Ik heb niet kunnen achterhalen of er eerder neerlandici in het prestigieuze Science hebben gepubliceerd, maar Mike Kestemont en Folgert Karsdorp is het in ieder geval gelukt. Gisterenavond werd hun artikel ‘Forgotten books: The application of unseen species models to the survival of culture’ gepresenteerd. Bekijk vooral de verbluffende website bij dit artikel.
Kestemont heeft de afgelopen jaren al af en toe verteld over het onderzoek (bijvoorbeeld hier). De vraag is hoe we kunnen schatten hoeveel middeleeuwse manuscripten er verloren zijn gegaan: welk deel van de totale output hebben we eigenlijk? Dat is een ingewikkelde vraag, want het is niet meteen duidelijk hoe je kunt tellen wat er niet is. Het heel slimme idee van de onderzoekers is om hiervoor een methode te gebruiken uit de ecologie: een manier om op basis van de aangetroffen dieren in een bepaald natuurgebied te schatten hoeveel dieren er eigenlijk zijn terwijl je ze nooit ziet.
Nieuw in het Science-artikel is, als ik het goed zie, vooral dat een en ander nu wordt vergeleken met andere middeleeuwse Europese culturen.
Zijn boeken dieren? Er zijn natuurlijk verschillen: dat je dieren niet ziet, is bijvoorbeeld omdat ze schuw zijn en van schuwe boeken is nog niet veel vernomen. Het is dus niet helemaal zeker dat die methode echt goede schattingen doet, maar aan de andere kant laat hij een aantal resultaten zien die wel vertrouwen geven. Zo blijken literaturen die op eilanden zijn ontstaan – zoals IJs- of Ierland – gemiddeld beter behouden te zijn als je op deze manier schat. En je kunt je daar iets bij voorstellen: alle manuscripten blijven daar beter bij elkaar in de buurt, in een aantal bibliotheken die het erfgoed beschermen en ze fladderen niet over de wereld uit.
Dat ‘uitfladderen’ vind ik sowieso een interessante bijvangst van dit onderzoek. De illustraties in Science zijn altijd prachtig; hier is een zogeheten ‘hittekaart’ van Europa voor vier talen. Hoe heter het op de kaart is, des te meer manuscripten bevinden zich momenteel op die plaats:
Ik heb de indruk dat deze verspreiding vooral goed te correleren is met het relatieve belang van de desbetreffende literatuur in de middeleeuwen. De Franse was toonaangevend en dus was (en is) er in heel Europa interesse voor. De Engelse literatuur bleef op het eigen eiland. De Nederlandse literatuur is beter verspreid geraakt, maar vooral in het Duitse taalgebied. In de middeleeuwen was er natuurlijk ook geen echte grens tussen het Duitse en het Nederlandse taalgebied. Dat die verspreiding vooral iets zegt over de situatie in de middeleeuwen is verder misschien te begrijpen als een aanwijzing dat boekverzamelingen in de vroegmoderne tijd al snel bevroren, misschien omdat ze vooral een nationaal belang leken te dienen.
Laat een reactie achter