Er worden op dit moment waarschijnlijk over de hele wereld dezelfde grapjes gemaakt over het onderzoek dat de Utrechtse hoogleraar Hans Hoeken publiceerde met zijn Amerikaanse collega Daniel O’Keefe in het tijdschrift Frontiers in Psychology. “Nu kunnen we wel ophouden met college geven”, zal iedereen hebben gezegd die een cursus aanbood over hoe je met taal kunt overtuigen. Mijn collega’s in Nijmegen deden de afgelopen week, tijdens ons gezamenlijk etentje na de zomer, in ieder geval weinig anders.
Die mensen op al die andere taalbeheersingsetentjes zullen er net als mijn collega’s wel bij geglimlacht hebben, want de dreun kwam niet helemaal onverwacht. Het was al langer bekend dat de meetbare effecten van schrijftrucs om je tekst overtuigender te maken – vertel een verhaal over mensen, bijvoorbeeld – slechts heel klein zijn. Maar Hoeken en O’Keefe bevestigen dat niet alleen op basis van de studie van een groot aantal onderzoeken, ze laten onder andere ook zien dat die effecten heel variabel zijn, en dat er dus altijd een kans is dat gebruik van een van de trucs zelfs averechts werkt.
Doorbraak
De Universiteit Utrecht stuurde bij het verschijnen van het artikel een persbericht uit met als titel de vraag of er een ‘gouden formule’ bestaat voor het schrijven van een overtuigende tekst, en het antwoord daarop is dus ‘nee’. De bekendste technieken die je kunt toepassen, werken slechts in beperkte mate. Dat is natuurlijk geen reden om die technieken maar helemaal te vergeten en ook niet om er in onderwijs geen aandacht aan te besteden – ze werken in ieder geval een beetje, en we weten niet wat er dan beter werkt.
Zeker uit het oogpunt van wetenschappelijk inzicht is het werk van Hoeken en O’Keefe een belangrijke doorbraak, misschien wel de belangrijkste bevinding in ons vak dit jaar. Het is een bevinding waar je vrolijk van wordt, omdat het de mogelijkheid biedt op zoek te gaan naar nieuwe verklaringen, want er moet natuurlijk iets zijn dat wél verklaart waarom de ene toespraak wel overtuigt en de ander niet. Duizenden jaren wordt er al naar dergelijke factoren gezocht, want de retorica is een van de oudste wetenschappelijke disciplines, maar het blijkt nog steeds lastig te bedenken wat nu doorslaggevend is. Er zijn mensen die de gave hebben van overtuiging, maar we weten niet goed waaruit die gave bestaat. Omdat Hoeken en O’Keefe bestaande verklaringen relativeren, banen ze hopelijk uiteindelijk de weg naar een beter inzicht.
Carel Jansen zegt
Een prachtig en belangrijk artikel inderdaad. Mijn hoofdconclusie is dat bij overtuigingspogingen over thema’s die er echt toe doen, een weloverwogen keuze moet worden gemaakt uit de vele opties die er beschikbaar zijn. Daar kan het overzicht dat O’Keefe & Hoeken hier geven al heel goed bij helpen. Maar vooral is het nodig dat de concepten die de communicatie-experts bedenken eerst terdege getest worden en dan pas worden geïmplementeerd.
Theo Witte zegt
Ik heb het artikel niet gelezen, maar denk ogenblikkelijk aan de volgende vraag: hoe zit het met de overtuigingskracht van narratieve verhalen?
Berthold van Maris zegt
Mij lijkt (bijvoorbeeld) de vergelijking met muziek en muziekwetenschap interessant. Ik vermoed dat je daar evenmin tot verstrekkende wetenschappelijke conclusies kunt komen over de wat wel werkt en wat niet werkt. Met woorden overtuigen is in mijn ogen, net als muziek, een soort kunstvorm, en geen ambacht, en zeker niet een ambacht dat je wetenschappelijk helemaal kunt sturen. Al is het maar omdat bij de aanhangers van Wilders andere stijlfiguren en argumentatievormen werken dan bij, bijvoorbeeld, de lezers van deze website. Zie ook de ideeen van Bourdieu hierover.
Mijn eigen, persoonlijke ervaring met schrijven en overtuigen is dat je dat leert simpelweg door het te doen, net als allerlei andere dingen in het leven (koken, fietsen, kletsen, lezen, gitaar spelen, seks, etc.). Waarom zou je eigenlijk verwachten dat de wetenschap daar heel absolute adviezen over kan geven?
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet niet precies hoe het zit met de wetenschap achter het fietsen, maar in ieder geval is de techniek daar volgens mij redelijk gevorderd: er zijn fietsende robots, zoals er bijvoorbeeld schakende computers zijn terwijl we lang hebben geloofd dat schaken ook een kunst is. De vraag is dan waarom je niet bijvoorbeeld overtuigende robots / computers kunt hebben. Eigenlijk moet je dan een metawetenschap hebben over de vraag waarom sommige dingen zich wel en andere zich niet lenen voor een wetenschappelijke benadering, maar de kans is dan groot dat die metawetenschap zelf dan valt in de tweede klasse van dingen.
Berthold van Maris zegt
Een andere relevante vraag is: waar hebben wij die fietsende, schakende, vrijende, gitaar spelende en schrijvende robots voor nodig?
Marc van Oostendorp zegt
Omdat een apparaat maken die taak x aankan, een vorm is van begrijpen hoe taak x in elkaar zit.
Berthold van Maris zegt
Ja, dat kan inderdaad een reden zijn.