Het woord heuvel is voor ons heel normaal, maar als men de geschiedenis ervan bekijkt, dan stelt men vast, dat het toch een relatief jong woord is. Het komt weliswaar in het Oudnederlands van de tiende-eeuwse ‘Wachtendonckse Psalmen’ voor: Feita sulun uuerthun sconitha uuostinnon in mendisle huuela begurdida uuerthunt ‘De schoonheden van de woestijn zullen vet worden en de heuvels worden omgord met vreugde’ (Ps. 64,13), en ook rond 1100 was het blijkbaar in gebruik, want het wordt genoemd in de in het klooster Egmond in Noord-Holland, geschreven ‘Leidse Williram’: Sino, ther min wine uerid al in sprungen ande an bergon, ande her ouerspringet thie huvela ‘Kijk, mijn geliefde gaat met sprongen op de bergen, en hij springt over de heuvels’. De bewerker van de ‘Leidse Williram’ heeft daarbij de vorm búhel ‘heuvel’ uit het Oudhoogduitse origineel vervangen door het voor hem blijkbaar gebruikelijke Oudnederlandse huvil.
Het is echter opvallend, dat dat woord in de plaatsnamen uit die tijd helemaal niet voorkomt. Daarin verschijnt alleen het woord hukil ‘heuvel’, en wel vier keer in dezelfde vorm: *Hukil-haim- voor plaatsen in Gelderland, Oost-Vlaanderen, Noord-Brabant (tegenwoordig Heukelom) en Zuid-Holland. Het woord komt volgens het ONW als heukel nog steeds in dialecten voor.
In Duitsland ligt dat anders. Het moderne Duitse Hügel ‘heuvel’ is pas sinds de zestiende eeuw geattesteerd en komt uit het Oostmiddelduits. In de oudere taalfasen verschijnt in het Middelhoogduits wel de vorm hübel ‘heuvel’, maar alleen in Middelduitse teksten. Dit is een exact equivalent van het Oudnederlandse woord. Een Oudhoogduits *hubil, dat soms in Nederlandse etymologische en historische woordenboeken wordt genoemd, bestaat niet. Waarschijnlijk is het daar verward met Oudhoogduits hûbil, een verkleinwoord bij hûba ‘huif, kap, muts’, dat wel voorkomt. Die woorden hebben echter een lange /u:/.
In het Nederduits vindt men in het Oudsaksisch de vorm huvil regelmatig in plaatsnamen. Daarnaast komt ook twee keer hukil voor en wel in Hukilhem [10e e.] voor een onbekende plaats in het Regierungsbezirk Aurich (TW 522), en in Hukelhem [1016] voor Höckelhem in het Regierungsbezirk Hildesheim (TW 499), dus in dezelfde plaatsnaam als in het Oudnederlands. In het Middelnederduits vindt men alleen hovel ‘heuvel’, hetzelfde woord als in het Oud- en Middelnederlands.
Het lijkt er dus op dat ons woord heuvel oorspronkelijk alleen in het Saksisch heeft bestaan. Het EWN zegt dan ook: “Vóór de 14e eeuw komt dit woord alleen voor in oostelijke of oostelijk getinte bronnen en gezien de geografische gesteldheid van het Nederlandse taalgebied zal het woord inderdaad vanuit het oosten zijn verspreid.”
Etymologisch is de herkomst van heuvel wel duidelijk. Het woord zal verband houden met de wortel in het sterke werkwoord heffen. De oorspronkelijke betekenis zal ‘verheffing, hobbel’ zijn geweest. Het WNT merkt dan ook op dat het woord in de oudere taal ook voor ‘bobbel, hobbel, knobbel’ en zelfs ‘bochel, bult’ werd gebruikt.
De relatie met hukil is minder duidelijk. Dit woord komt in de oudere taalfase alleen in de genoemde plaatsnaam in Nederlands en Nederduits gebied voor, maar zal daar, gezien de Nederlandse dialectvorm, ook als appellatief in gebruik zijn geweest. De Duitse vorm Hügel wordt door Kluge/Seebold met Protogermaans *hauga– ‘(graf)heuvel’ in verband gebracht, maar men kan zich afvragen, of het gezien de herkomst van dat woord uit het noorden niet eerder een variant van hukil is, waarbij de /k/ door een niet spirantische /g/ is vervangen. In elk geval lijken in het Nederduitse gebied huvil en hukil naast elkaar te staan en het ligt voor de hand hierin varianten van hetzelfde woord te zien. Daarbij lijkt huvil de meest expansieve vorm te zijn geweest, die uiteindelijk heeft gezegevierd.
Olivier van Renswoude zegt
“Etymologisch is de herkomst van heuvel wel duidelijk. Het woord zal verband houden met de wortel in het sterke werkwoord heffen.”
Maar hoe, secundaire ablaut naar analogie? In het Germaans wisselt een *e immers oorspronkelijk niet met een *u buiten een gevocaliseerde syllabische m, n, l of r. Bovendien, als het klopt dat heffen langs *hafjaną de voortzetting is van *kh₂p-ie- (o.a. Kroonen, 2013) kunnen we in het Germaans naast *a (uit *h₂) alleen *ō (uit *eh₂) verwachten, zoals in de verleden tijd *hōfe.
Eerder hore heuvel bij de wortel van o.a. Oudengels hofer ‘bult, bochel’ en Oudhoogduits hofar ‘bult, bochel’, buiten het Germaans ook Lets kuprs m. ‘bult, bochel’ en Litouws kuprà v. ‘bult, bochel’.