Sinds het begin van de Russische invasie zijn duizenden Oekraïners naar de Lage Landen gevlucht, wat zal leiden tot nieuwe ontmoetingen. De Oekraïners komen immers uit een cultuur die voor veel Nederlandstaligen onbekend zal zijn. Dat blijkt onder meer uit onze letterkunde die nauwelijks aandacht geeft aan de Oekraïense literatuur. Uitzondering is de schrijver en slavist Johan Daisne (1912 – 1978) die in 1949 een lovend artikel wijdt aan ‘De Russiese Poezie’ in De Vlaamse Gids. Onder Russische poëzie schaart Daisne onder meer het werk van de dichter Taras Sjevtsjenko (1814 – 1861) die geldt als een van de grondleggers van de moderne Oekraïense literatuur. In zijn artikel prijst Daisne de dichter en geeft een vertaling van Sjevtsjenko’s gedicht ‘Het Testament’. Hiermee was Daisne de eerste auteur die werk van de Oekraïner in onze taal vertaald had. Daarbij was De Vlaamse Gids een uitstekend podium voor Sjevtsjenko, omdat het tijdschrift bijdrages plaatste uit allerlei wijsgerige of politieke bewegingen. Het blad had dan ook de potentie om een brede doelgroep aan te spreken die dankzij Daisne nu ook Sjevtsjenko kon lezen. Zo kwam de Oekraïense bard in de Lage Landen, al lang voordat de huidige Oekraïners arriveerden.
Sjevtsjenko naar Sint-Petersburg
Omdat Sjevtsjenko nog altijd belangrijk is in Oekraïne vormen zijn poëzie en leven een interessant inkijkje in de Oekraïense cultuur die nu dichtbij komt in de vluchtelingenstroom. De bespreking zal de nadruk leggen op het gedicht “Testament”, omdat Daisne het werk heeft ontsloten voor groter publiek. Tegelijk laat Daisnes artikel eventuele vooroordelen zien en blijkt dat Sjevtsjenko soms toch niet zo Oekraïeens is als sommige Oekraïners aannemen. In 1814 kwam de dichter ter wereld in Moryntsi, een dorp dat etnisch weliswaar Oekraïens is, maar in de 19e eeuw nog tot het Russisch keizerrijk behoorde. Zijn vader stuurde de jonge Sjevtsjenko naar een plaatselijke leraar die hem taalonderwijs gaf. Op zijn veertiende werd de dichter wees en kwam hij in dienst als huisjongen bij baron Pavel Engelhardt. De baron nam Sjevtsjenko in 1831 mee naar Sint-Petersburg en stilaan ontdekte Engelhardt het artistiek talent van zijn huisjongen. Hij bezorgde Sjevtsjenko dan ook een leerlingplaats bij een kunstschilder waar de huisjongen zijn talenten ontwikkelde. Nadat Sjevtsjenko een van zijn schilderijen verkocht had, kon hij zich vrijkopen en ging de artiest studeren in Sint-Petersburg.
Bard en symbool voor Oekraïense literatuur
In Sint-Petersburg kreeg Sjevtsjenko een progressieve vriendenkring en volgde de leergierige kunstenaar onder meer cursussen Frans. Ondertussen las Sjevtsjenko werken van Shakespeare, Goethe, Schiller, Walter Scott, Dickens en vele anderen. Hierdoor leerde de kunstenaar de grote literaire stromingen van zijn tijd, zoals de Romantiek, goed kennen. De Romantiek kenmerkte zich onder meer door aandacht voor sprookjes, het (nationaal) eigen verleden en voor de overlevering. Daarbij heeft de Romantiek veel aandacht voor individuele vrijheid, want alleen dan kon het genie van de kunstenaar zich volledig ontplooien. Dat streven botst met lijfeigenschap en een tsaristische staatsvorm die het 19e-eeuwse Rusland kende. Een genre dat zich bij uitstek leende voor de individualistische ontboezeming is de lyriek, een tekstsoort waarin Sjevtsjenko zich veelvuldig uitgedrukt heeft. Dat blijkt al uit zijn eerste dichtbundel Kobzar (ofwel: de bard) die acht gedichten bevat waarvan de meeste romantische ballades zijn. De gedichten gaan over horigheid, geschiedenis en de gewone man. Opvallend was dat Sjevtsjenko zijn werk niet in het Russisch, maar in het Oekraïens schreef. Hoewel de elite hem dan ook zag als ‘boerenpoëet’, waren progressievere lezers enthousiast en prezen Sjevtsjenko om zijn lyrische stijl met veel gevoel voor het huidige Oekraïne. Het is dan ook verklaarbaar dat de titel Kobzar symbool ging staan voor het hele literaire oeuvre van Sjevtsjenko en soms zelfs als verwijzing naar de hele Oekraïense literatuur.
Sjevtsjenko’s Testament
Sjevtsjenko’s binding met het huidige Oekraïne bleek niet alleen uit zijn poëzie, maar ook uit zijn reisgedrag. Hoewel de dichter in Sint-Petersburg woonde, bezocht hij in 1843, 1845 en 1846 het huidige Oekraïne. Daar zag Sjevtsjenko hoe zijn land leed onder de economische, sociale en nationale onderdrukking van de Russische tsaren. De repressie zette Sjevtsjenko aan tot het schrijven van één van zijn meest anti-tsaristische dichtbundels die hij Tri Lita (drie jaren) noemde. De bundel bevatte kritische gedichten die de dichter in drie jaar (1843 – 1845) geschreven had. Sjevtsjenko besloot zijn bundel met het bekende gedicht ‘Het Testament’ (“Zapowit”). Het werk is dan ook een poëtisch testament, bekend uit een lange literaire traditie; schrijvers als Horace, Goethe, Beranger, Derzhavin en Pushkin schreven ook testamenten in dichtvorm. Hoewel Sjevtsjenko bij een traditie aansluit, bevat zijn Testament specifiek Oekraïense motieven. Zo vraagt de dichter om begraven te worden in Oekraïne, liefst hoog op een heuvel. Voordat het zover is, hoopt Sjevtsjenko dat de rivier Dnjepr het bloed van de vijand wegspoelt naar de zee. Dan wil de dichter God voor altijd danken en aanbidden, want dan is zijn vaderland voor altijd bevrijd van de vijand. Volgens veel bronnen duidt Sjevtsjenko met ‘de vijand’ op het keizerrijk Rusland, wat voor veel Oekraïners nu heel actueel voelt. Niet lang erna ontdekten de Russische autoriteiten de bundel, waarna Sjevtsjenko in ballingschap moest. Verzwarend was dat de dichter toegetreden was tot de ondergrondse Broederschap van de Heilige Cyrillius en Methodius die streefde naar een liberaler keizerrijk.
Johan Daisne over de toenmalige Sovjetunie
Hoewel Sjevtsjenko’s Testament al vrij snel vertaald werd en zelfs op muziek gezet werd, bereikte het de Lage Landen pas in 1946. Toen gaf Daisne de eerste vertaling van het gedicht in een artikel over Russische poëzie. Het paste bij zijn achtergrond, want Daisne had ten eerste zelf al verschillende gedichtenbundels geschreven. Ten tweede had de dichter al vroeg een levendige belangstelling voor (Groot-)Rusland; zo studeerde hij rond 1934 Slavische Talen in Gent. Na zijn afstuderen reisde Daisne naar de Sovjetunie, wat resulteerde in de rapportage ‘Stof op het Kremlin’ in de Vlaams-socialistische krant Vooruit. Hoewel Daisne positief was over het communisme bleef hij van mening dat er ruimte moest blijven voor de individualiteit van de kunstenaar. Zo kon de auteur ook waardering opbrengen voor Sovjetschrijvers die kritiek hadden op het communisme of de eerdere tsaristische staatsvorm die Groot-Rusland kenmerkte. Zijn waardering blijkt ook uit het artikel over Russische poëzie in De Vlaamse Gids, een algemeen maandblad uit liberaal-Vlaamse hoek met oog voor literatuur en cultuur. Toen Daisne zijn bijdrage schreef, verzorgde uitgeverij en drukkerij Het Laatste Nieuws het maandblad, samen met uitgeverij Hoste.
Slavische poëzie
Zijn artikel noemde Daisne de ‘Russiese Poezie’, waarbij hij Russisch als synoniem ziet voor Slavisch. In zijn bijdrage geeft Daisne hoog op van de Slavische cultuur; hij wijst erop dat de cultuur tot onze gemeenschappelijke voorouders (Indo-Germanen) behoort, zodat de Slaven allerminst ‘barbaren’ zijn. Vervolgens verwijst Daisne naar de Slavische militaire overwinningen op de Vikings en Mongolen om tot slot te wijzen op Leningrad en Sint-Petersburg die hij de ‘Venetiës van het noorden’ noemt. Dan belicht Daisne de Slavische mens en poëzie waarover hij schrijft:
Als geen ander mens zo intens, leeft hij dit proefbestaan van geest en stof, […] van droom en daad. Van die voortdurende spanning tusschen thesen en antithesen zijn zijn vele en velerlei prestaties telkens de merkwaardig hoge synthesen, waarvan de Russiese literatuur daar als een van de heerlikste voor ons ligt…. Met andere woorden: je vindt in de Russiese poëzie de grootste rijkdom van [alle] genres, maar je vindt er tevens een blijvende eenheid in de veelheid, het boven-genre dat ‘Russies-realisme’ heet.
Waardering voor Sjevtsjenko
Na zijn lovende woorden bespreekt Daisne de Russische literatuur die hij opdeelt in drie periodes, namelijk de Oudrussische letterkunde (1100 – 1650), de Nieuw-Russische letterkunde (1650 – 1840) en tot slot de Nieuwste Russische letterkunde (1840 – nu). Tot de Nieuw-Russische letterkunde rekent Daisne Alexander Poeskjin (“poëties wonder”), Liermontov (“hele mooie lyriek”) en Sjevtsjenko. Alle dichters leidt Daisne kort in, waarbij hij telkens een vertaling geeft. Van Poeskjin deelt hij ‘De Profeet’, vertaald door Aleida G. Schot en van Liermontov diens ‘Eenzame Zeil’, vertaald door Theun de Vries. Vervolgens introduceert Daisne Sjevtsjenko als ‘derde grote figuur’ in de Nieuw-Russische letterkunde. Hij typeert Sjevtsjenko als “Oekrainiese lijfeigene, schilder, musicus, dramaturg en Poesjkiniaans volksdichter van Zuid-Rusland.” Dat klopt slechts deels, want de dichter was niet zijn hele leven lijfeigene. De vergelijking met Poeskjin is ook deels correct, omdat hij in het Russisch schreef, terwijl Sjevtsjenko zich in het Oekraïens uitdrukte. Wel zijn beide dichters verbannen door dezelfde tsaar. Hieruit blijkt dat de heerser niet alleen kritiek kreeg uit Oekraïne, maar ook uit Rusland zelf.
Vertaling Testament
Na zijn typering van Sjevtsjenko geeft Daisne een zelfgemaakt vertaling van diens ‘Testament’:
Wanneer ik zal sterven,
begraaft me in een koergan,
in ’t midden der grote steppen
van mijn geliefde Oekraina,
zo dat de eindeloze vlakten,
de Dniëpr en de watervallen
zichtbaar wezen en hoorbaar weze
hoe de golven er bruisen.
Wanneer ze weg van Oekraina
’t bloed der vijanden zullen voeren
in de blauwe zee, zal ik roeren
vlakten en bergen,
alles verlaten en opstaan
om te bidden tot de Heer. Maar tot dan
ken ik geen God.Begraaft me en staat op,
breekt je boeien,
laat uit ’t laffe vijandelik bloed
de vrijheid opbloeien.
En wilt dan, in ’t grote gezin,
in ’t nieuwe, het bevrijde,
een stil en goed woord
aan mijn herinnering wijden.
Met dit vertaalde gedicht maakte Sjevtsjenko zijn debuut in het Nederlandse taalgebied. Omdat het werk nog altijd belangrijk is in de Oekraïense letterkunde biedt het een treffend inkijkje in de Slavische cultuur van het land. Daarbij inspireert Sjevtsjenko nog altijd de Oekraïense weerstand tegen de Russen. Hoewel de dichter al in 1861 overleden is, leeft hij dus verder in de harten van veel Oekraïners die al dan niet gevlucht zijn. In de recente oorlog en vluchtelingenstroom is Sjevtsjenko dan ook bijna tastbaar aanwezig.
Bronnen:
https://www.dbnl.org/tekst/_hol006198001_01/_hol006198001_01_0016.php
https://www.dbnl.org/tekst/_vla001194601_01/_vla001194601_01_0046.php?q=Taras%20Sjevtsjenko#hl1 (240 – 241, 247)
Romantiek: https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02727.php
https://www.groene.nl/artikel/een-anti-rusland
https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02158.php (Magisch realisme van Daisne)
Daisne zelf: https://www.dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0231.php
http://www.encyclopediaofukraine.com/display.asp?linkpath=pages\S\H\ShevchenkoTaras.htm
http://kobzar.univ.kiev.ua/songs/songs.htm (muziek)
https://transcriptor.be/ spelling naam: Taras Sjevtsjenko
https://nevb.be/wiki/Vlaamse_Gids,_De
https://www.dbnl.org/tekst/_zl_001200701_01/_zl_001200701_01_0035.php (pag. 37)
Johan Vanhecke zegt
Daisne maakte over de Oekraïense Poeskin ook een tentoonstelling in de universiteitslokalen van Gent in mei 1939. Zijn vertaling van Testament verscheen al in ‘Onze Tijd’, 1 juni 1939, p. 98. Uiteraard heeft hij ook een plaats in zijn Russisch literatuuroverzicht Van Nitsjevo tot Chorosjo.
Peter Van Rijsbergen zegt
Het Hoorns Byzantijns Mannenkoor heeft het lied Dumi Moi (Mijn Gedachten) op basis van het gedicht van Sjevtsjenko al meer dan 30 jaar op zijn repertoire staan.
E.M. van Opstall zegt
Heeft u een link naar een opname? Dank!