Barricadepoëzie is gebouwd op een paar heel goede ideeën van de samenstellers, Johan Sonnenschein en Kornee van der Haven. Het eerste goede idee was om een bundel beschouwingen te maken over dichters die in de afgelopen anderhalve eeuw hun gedichten als barricaden gebruikten. Het tweede goede idee was om behalve de fine fleur van de Nederlandse literatuurbeschouwing – Jan Rock! Saskia Pieterse! Bram Ieven! Gijsbert Pols! – ook een aantal dichters-activisten te vragen om een bijdrage.
De twee groepen blijken heel andere bijdragen te kunnen leveren. Uit het eerste deel, dat van de beschouwers, het langste, zie je duidelijk dat er een vergeten lijntje zit in de dichtkunst – het lijntje van de activistische poëzie. Dat vergeten moet je soms vrij letterlijk nemen: Laurens Ham wijdt bijvoorbeeld een fascinerend essay aan Pierre van Vollenhove, de arbeider-dichter die korte tijd betrekkelijk bekend was, maar van wie al twintig jaar niets meer vernomen is (Ham zegt dat hij niet eens weet of Van Vollenhove nog leeft) en aan wie de DBNL geen pagina heeft gewijd. Er is tegelijk ook aandacht voor een aantal zeer beroemde dichters, van wie het oproerige werk ofwel vaak met de mantel der liefde is bedekt (Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst) of nauwelijks bekend is (Paul van Ostaijen).
Mooi schrijven
Een geweldig voorbeeld van een essay uit dit deel van de bundel is dat van Alfred Schaffer over Frank Martinus Arion (1936-2015), in Nederland vooral bekend als romanschrijver, maar bij zijn leven ook dichter en politiek activist, onder andere tegen de koloniale houding van Nederland op de Antillen, tegen racisme en voor het Papiamento. Schaffer laat mooi zien hoe belangrijk deze aspecten van Arions leven waren. Zoals voor veel van de dichters die in deze bundel aan de orde komen was de relatie tussen barricade en poëzie helemaal niet zo eenduidig. Schaffer vertelt dat Arion in het voorwoord van zijn verzamelbundel Heimwee en de ruïne (2013) met soms zeer duidelijk politieke gedichten, meteen afstand creëert tot het activisme:
Ik ben vaak een geëngageerd schrijver genoemd. Ik weet niet precies wat mijn critici daarmee bedoelen, en de meesten van hen waarschijnlijk ook niet. Ze praten elkaar gewoon na. Zoals de kaaiman aan de monding van de rivier, zo zitten ze altijd aan de mond van de mode.
Arion bedoelde volgens Schaffer misschien dat zijn werk door dat label engagement mogelijk literaire schade opliep “waardoor zijn teksten het risico lopen onschadelijk te worden gemaakt, netjes ingepast in de hypes en trends”. Interessant is overigens dat dit een spiegel is van een angst die Multatuli vaak naar voren bracht: hij was juist bang dat mensen hem alleen maar “mooi” vonden schrijven en daardoor zijn engagement niet zagen.
Ruimte
Dat is het dilemma die door de hele bundel loopt: dat van de eisen van de poëzie en dat van de barricaden. De schrijvers in het eerste deel van Barricadepoëzie behandelen het probleem vanuit de literatuur: ze nemen simpelweg aan dat sommige dingen nu eenmaal in poëzie worden uitgedrukt en laten zien dat je dan ook best ‘activistisch’ kunt zijn. Natuurlijk is activistische poëzie ook poëzie. Maar de omgekeerde vraag is minstens even interessant: wat voor nut heeft poëzie eigenlijk op de barricaden? Als het een goed instrument is, waarvoor is het dan een goed instrument? Kun je om effectief te zijn niet beter een brochure schrijven of een YouTube-filmpje te maken.
In de wereld van de letterkunde is de vraag naar nut taboe, maar in de wereld van het activisme is het alles.
Het is daarom waarschijnlijk ook niet vreemd dat die vraag vooral beantwoord wordt in het tweede deel van de bundel, waar activistische dichters aan het woord komen: mensen zoals Nico van Apeldoorn, Michael Tedja enJoke Kaviaar die zowel activist zijn als dichter. Een revelatie was voor mij in dit deel Yousra Benfquih, rechtsgeleerde, spoken word artist, columnist en dichter van een briljante satire op de huidige Vlaamse premier Jan Jambon. “In poëzie, althans de niet van maatschappijkritiek schuwe poëzie”, schrijft zij, “lijkt een derde ruimte te ontstaan: een ruimte tussen de instemmende, medeplichtige stilte enerzijds en de uitputtende, reducerende repliek anderzijds.” Die laatste kenmerkt namelijk volgens haar het huidige ‘openbare debat’, op de sociale media, maar ook daarbuiten, in ieder geval wat betreft het onderwerp dat zij aansneedt – de manier waarop Jambon over jongeren van Marokkaanse herkomst sprak.
Twitter als de mond van de mode van onze tijd. En het gedicht als een manier om daaraan te ontsnappen. Een ruimte om nog echt iets te zeggen.
Johan Sonnenschein en Kornee van der Haven (red.) Barricadepoëzie. Lyrisch activisme sinds 1848. EPO, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter