De middeleeuwse Arabische grammaticus Al-Sirafi is de auteur van een puzzel die taalkundigen nog steeds bezig houdt. Onlangs plaatsten vier studenten van het Amerikaanse MIT er een artikeltje over. Dit is het puzzeltje: de volgende zin lijkt goed:
- Zaid is de slimste van zijn broers.
Het probleem is dat je Zaid meestal niet onder zijn eigen broers schaart. Als iemand je vraag: wie zijn de broers van Zaid, zeg je natuurlijk niet ‘Zaid, Amr, Bakr en Khalid’. Ook kun je bijvoorbeeld niet zeggen ‘al Zaids broers, inclusief Zaid, kwam naar het feest’.
Toch zijn er meer zinnen waarin je het onderwerp onder zijn eigen broers lijkt te scharen:
- Ik ben de enige van mijn broers die rookt.
- Van al mijn broers ben ik de oudste.
- Ik ben de eerste van mijn broers die gepromoveerd is.
Toch lukt het niet bij iedere constructie. Het volgende is bijvoorbeeld vreemd. Het is nodig dat je expliciet aangeeft dat je iemand ziet als onderdeel van een groep (in het Nederlands bijvoorbeeld met het woordje van). Doe je dat niet, dan word de constructie ineens gek:
- Ik ben mijn oudste broer. [gek]
Maar ook moet duidelijk zijn dat het onderwerp van de zin degene is die in een relatie (zoals tot nu toe die van broer) staat tot alle andere. Als je zegt ‘Bakr is de grootste van Zaids broers’, dan betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat Bakr ook groter is dan Zaid. Bovendien werkt het alleen als de relatie symmetrisch is: ik ben de broer van mijn broer, zoals ik ook de vriend ben van mijn vrienden en collega’s, en dus ook kan zeggen ‘Ik ben de enige van mijn vrienden die rookt’ of ‘ik ben de enige van mijn collega’s die dit leuk vindt’, zonder daarmee te impliceren dat ik vrienden of collega’s ben met mezelf. Μaar ik ben niet per se de zoon van mijn zoon en dus kan ik niet zeggen: ‘Ik ben de oudste van mijn zoons’.
Wat de oplossing is van dit middeleeuwse raadsel, weten we niet, zeggen de studenten. Het is natuurlijk opvallend dat het zowel geldt voor het moderne Nederlands (en Amerikaans Engels) als voor het Arabisch. Het doet vermoeden dat het iets zegt over de manier waarop we ten diepste over de wereld denken – en hoe dat weerspiegeld wordt in taal.
Henk zegt
De constructie was me in het Engels al weleens opgevallen, maar in het Nederlands willen zulke zinnen voor mij eigenlijk niet. Ze willen daar voor mij alleen zonder bezittelijk voornaamwoord:
‘Zaid is de slimste van alle broers’ of ‘Zaid is de slimste van de broers’, waarin de betekenis van ‘alle’ of ‘de’ door de gezinscontext expliciet wordt gemaakt en ‘alle/de broers’ de betekenis krijgt: ‘alle mannelijke kinderen die (in gezin X) in een broer-relatie met elkaar staan’.
Als sprekers van het Nederlands de variant met een bezittelijk voornaamwoord wel goed vinden, vraag ik me af of ze ‘mijn gezin’ ook goed vinden. Je wees een paar jaar geleden op het opkomen van die constructie uit de mond van kinderen, die zelf nog geen gezin hebben gesticht, maar verwijzen naar de ouders, broertjes en zusjes tussen wie ze opgroeien (hierzo: https://neerlandistiek.nl/2015/09/mijn-gezin/).
Als dat zo is, betekent ‘mijn X’ voor die sprekers mogelijk niet (zoals bij mij) ‘de groep mensen die stuk voor stuk via de typische X-relatie met mij (als centrale figuur) verbonden zijn’, maar ‘de groep sec waar ik (als gelijkwaardig lid) deel van uitmaak’ – er bestaan allerlei groepjes jongens waarvan de leden onderling een broerrelatie met elkaar hebben en iedere jongen hoort op z’n hoogst bij een zo’n groepje: ‘mijn broers’ is dan dat groepje van al die groepjes waarvan ik deel uitmaak, zeg maar ‘de mij omvattende broergroep’. ‘Mijn broers’ is dan dus niet ‘mijn broer 1 + mijn broer 2 + mijn broer 3’. ‘Mijn gezin’ is dan ook niet ‘mevrouw 1 + kind 1 + kind 2’ die stuk voor stuk in een gezinslidrelatie tot mij staan, maar ‘het gezin waar ik bij hoor’.
Wat vergelijkbaars met een ander bezittelijk voornaamwoord zie je mogelijk in ‘ons moeder’, ‘ons vader’ enz. dat je in delen van het Nederlandse taalgebied tegenkomt. Dat kan niet alleen door enigst kinderen worden gebruikt, maar ook door de andere ouder. Als een vader ‘ons moeder’ zegt, bedoelt ie niet dat z’n vrouw de moeder van alle gezinsleden (en dus ook van hemzelf) zou zijn, maar dat er talloze groepjes (gezinnen) zijn waarbinnen iemand de moederfunctie vervult en dat ie verwijst naar de vrouw die die functie vervult in juist dat groepje waar ie als spreker zelf bij hoort, namelijk het eigen gezin. Zo kan ook elk gezinslid ‘ons Jan’ of ‘onze Jan’ zeggen, waarbij het bezittelijk voornaamwoord geen expliciete relatie tot de spreker uitdrukt (mensen hebben doorgaans geen jannen), anders dan lidmaatschap van de in de context gegeven (gezins)groep.
Het is denk ik niet zo gek dat er mensen zijn die bezittelijke voornaamwoorden op die manier gebruiken. In plaats van ‘We gaan met alle personeelsleden van ons bedrijf bowlen’ kun je net zo goed zeggen ‘We gaan met alle collega’s bowlen’ (waarin de spreker al is opgenomen, al is ie niet z’n eigen collega). ‘Collega’s’ is dan al een groep waarin de relatie tot de spreker ondergeschikt is aan de collectieve aanduiding van de groep. Het is dan een klein stapje naar ‘We gaan met al m’n collega’s bowlen’.
Zoals ik zei, heb ik zelf geen intuïties over deze constructie in het Nederlands, maar ik kan me voorstellen dat de persoon van het voornaamwoord van een vervolgpredicatie verraadt met welke lezing je te maken hebt: in de collectieve lezing is verwijzing onder uitsluiting van de spreker dan onmogelijk. Misschien kan iemand met duidelijke intuïties ‘ns nagaan of dat inderaad zo is?
‘mijn broers’:
lezing 1. {mijn broer 1 + … + mijn broer n}
* Ik ben de slimste van mijn broers. Ze roken stuk voor stuk.
OK Ik ben de slimste van mijn broers. We roken stuk voor stuk.
lezing 2 x: broergroep (x) & ik ∈ x
OK Ik spreek met mijn broers. Ze roken stuk voor stuk.
OK Ik spreek met mijn broers. We roken stuk voor stuk.
Berthold van Maris zegt
Ik zou het zo niet formuleren. Bij mij is het: Jan is de slimste van de / die (vier) broers. En: Van de broers en zussen ben ik ongetwijfeld de domste.