Er is wat te doen om het woordgeslacht in Van Dale. De reuring heeft ook de kolommen van het online tijdschrift Neerlandistiek bereikt. Eigenlijk lopen er twee kwesties door elkaar heen: ten eerste, moeten we een dubbele genusverwijzing hebben bij woorden als dokter? Ten tweede, moet bij die genusverwijzing ook nog een derde genus x erkend worden?
Marc van Oostendorp vindt dat als je naar dokter kunt verwijzen met haar, er geen argument meer is om niet te zeggen dat dokter ook vrouwelijk is. Dat staat nog te bezien, denk ik. Het zou hier kunnen gaan om een geval van wat in de constructiegrammatica ‘coercion’ heet. Het woord hond is mannelijk, maar er zijn baasjes die zij zeggen als het een teefje is, óók in dialecten waar het genus nog gemarkeerd wordt op de lidwoorden: informeel Vlaams (tussentaal): nen hond. Naar hond met ‘zij’ verwijzen is coercion. Ook elders heb je dat. Het woord auto is een telbaar zelfstandig naamwoord, maar dat sluit niet uit dat je het als stofnaam kunt gebruiken: Bij Skoda krijg je veel auto voor je geld. Waar coercion stopt en het reguliere gebruik begint, is niet zo goed vast te stellen. Is miljoen een zelfstandig naamwoord dat je via coercion kunt gebruiken als telwoord, of is het ondertussen een telwoord? De vraag is niet zo gemakkelijk te beantwoorden, en je hebt eigenlijk een historisch perspectief nodig. Die m/v kun je desgewenst in een woordenboek voor dokter zetten, daar heeft Van Oostendorp geen ongelijk in. Maar of het echt dwingend volgt uit de taalfeiten? Dat denk ik niet.
Nog twijfelachtiger wordt het wanneer je verwijst met x. Er zijn bij mijn weten geen dialecten en er is geen historische grond voor een variëteit waarin x op het lidwoord of andere determinatoren gemarkeerd is. Er zijn ook geen anaforische pronomina die op hetzelfde niveau staan als hij of zij of die of dat. De voorstellen die her en der gedaan worden komen niet goed van de grond. Het zou me verbazen mochten ze een ruimer bereik hebben dan fracties van een promille van de bevolking. Daarmee is het eigenlijk geen standaardtaal, want die is ‘neutraal’. Waarom zou je het taalgevoel van die mensen wel willen honoreren, maar niet het taalgevoel van mensen die het hebben over ‘de mooie meisje’? Het beschrijvend woordenboek overspeelt hier z’n hand. Het ruikt sterk naar deugdpronken (virtue signalling). Je krijgt het vermoeden dat het woordenboek zijn krimpende lezersbestand niet verder wil dynamiteren.
Paul zegt
Het zou me toch een lief ding waard zijn als die genderonzin uit de taal werd gesloopt. Het is louter en alleen gebaseerd op emoties. Te idioot voor woorden.
Peter Debrabandere zegt
Je zou het bezwaar tegen m/v/x als genusaanduiding bij substantieven ook zo kunnen formuleren:
Bij substantieven als “kerk”, “doos” en “tafel”, die oorspronkelijk vrouwelijk waren, maar nu door heel veel taalgebruikers niet meer als vrouwelijk aangevoeld worden en dus als mannelijke substantieven gebruikt worden, waarnaar dan met “hij”, “hem” of “zijn” verwezen wordt (i.p.v. oorspronkelijk “ze” of “haar”), gaat het bij v/m om de aanduiding dat het genus oorspronkelijk vrouwelijk was, maar nu vaak mannelijk. V/m duidt op een taalverandering die nog niet helemaal voltrokken is. Er zijn nog mensen die het woord als een vrouwelijk woord zien, maar velen zien het ondertussen al als een mannelijk woord. Het woord kan in iemands persoonlijke taalgebruik niet afwisselend vrouwelijk en mannelijk zijn. Dat is anders bij persoonsaanduidingen als “dokter”, “chirurg”, “ingenieur” en “leraar”. Het gaat bij de aanduiding m/v/x niet om een taalverandering, eigenlijk ook niet om het genus van het substantief, maar om de vermelding dat je met mannelijke verwijswoorden naar die substantieven kunt verwijzen als de bedoelde persoon een man is, met vrouwelijke verwijswoorden als de bedoelde persoon een vrouw is, met nog niet nader bepaalde alternatieve verwijswoorden als de genoemde persoon noch man noch vrouw is of niet met het eigenlijk sekseneutrale “hij”/”hem”/”zijn” aangeduid wil worden. (Uiteraard kan “hij”/”hem”/”zijn” ook seksespecifiek zijn, mannelijk dus. Maar in bepaalde contexten is het sekseneutraal.) Een substantief als “leraar” is niet vrouwelijk. Het is altijd mannelijk. Maar het woord kan ook naar een vrouw verwijzen, waardoor je “zij”, “ze”, “haar” kunt gebruiken om naar de persoon te verwijzen. Maar dat maakt “leraar” nog niet tot een vrouwelijk zelfstandig naamwoord. De grammaticale informatie “m/v/x” is dus gewoon onjuist. Het genuskenmerk van een substantief is iets anders dan het biologische kenmerk van de persoon waar het substantief naar verwijst.
Marc van Oostendorp zegt
Jij zegt op het einde geloof ik hetzelfde als Freek: “Een substantief als “leraar” is niet vrouwelijk. Het is altijd mannelijk. Maar het woord kan ook naar een vrouw verwijzen”. Freek zegt het iets ingewikkelder: de sexus is mannelijk maar door coercion kan het vrouwelijk gebruikt worden; maar dat komt op hetzelfde neer.
Ik begrijp dat niet. Hoezo is het woord leraar mannelijk? Waar volgt dat nu precies uit? Er is niets wat die aanname rechtvaardigt, er is geen enkele grammaticale test te bedenken waar dat uit zou volgen. Eventueel zou je nog kunnen zeggen: in het verleden werd het altijd als mannelijk gebruikt, maar zelfs dat is maar een dubieus argument. Er is niemand en vermoedelijk is er nooit iemand geweest die kon zeggen ‘de leraar en zijn krijtje’ als het over een vrouw ging. Op het moment dat je het woord leraar kunt gebruiken voor vrouwen, kun je het ook als een vrouwelijk woord gebruiken.
Henk zegt
De portee van mijn reactie bij jouw stuk was dat die grammaticale tests er nu juist wel zijn. Er zijn er in elk geval twee:
1. In waarschijnlijk alle vormen van het Nederlands kun je in generiek gebruik ‘Een leraar moet z’n best doen’ zeggen – en in geen enkele vorm van het Nederlands in datzelfde generieke gebruik ‘Een leraar moet d’r best doen’. Je hebt hier geen sexus waarop je te zeil kunt gaan, alleen een inherente eigenschap van het woord ‘leraar’ bepaalt blijkbaar die keuze voor ‘z’n’. Dat die eigenschap hoogstwaarschijnlijk het woordgeslacht is, kun je in ieder geval in prescriptief Standaardnederlands en mogelijk ook in ongenormeerd Nederlands in het driegeneragebeid laten zien door hetzelfde testje uit te voeren op een woord als ‘persoonlijkheid’: ‘Een sterke persoonlijkheid zal altijd haar (*zijn) best doen’ en zo laten zien dat het vrouwelijke woordgeslacht daar tot de keus voor andere voornaamwoorden leidt.
2. In een (weliswaar laat verworven, maar wel functionerend) archaïserend register van het Nederlands krijg je altijd ‘het lot des leraars’ en ”s leraars taakopvatting’ en niet ‘het lot der leraar’ en ‘der leraar taakopvatting’. Juist om deze constructie te kunnen aanleren heb je naslagwerken met informatie over woordgeslacht nodig.
Dat niemand over een vrouw kan zeggen ‘de leraar en zijn krijtje’ zegt niets over het geslacht van het woord ‘leraar’, zoals de aanvaardbaarheid van ‘de hele klas zei dat ze hun huiswerk niet hadden gemaakt’ niet zegt dat ‘klas’ meervoud zou zijn. Het zegt alleen dat voornaamwoordelijke verwijzing door veel meer kenmerken dan alleen woordgeslacht wordt bepaald.
Als je woordgeslacht en sexus in een grammaticale beschrijving niet duidelijk van elkaar scheidt, zou je ook van een onzijdig woord als ‘meisje’ moeten zeggen dat het vrouwelijk kan zijn, omdat ‘het meisje en d’r krijtje’ gewoon Nederlands is. Sterker nog: doordat vrijwel elk zelfstandig naamwoord wel kan worden gebruikt om metaforisch een vrouwelijke persoon aan te duiden, wordt in die redenatie bijna elk woord ook vrouwelijk:
– Wat een watje: ze durft niet eens over het hek te springen.
– Die rode pet achterin is me veel te brutaal: laat haar maar nakomen.
– We hebben een groot talent aangenomen, haar laagste examencijfer was een negen.
– Wil je die piekharen vertellen dat ze zich eerst netjes moet maken voor ze weggaat?
– De enige kerel in de regering was de Willemien en die enige kerel had weinig geduld met haar ministers.
Henk zegt
Of dit nou een geval van coercion is, dat vraag ik me af. Daarvoor moet er historisch dan wel binnen het huidige systeem iets in een mal worden gedrukt, moet er creatief de grens van het conventionele worden overschreden. Mogelijk geldt dat in het zuidelijke driegeneragebied als een baasje met ‘ze’ naar ‘de hond’ terugverwijst, maar ik maak me sterk dat de keuze tussen ‘ie’ of ‘ze’ in dat specifieke geval in het tweegeneragebied volledig door andere kenmerken dan woordgeslacht wordt bepaald: bij sommige sprekers ‘ie’ omdat ze naar een niet-menselijk de-woord verwijzen, bij andere ‘ie’ of ‘ze’, afhankelijk van het natuurlijk geslacht van het beestje.
Een volgens mij simpeler, concreter en adekwater model van voornaamwoordelijke verwijzing in het Nederlands beschrijft hoe verschillende kenmerkcategorieën bijdragen aan de keuze van bepaalde functionele categorieën. In het prescriptieve Nederlandse Standaardnederlands heb je voor de keuze van het betrekkelijk voornaamwoord genoeg aan het kenmerk woordgeslacht, terwijl je voor de keuze van het persoonlijk voornaamwoord een serie kenmerken gebruikt, waaronder sexus (‘de dokter zegt dat ze later komt’), bezieldheid (‘alweer een mug, ik sla hem dood’, ‘er ligt overal modder en ik moet het opruimen’) en getal (‘de vriendengroep was dronken en ze maakten veel lawaai’).
Je hoeft in zo’n systeem niet aan te nemen dat met voornaamwoordkeuze het taalsysteem creatief wat wordt opgerekt, alleen dat voornaamwoordelijke verwijzing door veel meer dan alleen een hybride categorie ‘geslacht’ wordt bepaald.
Freek Van de Velde zegt
Ik zeg helemaal niet dat het woord leraar mannelijk is. Alleen dat verwijzing met hij of zij of hem of haar bij personen niet per se leidt tot de conclusie dat het een woord is dat twee genera heeft. Alleen die x vind ik taalkundig gezien onzin.
Ludo Permentier zegt
Dit schrijft de ANS (3.3.3):
“Alleen ten aanzien van de persoonsnamen bestaat er overeenstemming tussen alle taalgebruikers.
Namen van mannelijke personen (bijv. vader, koning, leraar) zijn mannelijke, namen van vrouwelijke personen (bijv. moeder, koningin, lerares) zijn vrouwelijke substantieven.
Een apart geval vormen persoonsnamen als deugniet, gids, leerling, persoon, baby, arts, dokter, minister, zelfstandig gebruikte adjectieven als arme, blinde, zieke en zelfstandig gebruikte deelwoorden als beklaagde, gewonde, verdachte. Dergelijke woorden kunnen zowel mannen als vrouwen aanduiden. Ze worden daarom gemeenslachtige (of gemeenkunnige of commune) substantieven genoemd. Deze substantieven worden als mannelijk, respectievelijk als vrouwelijk behandeld, naargelang van het geslacht van de aangeduide personen.”
Dat over die ‘overeenstemming tussen alle taalgebruikers’ kunnen ze nu wel schrappen.
Geri de Boer zegt
Naar aanleiding van het voorbeeld van Marc Oostendorp: vroeger zeiden ze niet ‘de leraar en haar krijtjes’ als de leraar een vrouw was, vroeger zeiden ze in dat geval ‘de lerares en haar krijtjes’. Woorden hebben van oudsher wel degelijk een genus. Waarom een woord mannelijk of vrouwelijk is, is onbekend, zoals we ook niet weten waarom een woord onzijdig is.
Het is ook geen wetmatigheid dat een woord altijd hetzelfde geslacht behoudt. Dat bewijst de vervaging tussen mannelijk en vrouwelijk in het Nederlands-Nederlands wel, en dat kan zich ook gaan uitstrekken tot onzijdige woorden. Als iedereen ‘de meisje’ zou gaan zeggen, is dat ook gewoon een verschuiving. Maar ik zou het wel gek vinden om naar de meisje te verwijzen met ‘hij’. Mijn stelregel is: natuurlijk geslacht gaat boven woordgeslacht. Dus: ‘het kind speelt met haar autootjes’ als het een meisje is en ‘het kind speelt met zijn poppen’ als het een jongen is. Maar ‘kind’ blijft een onzijdig woord. En zo is het ook met ‘leraar’. Hij geeft les als het een man is, zij als het een vrouw is. Maar ‘leraar’ blijft een mannelijk woord.
Iets anders is dat we in de taal tegenwoordig niet altijd de keuze willen maken tussen ‘hij’ of ‘zij’. We hebben behoefte aan genderneutrale verwijswoorden. De Scandinavische talen hebben daarvoor tegenwoordig ‘hen’. In die talen is dat een logische aanvulling op de persoonlijke voornaamwoorden ‘han’ (hij) en ‘hon’ of ‘hun’ (zij). Er gaan stemmen op om hen ook in het Nederlands over te nemen, maar dat vindt nog niet veel weerklank, ik denk domweg omdat ‘hen’ bij ons al een andere functie heeft. En iets tussen ‘hij’ en ‘zij’ is in het Nederlands lastiger te vinden. Maar in die discussie moet de oplossing volgens mij worden gevonden. Niet in een x als genusaanduiding.
Marc van Oostendorp zegt
Leraar is inderdaad niet het beste voorbeeld, omdat er ook een vrouwelijke vorm bestaat. Dokter, mijn oorspronkelijke voorbeeld, is in dat opzicht beter. Maar verder valt ook in uw bijdrage op dat u aanneemt dat het nu eenmaal zo is dat bepaalde persoonsaanduidende termen nu eenmaal mannelijk zijn. Het gaat me er niet om een reden te geven waarom het zo is, maar een argument dat het zo is. Dat vind ik ook in uw reactie niet terug.