Het aardigst van het boekje Gouden diva’s van Olga van Marion is misschien de nadruk op de methode. Het boekje, met als ondertitel ‘De eerste Nederlandse actrices en hun sporen in de literatuur’ is een uitwerking van de Bert van Selm-lezing die ze eerder dit jaar gaf. Het gaat om die sporen: heel veel is er niet bekend over de eerste vrouwen die, in de zeventiende eeuw, aan het toneel gingen, maar door op heel veel verschillende manieren onderzoek te doen, wist Van Marion toch veel boven water te halen over vrouwen als Susanna van Lee (1630?-1700) en Ariana van den Bergh (1626/28-1661).
Zo blijken die eerste actrices van alle markten thuis te zijn geweest. Behalve acteren moesten ze eigenlijk ook kunnen dansen en zingen. Van den Bergh was daarnaast ook nog toneelschrijfster.
Uit een opmerking in een klucht van het toneelgezelschap Nil Volentibus Arduum leidt Van Marion af dat Van Lee ook thuis een soort kroeg moet hebben gehad. In dat stuk zeggen een paar mannen na een bezoek aan de Amsterdamse Schouwburg “Passeeren we een uurtje tot Eekouts, of in de kélder hiernaast.” Eekhout was de naam van Susannes man, en de naam die zij zelf ook gebruikte. In de stadsarchieven vond Van Marion bewijs dat ook Van den Bergh er een kroeg naast moet hebben gehouden. In die archieven bevindt zich een klacht van buurtgenoten over pijpestelderij in het huis van Van den Bergh, die ‘waard’ wordt genoemd – kroegbaas. Uit historisch onderzoek blijkt dan weer dat vrouwen indertijd in Amsterdam een belangrijke rol speelden in de verkoop van alcohol.
Andere bronnen moeten omzichtiger worden behandeld, maakt Van Marion duidelijk. De portretten die er van actrices werden gemaakt waren vaak idealiseringen, bijvoorbeeld waar het ging om de prachtige kleding. Want ook het maken van kostuums was een activiteit die de actrices zelf moesten ondernemen. Dat leidde Van Marion dan weer af uit de schouwburgrekeningen, waarop actrices die met eigen kleding kwamen extra werden betaald voor die kleren.
Ongeveer de tweede helft van het boekje gebruikt Van Marion voor een net wat andere vraag: op welke manier veranderde de toneelliteratuur zelf door de komst van de actrices? Deze vraag onderzoekt ze hier vooral kwantitatief: simpelweg door te tellen hoeveel tekst er in de mond van vrouwen werden gelegd. Dat blijkt aan het eind van de zeventiende eeuw, toen de vrouwelijke acteur inmiddels gemeengoed was, aanmerkelijk meer te zijn dan aan het begin, toen vrouwenrollen nog door mannen in travestie werden gespeeld. Dat leidt tot de voorzichtige conclusie dat vrouwen in de loop van de tijd echt serieuzer werden genomen, al was het tekstaandeel van vrouwen nooit meer dan een derde en zelden meer dan een kwart. Vooral in het ernstige toneel bleven mannen lang de boventoon voeren.
Dat zijn allemaal interessante zaken, maar minstens even opwindend vind ik dat Van Marion laat zien hoe je door allerlei heel verschillende bronnen te bestuderen en de bevindingen met elkaar te combineren een razend interessant beeld krijgt van mensen van wie je anders zou vermoeden dat ze voor altijd in de mist van de tijd verdwenen waren. Het verleden wordt steeds rijker.
Olga van Marion. Gouden diva’s. De eerste Nederlandse actrices en hun sporen in de literatuur. Primavera Pers, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter