Recensie van Komijnsplitsers van Marieke Lucas Rijneveld
Komijnsplitsers, de nieuwe dichtbundel van Marieke Lucas Rijneveld, begint met een haast programmatische waarschuwing: geluk is gevaarlijk. Het is gevaarlijk voor mensen die er ‘spaarzaam’ mee omgaan. Die mensen doen denken aan de ouders in Rijnevelds debuut De avond is ongemak (2018). De dood van hun zoon heeft hen zo getraumatiseerd dat houden van hun andere kinderen te veel pijn doet. Het geluk weren, is overigens ook gevaarlijk, zo blijkt in de roman waarvoor de auteur de International Booker Prize won. De overgebleven kinderen verliezen zich in wrede spelletjes waarbij ze zichzelf, elkaar en de nodige huisdieren beschadigen.
In Komijnsplitsers, de derde dichtbundel van Rijneveld, is de keuze voor geluk ook niet gemakkelijk. Er wordt veel getwijfeld en geleden, en er wordt veel gedacht over een lyrisch je, dat streeft – en soms snakt – naar geluk, maar tegelijkertijd terugdeinst voor de veranderingen die nodig zijn om het geluk te bereiken.
verandering is het
kwaad in het klein
Polderen
De nieuwe bundel heeft niet het overrompelende en mysterieuze van Rijnevelds poëziedebuut Kalfsvlies (2015). Hoewel het lyrische ik in de minderheid is in de 63 nieuwe gedichten – er is 1035 keer sprake van ‘je’, 265 keer van ‘we’ en 110 keer van ‘ik’ – lijken ze persoonlijker. In het ‘je’ zit iemand verscholen die graag tevoorschijn wil komen, maar niet durft en zich in de eerste zeven afdelingen van de bundel voornamelijk schuilhoudt, het gevoel heeft onder een stolp te leven en soms zelfmoord overweegt. ‘De hij’ is de toestand die bereikt moet worden, maar een risicoloze weg is het niet van je naar hij.
Een goedgelukte hij is een ‘vestiging’, waar ‘de zij, het lam’ uitgebroken moet worden. Het lichaam is een ‘polderlandschap’. Polder slaat niet alleen op de vlakke borst waarnaar het ik verlangt. In polderlandschap klinkt ook ‘polderen’ door, de Nederlandse praktijk van net zo lang overleggen tot er een compromis is bereikt. Op de achtergrond is dat overleg steeds aanwezig. ‘Je’ overlegt zo veel met zichzelf dat hij er ‘poldermoe’ en ‘zeeziek’ van wordt. Als het lam eenmaal uit het lichaam is verwijderd, kan het niet meer worden teruggeplaatst, dus een echt compromis is niet mogelijk.
Vaak is het ik nergens te bekennen als over het je wordt gesproken. Een beschermend we is af en toe wel in de buurt. Soms vallen ik en je bijna samen, zoals in het gedicht ‘Oefentocht in leven’, dan blijven ze liever binnenshuis.
Tijdens deze troebele kennismaking las ik je in een hotelkamer,
terwijl ik zoekende was naar het kadastrale van het lichaam,
iedereen moet zijn perceel bewaken, de grens van de
lijfranden en hoe dichtbij de ander mag komen.
(…)
Ik zie je staan, rammelend aan de luiken van je jongelingstijd,
hoe ik ook fluister als het water in de kuip tot aan de
lippen staat: doe open, goed volk. En dat je dan beseft
dat er geen volk meer is, dat je eenzaam voortleeft.
Een confrontatie met de buitenwereld lukt alleen zwaar bewapend:
Het liefst willen we
tientallen militairen je lijf in sturen om je te wapenen tegen alle
meewarige blikken als je weer eens jezelf bent en je alleen
waant.
In de achtste en laatste afdeling van Komijnsplitsers is het ik veel dichter bij zichzelf gekomen.
Ik heb de schaar in mijn haar gezet en waterpas een
jongetje uit me geknipt
Biografisch lezen
Het is verleidelijk om in Rijnevelds nieuwe dichtbundel vooral het verhaal van zijn transitie te lezen. De auteur is steeds vaker ‘het hoofdonderwerp van zijn of haar eigen tekst’, schreef Yra van Dijk in het artikel ‘Wat de tekst verraadt’ (Vooys 36/4, 2018). Het is bijna onmogelijk om Komijnsplitsers los te zien van Rijnevelds persoonlijke leven. Zijn autobiografische ruimte, die volgens Van Dijk wordt gevormd door ‘een netwerk van relaties dat het autobiografische en het fictionele gedeelte van het oeuvre met elkaar verbindt’, bevindt zich deels – openbaar en leesbaar voor iedereen – in de sociale media.
Voor wie Rijneveld op Instagram en Twitter volgt, komt de transitie die zich in de bundel voltrekt niet als een verrassing. Al meer dan twee jaar post de auteur op Instagram genummerde foto’s van zichzelf als Lucas, van Lucas 0 op 9 mei 2019 tot Lucas 8.2 op 17 januari. Hij laat selfies met scheerzeep zien en kondigt een bezoek aan de genderpoli aan.
Zo’n openbare autobiografische ruimte maakt kwetsbaar. Twee weken voor de publicatie van Komijnsplitsers maakte Rijneveld online bekend voortaan als he/him door het leven te gaan. Uit de vele negatieve reacties die hem op Twitter en Facebook ten deel vielen blijkt dat de angst van het je in Komijnsplitsers geen hersenspinsel is. Rijnevelds netwerk beperkt zich echter niet tot sociale media, hij beschikt over verschillende podia. In de Volkskrant reageerde hij op 14 januari met het gedicht ‘Vrij van beren’, waarin het derde vers, vrij naar Neeltje Maria Min, luidt: ‘en waar ik thuiskom, wil ik Lucas heten’.
Waar ik nooit heldhaftig in ben geweest:
het verdragen van al dat geraas en getier,
van men die het altijd beter weet,
die de boy uit je willen halen en je
ongevraagd naar hun schepping willen
vormen, je wanstaltig noemen.
Nee, niets is moeilijker dan de mens
die de ander het menszijn niet gunt
Hij stelt zich weer kwetsbaar op, maar geeft, in de beschuttere omgeving van de boekenbijlage van een krant, wel duidelijk zijn grenzen aan.
Netwerkdichten
Het doel van biografisch lezen is volgens Van Dijk niet ‘om iedere knoop in dat netwerk terug te leiden naar het leven van de schrijver, maar om in kaart te brengen hoe het netwerk functioneert om er literatuur van te maken.’ In het geval van Rijneveld functioneert dat netwerk bijzonder goed omdat de schrijver meerdere podia heeft die elkaar versterken. Ook de gedichten in en buiten het boek versterken elkaar. Het Volkskrant-gedicht ‘Vrij van beren’ heeft een dubbele functie. Het is te lezen als aanvulling op ‘Het nut van wankelen’, het een-na-laatste gedicht in de bundel. De geruststelling die in dat gedicht van ‘lievemans’ wordt verlangd, levert onvoldoende bescherming op.
Vertel me, lievemans, dat de beren
op de weg enkel grommen omdat het
grommen nu eenmaal in hun aard zit
en ik het gewoon te persoonlijk opvat,
terwijl iedereen als ontwerp ter
wereld komt en een eindversie
nooit definitief, nooit compleet is.
Rijnevelds netwerk stelt hem in staat krachtiger stelling te nemen tegen de haters, die zijn overgang naar he/him blijkbaar als bedreiging opvatten, dan hij in de bundel deed. ‘Het nut van wankelen’ krijgt door het nieuwe gedicht ook de status van intertekst en maakt bij tweede lezing duidelijk dat de transitie in Komijnsplitsers niet Rijnevelds verandering is en misschien zelfs wel niet het belangrijkste thema van de bundel. Dat is misschien wel de grenzen van de taal opzoeken en ‘het onzegbare benoemen’, zoals het in ‘Handen vol krijgerschap’ heet, dat ik het mooiste gedicht van Komijnsplitsers vind, om te voorkomen dat je woorden ‘wrakhout’ worden. Pas als het onzegbare is benoemd, kan het lyrische ik aan het gedicht zijn zelf ontlenen en subject worden, zoals Karl Pestalozzi het zo mooi formuleert in Die Entstehung des lyrischen Ich (1970).
Marieke Lucas Rijneveld: Komijnsplitsers. Atlas Contact. 104 blz. € 19,99. Te koop bij de lokale boekhandel.
Laat een reactie achter