Voornamendrift 84
Begin januari worden de top voornamen van 2021 bekend gemaakt. Ik vind dat geen nieuws, maar journalisten denken daar anders over want ze kennen de regel van Bloothooft niet. Die zegt dat er jaarlijks gemiddeld één voornaam uit de top-20 plaats maakt voor een nieuwe naam. Je moet dan 20 jaar wachten voor je een nieuwe top-20 hebt. Ofwel: elke generatie kiest zijn eigen populaire voornamen.
Je krijgt je voornaam van je ouders en de individueel ingestelde moderne mens wil zich onderscheiden van zijn ouders. Die kiest andere namen voor de eigen kinderen dan zijn/haar ouders mooi vonden. Dat was vroeger niet zo, want toen werd je geacht je de grootouders te vernoemen. Voor 1940 waren de top voornamen dan ook geen nieuws, want die waren elk jaar ongeveer hetzelfde, kijk maar naar de populariteitslijsten op de voornamenbank. In tabel 1 staat de top-20 voor 1820 en 1940. De helft van de Nederlanders had toen deze namen. De lijsten zijn het resultaat van een combinatie van de voorkeuren binnen traditionele namen (door protestanten) en gelatiniseerde voornamen (door katholieken) en de grootte van die onderliggende geloofsgroepen.
Met de tegenwoordige modenamen veranderen de jaarlijkse voorkeuren, maar dat gaat langzaam. Laten we de top-20 voornamen in 2020, 2010 en 2000 vergelijken in tabel 2. Dan zien we:
11(jongens)/12(meisjes) namen (blauw), die tussen 2010 en 2020 nieuw binnenkwamen
11/10 namen (rood), die tussen 2000 en 2010 nieuw binnenkwamen
4/5 vetgedrukte namen die er in 2000 waren, en nu nog steeds.
Zo’n 13% van alle nieuw geborenen krijgt tegenwoordig een naam uit de top-20. Dat zijn er heel wat minder dan rond 50% voor de top-20 in de tijd van de traditionele vernoemingsnamen. De naamvoorkeuren zijn enorm verbreed. En waar in het verleden Johannes en Maria aan bijna 1 op de 10 kinderen werd gegeven, wordt de topnaam nu nog maar aan minder dan 1 op de 130 kinderen gegeven. Bovendien geeft de top-20 alleen een beeld van de voorkeuren van sociaal-culturele groepen die zo groot zijn dat een voornaam jaarlijks aan meer dan 400 kinderen gegeven wordt. Welke groepen dat zijn is lastig te zeggen. De vele korte namen uit het oude testament doet hoger opgeleiden vermoeden, de internationale namen (in 2020: Finn, James, Milan, Luca, Mason; Mila, Zoë, Yara, Liv, Evi, Milou, Lauren) zouden op een gevarieerde achtergrond kunnen duiden. Er zijn ook namen die we zeker niet zullen tegenkomen in de landelijke top-20 omdat de groep ouders die er voor kiest te klein is, zoals Turkse en Arabische namen. De top-20 namen zijn daarnaast geografisch niet overal even populair – wat met de lokale sociale verdeling kan samenhangen. We vinden ze relatief veel in de steden, en ze zijn het minst populair in plattelandsgebieden – in het bijzonder die van Friesland, Groningen, Drenthe en Zeeland. De top-20 geeft al met al een beperkt beeld van de gedifferentieerde voornaamgeving in Nederland.
De namen die de laatste 20 jaar nieuw in de top-20 verschenen (en er niet meteen weer uit verdwenen) staan in tabel 3. Het zijn er 0, 1 of 2 (en heel soms 3) namen. Vandaar de regel van Bloothooft, het is er gemiddeld ongeveer één per jaar. De naam van die nieuwkomer is echter ongewis. Dat geldt ook voor de precieze onderlinge posities van de andere namen in de top-20. Al eerder bleek dat moeilijk te voorspellen. Dat houdt het voor journalisten nog een beetje spannend, maar heel belangrijk lijkt het me niet.
Ruben van Gaalen zegt
Finn zie ik niet in de top20 van 2000?
Gerrit Bloothooft zegt
Nee, 110 jongens werden in 2000 Finn genoemd, en dat is zelfs niet genoeg om de top-100 te halen, zie https://www.meertens.knaw.nl/nvb/naam/is/Finn en https://www.meertens.knaw.nl/nvb/topnamen/land/Nederland/2000