Recensie van Hier huizen draken van Marie Claus
Alleen al vanwege de titel zou je de nieuwe dichtbundel Hier huizen draken van Marie Claus willen lezen. Die is mysterieus en ligt door de alliteratie en de versmaat lekker in de mond. Waar huizen de draken en wat doen ze, wilde ik meteen weten. Het motto van Ursula Le Guin dat voorafgaat aan de eerste afdeling – People who deny the existence of dragons are often eaten by dragons. From within. – wijst op een behoefte aan waarheid. Le Guin schrijft namelijk in The Wave in the Mind dat draken een van de waarheden over ons zijn. Wie die waarheid niet uitspuwt, wordt van binnen opgevreten. De verbeelding is volgens Le Guin de beste manier om de waarheid naar buiten te laten komen, de enige manier voor de schrijver. Onze verbeelding is echter nooit zuivere fantasie: ‘It all starts with experience. Invention is recombination.’
Marie Claus, die eerder onder de naam Anneke Claus schreef, paart ervaringen, vaak ervaringen die het lyrische ik woedend maakten of uit balans brachten, aan een rijke fantasie. In het openingsgedicht ‘Brandstapelangst’ wordt een vrouw ‘heks’ genoemd. Dat heeft ze goed verstaan. Andere taaluitingen gaan in haar hoofd een eigen leven leiden. De ‘relativering’ in treinstel 4045 is in werkelijkheid de ‘railcatering’. Het speciale menu voor ‘vaginisten’ is voor ‘veganisten’ bedoeld. In de trein lopen niet genoemde verplegers rond die de vrouw en nog een andere patiënt naar de kliniek brengen.
In een hoek van het vertrek staat een ongemakkelijke stoel,
een stoel voor een vrouw die van weinig ruimte innemen
zo’n sport heeft gemaakt dat ze eigenlijk in een kliniek thuishoort.
Is de vrouw gek of slaagt zij er niet in haar plaats in de maatschappij op te eisen en gaat ze daaraan te gronde? Daarmee zijn we bij het tweede motto aangekomen, dat van Rebecca Solnit is, de munter van het begrip mansplaining.
Being told that, categorically, he knows what he’s talking about and she doesn’t, however minor a part of any given conversation, perpetuates the ugliness of this world and holds back its light.
Rebecca Solnit, ‘Men Explain Things to Me’
In het gedicht ‘Ieja Deja’ worstelt een vrouw met haar eigen ongehoorde stem. Ze voelt de druk om te spreken omdat iedereen zichzelf manifesteert. Ze wordt tegengehouden omdat iemand haar vergelijkt met ‘buizenpost, een doorgeefluik, een orakel, een papegaai, een aap, een schaap’. Alle items in deze opsomming vormen een belediging. Ze duiden allemaal op het doorgeven, napraten of zonder meer aannemen van de mening van een ander. In alle woorden klinkt nog minstens één negatieve betekenis door: ‘buizenpost’ is achterhaald, van een ‘orakel’ hoef je je niets aan te trekken, een ‘aap’ vertoont een aangeleerd trucje, een ‘schaap’ is goedgelovig. Er is nog een ander probleem. Wat als je spreekt en er niemand luistert?
Stel, ik vind mijn stem en mijn collega’s
vinden haar de moeite van het luisteren niet waard.
Gekrenkte mannelijkheid
Technische systemen en oorlog zijn andere thema’s die in verschillende gedichten terugkomen. En ook in deze gedichten staat de strijd tussen mannen en vrouwen voorop. In ‘Captcha’ is het lyrische ik aan het daten en moet zij bewijzen dat zij geen robot is. De titels boven de strofes zijn net als de titel frases uit de techwereld. Zeg iets. / Wat ben je aan het doen? / Het is ingewikkeld. / Bewijs dat je geen robot bent. Het ik reageert op alle oproepen en vragen en geeft daarmee ook de mannen die ze via verschillende apps zou kunnen ontmoeten antwoord, ongevraagd – net zo ongevraagd als mansplainerige reacties – en soms vlijmscherp:
Bewijs dat je geen robot bent
Bewijs het zelf. Je kunt niet ontkennen dat ik altijd terrein prijsgeef
en jij bij de gedachte aan een visitatie al muren begint op te werpen
omdat je zo ontzettend geen homo bent
Gekrenkte mannelijkheid wordt in ‘Vlak in kubus’ gecompenseerd door een verlangen naar ‘de echte oorlog (…), de echte helden, / de echte verhalen waarin echte helden worden geëerd’.
In ‘Vrij naar Henry’ wordt de mythe van de eenzame natuurheld Henry Thoreau doorgeprikt. De dichter trok zich terug in de natuur om een boek te schrijven, maar wel in een hut vlakbij de bewoonde wereld en zijn ouderlijk huis, zo dichtbij dat zijn moeder hem van warme maaltijden kon voorzien en zijn was deed.
Recombinatie
Het recombination-procedé dat Marie Claus aan Ursula Le Guin ontleent, vindt zijn hoogtepunt in het gedicht ‘IJlbrief aan het oude continent’ waarin inmiddels min of meer canonieke vrouwen als Suzanna (van Reigersberch en Wolf), (Aletta (Jacobs), Marga (Klompé) – onlangs opgenomen in de Canon van Nederland – en Anna Maria (van Schurman) op weergaloze wijze worden gecombineerd met bergen en klimaatverandering. De vrouwen worden met hun voornaam aangesproken, alsof ze bij iedereen bekend zijn en in alle schoolboeken staan, én zoals vaak in interviews met politici en schrijvers gebeurt. De man wordt Klaver of Mulisch genoemd, de vrouw Lilian of Marie.
De vrouwen wordt verteld dat de berg naar het lyrische ik, dat in 2022 leeft, is toegekomen. De vooruitgang die is geboekt, is echter marginaal (‘Aan de rand van het industriegebied’) en er dreigen andere gevaren. De berg staat nog voor een moeilijke taak. Hij is niet alleen een inmiddels bereikt ideaal, hij laat nu in een andere gedaante ‘schoorstenen roken’ en moet voor ‘honderd procent circulair’ zijn. Ook toekomstige generaties moet hij van een inkomen voorzien omdat er een ‘groeiende behoefte’ is ‘aan belevingsgerichte toeristische producten’. In het neoliberale tijdsgewricht zijn ‘alle bergen in nationale parken aan het werk gezet’. Het lyrische ik probeert ‘met pijp, pet, cape en alles’ de betekenis van de berg, die af en toe dronken naar bed gaat, te doorgronden. De gepersonifieerde berg, die niet meer zoals in het verleden vrij is om te gaan en staan waar hij wil, is commercieel interessant, maar ‘als Nederland slaapt’, neemt hij een andere gedaante aan en knaagt hij aan een bos en slurpt hij een meer leeg. Als een taaldetective zoekt het lyrische ik antwoord op de vraag hoe het zover heeft kunnen komen dat wij ‘allemaal huurmoordenaars’ zijn geworden.
Ik trek de zinnen van groenwassers uit elkaar om te leren hoe je ze vormt,
ik houd elke ambtenaar op zijn kop en schud hem uit,
het wordt er allemaal niet duidelijker op
Op het einde van het gedicht duikt vanuit het niets een vos op die ‘zegt dat chaos heerst’. Omdat hij een veel langere en stabielere canonieke staat van dienst heeft dan Suzanna en Anna Maria krijgt hij ‘uiteindelijk toch gelijk’.
Le la
De combinaties die Marie Claus maakt, zijn niet altijd even duidelijk of voor de hand liggend, wat de gedichten soms moeilijk te doorgronden maakt. Zo combineert ze in ‘Le la dedans dehors’ de neutrale inkt die Roland Barthes koopt en die toch kleur blijkt te hebben met een kind in een verkeerd lichaam dat voor de spiegel staat en lacht omdat ‘[h]et voelt dat het bestaansrecht heeft’. Het is aan de lezer betekenis te geven aan de vier strofen over Barthes, die in Het rijk van de tekens (1970) de band tussen binnen- en buitenkant doorsneed (‘le dedans ne commande plus le dehors’), en de vier over het gespiegelde kind en een verband te leggen. Freud en Lacan en het vrouwelijke lidwoord ‘la’ dat Marie Claus de titel binnengesmokkeld heeft, zouden als conjunctie én breekijzer kunnen dienen. Maar nadenken over de doorzichtigheid van de inkt en het kinderlijke vermogen om door de spiegel heen te kijken, is misschien wel genoeg om tot een interpretatie te komen.
Het lyrisch ik in ‘Als ik hier trek, gaat het daar mis’, één van de allerbeste gedichten in de bundel, is zich zelf bewust van verbanden. De achtjarige Marie snapt dat ‘alledaagse handelingen’ ‘gruwelijk leed’ kunnen veroorzaken. De 42-jarige Marie is zich ervan bewust dat sommige achtjarigen ‘hoogbejaard’ zijn omdat ze weten hoe gespleten de wereld is. Ze snakt ernaar ‘dit bipolaire metamoderne gedoe’ definitief achter zich te laten.
(…) de episodes
waarin ik leer dat ik uit de kleren moet om ooit het museum in te mogen,
denk dat ik me leeg voel vanwege het gat in de ozonlaag vanwege het gat in de ozonlaag
en tegen een psycholoog zeg dat ik gelukkig wil zijn
terwijl ik me afvraag of je daar dik van wordt.
De gedichten in Hier huizen draken zijn minder compact en minder afgerond dan die in haar veelgeprezen laatste bundel De begrafenis van de mannen (2016). Maar juist de ambivalentie en raadsels maken deze nieuwe dichtbundel van Marie Claus zo fascinerend. Toen ik Hier huizen draken voor het eerst las, was de oorlog in Oekraïne nog niet begonnen. Tijdens het herlezen kregen de gedichten over oorlog en mannelijk heldendom meteen een andere betekenis. De actualiteit vormde een extra laag die de realiteit van geweldsverheerlijking heel concreet maakt: duizenden gesneuvelde pubers en gezinnen die in plastic zakken in massagraven worden geworpen. Be careful what you wish for als je verlangt naar oorlog om je ‘echte’ mannelijkheid te bewijzen.
Catalogus
Hier huizen draken sluit af met een catalogusgedicht met een opsomming van jewelste. De dichter dankt bijna twee pagina’s lang honderden dingen (‘hamers, schroevendraaiers, steeksleutels’; ‘bijlen, speren, bogen, werpmessen, zagen’), natuurverschijnselen (‘wervelwinden, tornado’s, orkanen, aardverschuivingen’), geweldsvormen (‘aanranden, verkrachten, martelen, doden’), sportbewegingen (‘tackels, schwalbes, knietjes, kopstoten’) en stemmingen (‘verdriet, somberte, radeloosheid, depressie’).
DANK: ritmes, gehelen, hiërarchieën, netwerken, sporen, paden, wegen,
snelwegen, tunnels, luchtwegen, waterwegen, ruimtewegen, expedities,
ontdekkingsreizen, onderzoeksreizen, missies, territoria, grenzen, lijsten
kaders, strepen, stippen, handafdrukken, pictogrammen, afbeeldingen, beelden (…)
De manier waarop de reeksen elkaar opvolgen, is heel interessant. De hiernavolgende serie beschermmiddelen bevat twee omhulsels die ook een schuilplaats vormen: ‘schelpen’ en schalen’) De rest zijn afweer- en/of aanvalsmiddelen.
schelpen, schalen, schubben, pantsers,
doorns, hoorns, stekels, angels, nagels, tanden, scherpe randen
De verdedigende hoorns, stekels, angels enz. lijken de ‘rafelranden, gif, stank, herrie’ die erna komen tot gevolg te hebben.
Een soortgelijk verband lijkt er te bestaan tussen de aaneenschakeling ‘opgetrokken wenkbrauwen, knipogen, ironie, sarcasme, cynisme, ondervragen’ die overgaat in ‘onderwerpen, aanranden, verkrachten, martelen, doden’. Heel mooi vind ik de sequentie die loopt van ‘verzorgen, vertroetelen’ via ‘onteigenen, koloniseren’ naar ‘poetsen, vegen, dweilen, schrobben’. Alsof je de moeder van Thoreau voor je ziet.
Hoewel veel woorden in de catalogus een negatieve connotatie hebben en de overgangen tussen reeksen laten zien hoe snel iets goeds kan omslaan in iets slechts spreekt er een geweldige vitaliteit en weerbarstigheid uit het DANK-gedicht die hoop biedt, maar de lezer ook alert houdt omdat het risico op escalatie en geweld altijd aanwezig is.
Foto van Ville Miettinen / CC BY-NC 2.0.
Marie Claus: Hier huizen draken. Lebowski Publishers. 84 blz. € 19,99. Te koop bij de lokale boekhandel.
Laat een reactie achter