heeft. De Engelse leenwoorden weekend en camping worden in het Frans bijvoorbeeld uitgesproken als weekend en camping doordat in het Frans de klemtoon altijd op de laatste lettergreep valt. Daar veranderen Engelse leenwoorden niets aan, net zoals Latijnse leenwoorden niets aan de Germaanse klemtoonregel veranderden.
Het tweede argument voor de vroege ontlening van augustus is dat de geleende Latijnse au zich later precies zo heeft ontwikkeld als de Germaanse *au.
De Germaanse *au was in het Oudnederlands al in een lange ō veranderd. *Hlaupan was bijvoorbeeld (h)lōpan geworden. In het Middelnederlands werd dat vervolgens loopen. Op dezelfde manier werd *august door de eeuwen heen het Middelnederlandse ooghest. Was augustus ná de Germaanse periode ontleend, in het Oud- of Middelnederlands, dan was zijn au geen oo meer geworden. Het woord had dan namelijk niet meer mee kunnen doen met de verandering van *au in ō, want die was toen al ‘uitgewerkt’.
Noot | Nog meer bewijs in de dialecten
De Middelnederlandse oo van loopen en ooghest stond voor een tweeklank die moet hebben geklonken als iets als [oə], wat lijkt op wat je in bingoën hoort. In het Standaardnederlands is die tweeklank later samengevallen met de 'normale' oo van bijvoorbeeld bogen.
In veel dialecten in Nederland en België is de Middelnederlandse tweeklank daarentegen gebleven, en die verschilt dus van de 'normale' oo. Zo zijn de West-Germaanse woorden *hlaupan, *baum en *augā in een groot deel van de Brabantse dialecten veranderd in /loeëpe/, /boeëm/ en /oeëg/ (een benadering in ons spellingssysteem; de precieze klank verschilt per dialect), terwijl bijvoorbeeld *bogō gewoon boog werd, met de 'normale' oo.
Het Germaanse leenwoord *august zou in die Brabantse dialecten dus ook zo'n /oeë/ moeten hebben - en jawel, die heeft het: /oeëgst/.
In dialecten waarin de *au in een ou veranderde, ontwikkelde die ou zich ook in de nazaat van *august. Het Maastrichts heeft bijvoorbeeld ougs, net als loupe, boum en oug - tegenover onder andere baog 'boog'.
Van maandnaam tot pluktijd
Augustus is dus in oogst veranderd, maar wat heeft een maandnaam te maken met de productie op het land?
Oorspronkelijk was oogst niet meer dan de maandnaam. Het Middelnederlandse talfoechst ‘te halfoogst’ betekende bijvoorbeeld ‘op 15 augustus’. Maar doordat augustus de maand was waarin de gewassen werden geplukt, was oogst ook ‘pluktijd’ gaan betekenen, en vervolgens ‘de handeling van het oogsten’, ‘het te oogsten gewas’ en ‘de opbrengst van het oogsten’.
Later werd in de kanselarijtaal het Latijnse woord augustus opnieuw overgenomen. Dat late leenwoord heeft uiteindelijk de overhand gekregen en verdrong oogst als maandnaam.
Noot | Oest in de dialecten In bepaalde dialecten, zoals het West-Vlaams, is het woord voor 'oogst' oest en is '15 augustus' zelfs nog (h)alfoest. Oest is niet ontstaan uit ooghest. Het komt van het Oudfranse aoust (spreek uit: /a-oest/; IPA [a.ust]), dat uit het Proto-Romaanse *agọsto was ontstaan, waar ook It., Sp. en Po. agosto vandaan komt. In het Middelnederlands werd het leenwoord gespeld als oust, maar die spelling stond gewoon voor /oest/ [uːst]. Het woord is aan het Oudfrans ontleend toen de [s] van aoust nog werd uitgesproken. In het late Oudfrans verdween die [s]. Uiteindelijk hield het Frans août over - heel veel letters voor een woord dat uitgesproken wordt als /oet/ of zelfs als /oe/ (IPA [u(t)].
Wat was er vóór oogst en augustus?
Hadden we vóór de komst van het Latijnse leenwoord ook een eigen woord voor de maand? Jazeker: in het Middelnederlands bestond het zelfs nog als arenmaent. Daarin zat het woord aren (ook aangetroffen als aern, arn). Het was afkomstig van het Proto-Germaanse *az(a)niz, dat ‘oogst’ én ‘zomer’ betekende – weer een link tussen de zomer en het oogsten. Arenmaent betekende dus ‘oogstmaand’ en het is niet gek dat ook ooghest een aan de oogst gerelateerde betekenis kreeg.
Noot | Geen aar
Het Middelnederlandse woord aren heeft ondanks het gedeelde gewassenthema niets met de aar van bijvoorbeeld tarwe te maken. Dat woord aar komt namelijk van *ahaz (meervoud *ahizō).
To earn
Een afleiding van aren was arenen (naast aernen, arnen) ‘oogsten’. De Friese evenknie is earnje en de Engelse is to earn. To earn is pas later ‘verdienen’ gaan betekenen. Bedenk dat verdienen het oogsten van de opbrengsten van je inspanningen is.
Oogsten in de herfst
Er is nóg een naam voor een periode in het jaar die iets met oogsten te maken heeft. Het Nederlandse herfst, het Fries hjerst en het Duitse Herbst komen namelijk van het Proto-Germaanse *harbistaz ≈ /char-wies-taz/, dat ‘oogsttijd’ moet hebben betekend. In onze streken werd er tot in het najaar geoogst.
In onder andere het Nederlands, Fries en Duits kreeg het woord de betekenis ‘najaar’, maar in de standaardvariëteit van het Engels juist ‘oogst’: *harbistaz werd harvest. Het Oudengelse *hærfest de æ als in En. bat; de f als [v] had de betekenis ‘najaar’ nog, maar die is alleen in bepaalde dialecten bewaard gebleven.
*Harbistaz kwam zelf van een Proto-Indo-Europese woordstam die ‘plukken’ betekende: *kerp-. Van die wortel komt ook het Latijnse werkwoord carpere, dat wij kennen van het spreekwoord carpe diem ‘pluk de dag’.
Noot | Carpe diem
Carpe diem is maar een fragment van een langere Latijnse uitspraak:
Carpe diem quam minimum crēdula posterō
'Pluk de dag, zo min mogelijk vertrouwend op de volgende' (dus: 'Doe vandaag wat je vandaag kunt doen, want morgen kan alles anders zijn'). Het is een deel van een versregel uit Horātius' Oden.
Meer weten?
Hoe kon de Germaanse [z] in *az(a)niz in de Nederlandse [r] van aren veranderen? Over die verandering, die ook voor het verschil tussen was en waren heeft gezorgd, lees je meer in dit artikel.
Hoe zit het precies met die twee verschillende o’s in het Middelnederlands, bijvoorbeeld die van oogen tegenover die van bogen? Dat lees je hier.
Over vroege Latijnse leenwoorden in het West-Germaans kom je hier meer te weten.
In dit artikel hoor je hoe het Oudfranse aoust in het huidige août veranderde.
1. Ik heb deze argumenten uiteraard niet zelf verzonnen. Meer over de Germaanse klemtoon en de overgang van de Germaanse *au in de Nederlandse oo lees je in Van Loon (2014). Zie de pagina Over voor de bibliografische gegevens.
2. Ik gebruik hier voor de helderheid een genormaliseerde spelling met een dubbele oo voor de uit een au ontstane oo. De spellingen die in het Middelnederlands zijn aangetroffen, zijn o.a. og(h)est, oegst, oechst, oogst en oochst.
Dit stuk verscheen eerder op Taal aan de wandel
Carry van der Harst zegt
Hoe is de uitspraak in het Afrikaans van wat de Nederlandse oo is als oeë te verklaren?
Yoïn van Spijk zegt
In het Standaardnederlands zijn de twee oude oo’s (‘oogen’ versus ‘bogen’; zie https://taalaandewandel.com/2021/03/22/teekenen-en-loopen/) samengevallen tot de huidige oo. De oude tweeklank van ‘oogen’ (dus iets als /ooëgen/) is dus in alle betreffende woorden vervangen door de lange oo van ‘bogen’.
Ik vermoed dat het in het Afrikaans juist andersom gegaan is: dat dus alle lange oo’s vervangen zijn door de tweeklank, die nu als /oeë/ klinkt. Hetzelfde is dan gebeurd met de ee en eu, want ‘eten’ is daar /ieët/ en ‘neus’ is iets als /nuuës/ of /njus/, terwijl die woorden vroeger niet de tweeklank maar de gewone lange ee en eu hadden, zoals nu nog in de dialecten (in tegenstelling tot bijv. /brieëd/ en /juuëk/).
Een andere mogelijkheid is dat de /oeë/ en de andere tweeklanken in het Afrikaans gewoon spontaan uit eerdere lange klinkers ontstaan zijn. Vergelijk wat er in het westelijke Nederlands van Nederland is gebeurd: de lange ee, oo en eu zijn daar in de afgelopen eeuw spontaan veranderd in de tweeklanken /eej/, /oow/ en /euj/: in de Randstad zeggen ze bijvoorbeeld /breejt/, /groowt/ en /neujs/ (terwijl de klanken bijvoorbeeld in Vlaanderen en Limburg gewoon lange klinkers zijn gebleven).
Ik ben echter geen expert op het gebied van het Afrikaans en ik krijg geen naslagwerk gevonden om te controleren welke van bovenstaande verklaringen de juiste is. Het definitieve antwoord moet ik u dus schuldig blijven.
Jan Goossens zegt
Het lijkt mij nuttig eens in het tijdschrift Naamkunde, jaargang 16 (1984), p. 135-145 te gaan kijken.
Yoïn van Spijk zegt
Zojuist heb ik het artikel gelezen. Waar wilde u me specifiek op wijzen? Mijn verklaringen van ‘oogst’ < *august en 'oest' < OFr. 'aoust' – gebaseerd op Philippa e.a. (2009) – komen, als ik het goed begrijp, overeen met wat u vertelt op p. 137-138, al maakt u geen vermelding van de Middelnederlandse vorm 'oghest'.
Jaap K. Blom zegt
Een Engelse ear [spreek uit : ” Ier”] is ook nog gewoon een aar. Anders dan een aardje naar z’n vaartje. En elk vaarsje heeft een aarsje. Maar een acre is glovik geen are. Nader onderzoek is, niet zo dringend, gewenst.
mhelderwp zegt
Wat een leuk en informatief artikel!
yvanspijk zegt
Hartelijk dank!