“Het beste is, het raadsel te vergroten”, was het literaire programma van Harry Mulisch, en het lijkt ook de uitkomst te zijn van het project The Riddle of Literary Quality. Projectleider Karina van Dalen-Oskam schreef een leesbaar afrondend boek over dat project, dat oorspronkelijk de ambitie had een raadsel op te lossen of te verkleinen. In dit boek laat ze zien hoe ingewikkeld het antwoord is op de vraag ‘wat is literatuur?’ En, zoals de titel zegt ‘is literaire kwaliteit meetbaar?’
Ingewikkelder dan aan het begin van het project voorzien, maar juist doordat dit project is uitgevoerd weten we nu preciezer waar de problemen zitten. Het klinkt flauw, maar het is een grote verdienste.
Eenvoudige stijl
De opzet van The riddle of literary quality was de vraag: kunnen we de computer laten bepalen of een bepaald boek ‘literaire kwaliteit’ heeft? In 2013 werd daarvoor aan bijna 20.000 mensen een vragenlijst voorgelegd over een 400-tal recent verschenen boeken. Welke hadden ze gelezen? En wat vonden ze ervan? Van al die boeken was bovendien een elektronische versie van de tekst beschikbaar, zodat onderzocht kon worden of er een relatie is tussen bijvoorbeeld het woordgebruik in die boeken en de door mensen toegekende kwaliteit.
Uit het project zijn twee waardevolle proefschriften voortgekomen, van Andreas van Cranenburgh en Corina Koolen. Van Cranenburgh liet zien hoe je inderdaad een aantal correlaties kunt vinden tussen het taalgebruik in een roman en het literaire oordeel, en Koolen bracht aan het licht hoe vrouwelijke auteurs systematisch lager gewaardeerd worden dan mannelijke, en dat dit juist onafhankelijk is van dit soort tekstkenmerken.
Van Dalen-Oskam werkt deze bevindingen in haar boek systematischer uit, en nuanceert ze op basis van nog meer onderzoek. Zo gaat ze uitvoerig in op het werk van Arnon Grunberg. Hij is een outlier. Wanneer je naar de tekstkenmerken kijkt, valt dat werk eerder onder de categorie chicklit dan literatuur: korte zinnen, veel woordherhalingen, veel woorden die gaan over menselijke relaties. Toch wordt zijn werk zonder problemen tot de literatuur gerekend. De reden is, mogelijk, dat het inhoudelijk helemaal geen chicklit is, al is het maar omdat bij Grunberg niets ooit goed afloopt. Misschien is het zelfs wel de spanning tussen de betrekkelijk eenvoudige stijl en de ingewikkelde inhoud die het goed doet. (Een beetje vreemd is wel dat het proefschrift van Suzanne Fagel, die óók onderzoek deed met de computer naar de stijl van Grunberg, niet genoemd wordt.)
Dan ook even
Ook op Vijftig tinten grijs gaat Van Dalen uitvoerig in – dat was in 2013 hét boek waar je overal iedereen mee zag. De Nederlandse uitgever bracht het uit als een literair boek, en niet als ‘romantiek’, hoewel het qua stijlkenmerken veel eerder in die laatste categorie zou vallen. Maar misschien heeft hier die categorisering juist geholpen, zegt Van Dalen-Oskam. (Het zou interessant zijn hier een internationale vergelijking te treffen: gingen alle uitgevers wereldwijd zo te werk? En zo niet, leverde dat verschillen in de receptie op.) Nog meer dan op ‘romantische’ literatuur lijkt de vertaling van Vijftig tinten grijs overigens op een heel specifiek genre: door Nederlandse vrouwen geschreven thrillers – die dus afwijken van vertaalde thrillers én van door Nederlandse mannen geschreven thrillers.
Van Dalens analyse van vertalingen vind ik ook heel interessant. In literaire romans vind je nauwelijks stilistische verschillen tussen vertalingen en oorspronkelijk in het Nederlands geschreven boeken. Bij spannende boeken ligt dat anders. In romans die oorspronkelijk in het Nederlands geschreven zijn komen de woorden dan, ook, even, toch en eens significant vaker voor. Dat zijn woorden die in het Engels (het overgrote meerendeel van de boeken die Nederlanders lezen zijn vertalingen uit het Engels) ook geen equivalent hebben, maar die je in het Nederlands kennelijk gaat missen als ze er niet staan.
Het verschil tussen door mannen en vrouwen geschreven thrillers is een van de weinige punten waarop je echt systematische verschillen tussen de seksen ziet. Het door Corina Koolen al eerder naar voren gebrachte punt blijft dus staan. In de top-100 van door het panel best beoordeelde boeken staat een vrouw op de 38e plaats (een roman van de Amerikaanse Nicole Krauss), terwijl er geen aanwijsbare verschillen in literaire kwaliteit zijn.
Perceptie
Waar het aan ligt, is dus onduidelijk. Ik hoorde deze week Annelies Verbeke in de podcast Drie boeken zeggen dat het als vrouw veel lastiger is om intellectueel serieus genomen te worden. Dat sluit goed aan bij Van Dalens algemene conclusie: als er één verschil is tussen literaire en niet-literaire boeken dan is het dat de eerste ingewikkelder zijn. Dat geldt op het niveau van de tekstanalyse die Van Dalen met haar mensen heeft uitgevoerd, maar waarschijnlijk ook op andere niveaus. Voor zover je het verschijnsel literatuur wil begrijpen kun je dat beter doen uit het gezichtspunt van de lezer dan uit dat van de schrijver: een liefhebber van literatuur laat zien dat ze slim genoeg is om moeilijke boeken te begrijpen.
Hoe dan ook is dit een belangrijke uitkomst van The Riddle of Literary Quality. Ja, er zijn een aantal tekstkenmerken aan te wijzen, maar vooral kom je niet om de literatuursociologie heen. Dat moet het verschil tussen mannen en vrouwen verklaren, maar daaruit blijkt ook de grote invloed die de labels van uitgevers (‘romantiek’, ‘literaire thriller’, enz.) hebben op de perceptie van de lezers.
Groter
Ik vermoed eigenlijk dat dit tot op zekere hoogte ook geldt voor de tekstkenmerken die de onderzoekers gevonden hebben voor ‘literaire werken’, voor zover die al niet rechtstreeks te reduceren zijn tot grotere ingewikkeldheid. Zo blijken boeken die in de tegenwoordige tijd zijn geschreven een iets grotere kans te hebben om als literair te worden aangemerkt dan boeken die in de verleden tijd zijn geschreven. Dit kan een kwestie van sociolinguïstiek zijn: we weten inmiddels uit allerlei taalonderzoek dat mensen voortdurend statistieken bijhouden: als er zo en zo vaak dit en dat woord wordt gezegd, dan is de spreker waarschijnlijk en laaggeschoolde fabrieksarbeider, of een vrouwelijke hoogleraar van vroeg in de veertig. Dat is niet zo omdat fabrieksarbeiders of vrouwelijke hoogleraren inherent geneigd zijn om bepaalde woorden te gebruiken, maar in de loop van de tijd ontstaan dat soort conventies en zowel de spreker als de luisteraar houdt zich daaraan.
Het is niet gek om te denken dat zulke sociolinguïstische intuïties ook een rol spelen bij de beoordeling van literaire kwaliteit: als iets klinkt als literatuur, zal het ook wel eerder literatuur zijn. Wat dat betreft heeft een invloedrijke schrijver als Grunberg mogelijk ook een invloed op de Nederlandse stijl, en brengt hij de literatuur, simpelweg door zijn voorbeeld, dichter bij de chicklit.
Ondertussen komen in Het raadsel literatuur nog tal van andere opvatting aan de orde over wat literatuur eigenlijk is. Je krijgt zo een steeds helder inzicht in het raadsel dat literatuur in veel opzichten nog steeds is. En dat gelukkig nog altijd groter kan worden.
Karina van Dalen-Oskam. Het raadsel literatuur. Is literaire kwaliteit meetbaar? Amsterdam: Amsterdam University Press, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Casper zegt
Merkwaardig dat er allerlei conclusies getrokken worden, maar nergens, iig niet bij het Huygens Instituut, te vinden is, hoeveel van de 20.000 de enquête daadwerkelijk beantwoorden, hoe representatief die groep is etc. Idem voor de representativiteit van de 400 boeken (en op welke werd veel/weinig/niet) gereageerd.
Marc van Oostendorp zegt
In het boek – en in andere publicaties van Van Dalen en haar medewerkers – wordt wel degelijk uitleg gegeven. Merkwaardig dat u alleen op de website van het Huygens Instituut kijkt en daar dan meteen allerlei conclusies uit trekt,
Robert Kruzdlo zegt
(…) dat het als vrouw veel lastiger is om intellectueel serieus genomen te worden. Dat vind ik niet. De afgelopen jaren lees ik bijna enkel vrouwenboeken. De lijst van namen nadert de 30 of meer¡
Wat mij interesseert is hun intelligentie, en hoe zij die verwoorden in socio-biologische termen; taalhandelingen waar ik van ‘moet’ uitgaan dat ze zijn geschreven door empathische, intelligentie en hoedster van het leven. Uit hun verhalen spat een enorm verlangen begrepen te willen worden¡
Uiteindelijk, denk ik nu, is de onbegrepen intelligente vrouw – voorlopig denk ik dat, nog onzichtbaarder dan wat zij zelf beweerd. Het is bijna een blinddoek om te zeggen: (…) dat het als vrouw veel lastiger is om intellectueel serieus genomen te worden. ‘Wat wil de vrouw,’ roept Nietzsche ergens¡
Je moet dus de sluier weghalen, denk ik nu. Intellectueel zijn de vrouwen niet minder dan de mannen, zelfs beter¡
Wat is literatuur¿ U raad het al: de sluier weghalen die ons alle parten speelt.
Dat denk ik nu. Er ligt nog een stapel. Aanrader: Verzamel verhalen van Ingeborg Bachman.
…
Andreas van Cranenburgh zegt
Het verband tussen tekstkenmerken en literariteit is veel sterker dan de zinsnede “een aantal correlaties” suggereert. Een model dat boeken als wel of niet literair indeelt op basis van woordfrequenties, deed dat bij 90.4% van de boeken correct [1]. Een nadeel van zo’n binaire indeling is dat je een arbitraire grens moet trekken, terwijl er ook interessante graduele verschillen zijn tussen de gemiddelde lezersoordelen met een schaal van 1-7. Een model dat dit gemiddelde oordeel voorspelt kan 76% van de variatie in deze oordelen verklaren op basis van tekstkenmerken [2]. Dit laat zien dat tekstkenmerken een aanzienlijke voorspellende waarde hebben.
Deze recensie lijkt een valse tegenstelling te presenteren: ofwel literariteit berust vooral op sociologische aspecten, ofwel op tekstkenmerken. Ons onderzoek laat juist zien dat beide factoren belangrijk zijn, en het is niet zo dat het belang van een van deze factoren aantoont dat de ander minder belangrijk is.
[1] https://aclanthology.org/W15-0707
[2] https://aclanthology.org/E17-1115
Marc van Oostendorp zegt
Kom, kom, niet zo humeurig over een in wezen positieve bespreking. Ik presenteer geen ‘valse tegenstelling’, maar zeg dat het functioneren van die tekstkenmerken zelf ook verklaard moet worden. Al zouden ze 100% van de gegeven oordelen voorspellen, dan was dat nog geen verklaring (zoals ik al opmerkte in mijn bespreking van uw proefschrift). Want waarom hebben die tekstkenmerken die eigenschap? Je kunt toch moeilijk beweren dat de tegenwoordige tijd inherent literairder is dan de verleden tijd.
De verklaring die mij aannemelijk lijkt is dat de correlatie tussen tekstkenmerken en oordelen uiteindelijk ook een onderdeel is van de sociologie (of de sociolinguïstiek). Ik zeg het nog maar een keer: uit de sociolinguïstiek weten we dat mensen een heel fijngevoelige antenne hebben voor taalverschillen, ook voor statistische verschillen. Ik zou zeggen dat die hier wordt ingezet.