Een van de vele indrukwekkende taken die kinderen in de eerste jaren van hun leven blijmoedig ondernemen: heel veel woorden leren. Een kind van een jaar of vier of vijf kent er al duizenden, en dat leren gaat meestal ongemerkt. Ineens blijkt de peuter te weten wat dwarrelen betekent en wanneer je het precies kunt gebruiken.
Hoe zo’n kind het kan is een van de grote onopgehelderde vragen van de wetenschap. Langzaam komt er wel steeds meer zicht op. Zo is er nu een nieuw artikel in het Journal of Child Language (gratis) van Josje Verhagen van de Universiteit van Amsterdam en twee collega’s die meer duidelijkheid scheppen over de volgorde waarin kinderen leren: met welke woorden beginnen ze?
Preciezer kijken
De onderzoekers keken naar allerlei factoren waarvan het logisch zou zijn dat ze verschil zouden maken: hoe lang is het woord bijvoorbeeld, of hoe ingewikkeld om uit te spreken. Maar die factoren bleken nauwelijks van belang. Wel zwaar wogen twee factoren: hoe vaak komt het woord voor? En hoe concreet is het, waarbij kat concreter is dan dier. De eerste factor lijkt me het minst verrassend. Hoe vaker een woord gebruikt wordt, hoe groter de kans dat een peuter het tegenkomt en het (dus) leert.
Maar de tweede factor is veelzeggend. Dat de wereld van kleine kinderen eerder uit concrete objecten bestaat dan uit abstracte concepten, klinkt logisch. Maar waarom is dat eigenlijk zo? Waarom is kat gemakkelijker dan dier? Je zou ook kunnen zeggen: als je alles wat beweegt dier noemt, zit je allicht goed. Voor kat moet je veel preciezer kijken.
Rijping
Ook interessant in dit verband is dat naarmate kinderen ouder werden die frequentie en die concreetheid minder van belang waren. Het ging daarbij eerder om de absolute leeftijd van die kinderen dan om hoeveel woorden ze inmiddels al geleerd hadden. Als kinderen in het begin wat minder woorden leerden, konden ze op latere leeftijd toch nog makkelijk minder concrete woorden aan. De verklaring is dus niet zozeer dat je na een bepaald aantal concrete woorden toe bent aan wat abstractere begrippen, maar dat het kinderbrein rijpt en dat die rijping betekent dat je minder exclusief gericht bent op het concrete.
Of dat nu een puur taalkundige rijping is – je raakt gericht op een bepaald soort woorden – of een psychologische – je begint een bepaalde dimensie van de werkelijkheid te zien –, dat weten we nog niet. Maar onderzoek zoals dit werpt al wel een blik op wat er allemaal gebeurt in dat indrukwekkende apparaat, het peuterbrein.
Laat een reactie achter