Receptie, interpretatie en didactiek van de eerste Nederlandse youngadultroman
De Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) van Betje Wolff en Aagje Deken wordt vaak afgedaan als een huwelijksverhaal met een gelukkig einde. Daarmee wordt de angel uit deze roman gehaald, die je ook als #metoo-verhaal avant la lettre kunt beschouwen. De gestolde en brave receptie nodigt bovendien niet uit tot lezen.
En omdat leerlingen vaak slechts één of enkele brieven te lezen krijgen, kunnen ze ook hun eigen oordeel niet vormen en maken ze slechts beperkt kennis met Sara Burgerhart, de eerste Nederlandse briefroman én de eerste Nederlandse jeugdroman. Na een kort receptieonderzoek gaan we in dit artikel op zoek naar een andere interpretatie dan alleen het ‘happily ever after’. We besluiten met een andere, actuele didactiek voor deze veelstemmige roman.
Receptie
‘Alles komt evenwel goed en zij trouwt met de rechtschapen Hendrik Edeling’, besluit Lodewick zijn beknopte samenvatting van Sara Burgerhart in zijn literatuurgeschiedenis en bloemlezing voor het onderwijs die voor het eerst in 1958 verscheen.
Saartje vlucht na een scène uit het huis van haar schijnheilige tante, Suzanna Hofland, en maakt (evenals Betje Wolff) een avontuur mee dat verkeerd had kunnen aflopen. Alles komt evenwel goed en zij trouwt met de rechtschapen Hendrik Edeling.
Lodewick, p. 42.
Dat was 1958, maar ook in de recente receptie van Sara Burgerhart wordt het einde van de eerste Nederlandse briefroman vaak als ‘gelukkig’ bestempeld. De wees Sara ontsnapt aan haar belager R. en eindigt als gelukkig getrouwde vrouw. ‘Eind goed, al goed’, zo sluit een docente Nederlands op de Dag van de Literatuurkritiek haar interactieve digitale les ‘Het storybook van Sara Burgerhart’ (2020) over brief 139 af, waarin Hendrik Edeling leest dat Sara ontsnapt is aan een verkrachtingspoging door R.
In het in 2020 toegevoegde ‘venster’ van de Canon van Nederland Sara Burgerhart. Rebelse vrouwen in tijden van Verlichting wordt de tekst als volgt samengevat:
Wolff en Deken schrijven in het boek over een thema dat iedereen aanspreekt: de zoektocht van een jonge vrouw naar het geluk in de liefde. Sara gaat op zoek naar een geschikte huwelijkspartner. Na een mislukt avontuur vindt zij uiteindelijk de geschikte kandidaat: Hendrik Edeling.
Canon van Nederland voor de bovenbouw.
Ze [Sara] gaat in het boek op zoek naar een geschikte man om mee te trouwen. Eerst heeft ze een mislukt avontuur met de verkeerde man. Daarna vindt ze gelukkig de ware: Hendrik Edeling.
Canon van Nederland voor het basisonderwijs.
‘Sara trouwt nu met Hendrik. Iedereen is gelukkig. Einde’, aldus de educatieve video van De Alphaman, een studentencollectief dat boeken samenvat op YouTube. Ook volgens Rick Honings en Lotte Jenssen in Romantici en revolutionairen (2019) loopt Sara Burgerhart goed af: ‘Uiteindelijk komt alles goed: Sara trouwt met de deugdzame Henrik Edeling, met wie ze vijf kinderen krijgt.’ Daarnaast beschouwen Pieter Steinz (2007), Jan Urbaniak (2017), de lesmethode KERN bovenbouw (2020), Bas Jongenelen (2021) en Jos Joosten (2021) Sara’s huwelijk met Hendrik als een happy end.
Anders lezen
Zou er ook een andere lezing van Sara Burgerhart, de eerste Nederlandse young adult (Apperlo 2019; Van Lierop-Debrauwer 2010), mogelijk zijn? Een interpretatie die zowel de roman als de hedendaagse jonge lezer meer recht doet? De gestolde receptie maakt van de eerste Nederlandse roman een cliché. Waarom zou je immers een verhaal lezen met een voorspelbaar plot en een al even voorspelbaar gelukkig einde? Dit is een relevante vraag omdat de plotsamenvatting die leerlingen aangereikt krijgen, niet uitnodigt tot lezen. Het is eerder een excuus om de tekst niet te lezen. Er wordt geen aanzet gegeven om je te verdiepen in de roman en je af te vragen welke vragen de roman oproept, laat staan je tot die vragen te verhouden. Waarom kozen de auteurs voor de briefvorm? Wat zegt de roman over maatschappelijke verdeling in klassen? En over de positie van een jonge vrouw? Bracht de Verlichting vrijheid voor iedereen?
Ook aan de opdrachten voor leerlingen bij de roman is te zien dat het lezen en interpreteren van de tekst niet centraal staat. Een brief schrijven aan Sara Burgerhart is een typische verwerkingsopdracht die bovenbouwleerlingen in havo en vwo aangeboden krijgen, die niet alleen in de les ‘Het storybook van Sara Burgerhart’ voorkomt, maar ook op Lezen voor de lijst. In het vwo-boek Nieuw Nederlands wordt scholieren gevraagd – op grond van drie brieffragmenten – ‘wat voor meisje’ Sara is. Dit is een didactiek die zich richt op herkennend en belevend lezen (Klaver 2022b). De ontwikkeling van de hoofdpersoon en het analyseren of interpreteren van de roman komen niet aan bod. Van Dijk en Stronks (2022), Klaver (2022b) en Van Dijk en Klaver (2022, forthcoming) problematiseren deze eenzijdige nadruk op herkennend en belevend lezen ten koste van een betekenisvolle interactie met de tekst. Bovendien laten ze zien hoe wijdverbreid deze beperkende benadering van literaire teksten in het onderwijs is. Ze stellen dat het probleem in de basis samenhangt met een gebrek aan lestijd voor literatuur, voortkomend uit een verwaarlozing van de tekstcultuur en een gebrek aan besef dat literaire werken betekenis hebben, wat het gebruik van fragmenten in plaats van hele teksten in de hand werkt. (Hoe je hele romans leest met een klas is te vinden op het weblog Klassiekers in de klas (Brasser 2022).)
Wat zou er gebeuren als je bovenbouwleerlingen anders naar Sara Burgerhart laat kijken, en ze uitnodigt om zich te verhouden tot de maatschappelijke en literaire vragen die de roman ook oproept? Welke zeggingskracht heeft Sara Burgerhart voor jonge lezers van nu? Betje Wolff en Aagje Deken schreven de roman voor de ‘meisjes van Nederland’, zoals Tonnus Oosterhoff de aanhef ‘Nederlandsche Juffers!’ heeft hertaald. Die 18e-eeuwse Nederlandse meisjes lazen volgens de auteurs ‘om meer en betere ideeën te krijgen; en dus om verstandig te leren denken en doen.’ 21e-eeuwse meisjes (en jongens) die Sara Burgerhart lezen zullen dat vermoedelijk doen omdat ze verplicht drie literaire werken van voor 1880 moeten lezen. Dat de jeugd ‘aan lezen, zoals aan iedere andere ervaring, een buitengewone smaak en een buitengewoon belang’ verleent, zoals Calvino in 1991 schreef, is al lang niet meer zo.
Wat kunnen jonge lezers nog leren van deze roman, die bijna 250 jaar oud is? Kunnen zij zo’n boek nog wel lezen? Knuvelder (1973) prees ‘de geest, het vernuft, het speelse, vaak ironische element, die het doen tintelen en flonkeren van een onbevangen levendigheid en losheid’ van Sara Burgerhart. Zo’n leeservaring gun je iedereen, maar deze kwaliteiten van de tekst zijn voor hedendaagse jonge lezers niet zonder meer toegankelijk. De sprankelende nieuwe hertaling in modern Nederlands van Tonnus Oosterhoff, ‘een absolute aanrader’, volgens NRC, is een eerste stap om dit klassieke werk uit de Nederlandse letterkunde dichter bij hedendaagse lezers te brengen.
Maar dan moet de hedendaagse lezer dit werk wel weten te vinden. Sara Burgerhart is een klassieker die net als veel werken van vrouwelijke auteurs niet volledig gecanoniseerd is. Zo is Sara Burgerhart niet opgenomen in de KANTL-canon van de Nederlandstalige literatuur en wijdt de havo-literatuurmethode Nieuw Nederlands (2018) slechts 80 woorden aan de roman. Klassieken zijn de boeken die je blijft lezen omdat ze ‘nooit ophouden te zeggen wat ze te zeggen’, schreef Italo Calvino in Waarom zou je de klassieken lezen (1991). Wat ze te zeggen hebben, wordt natuurlijk ook door de lezer bepaald. Gaat het in Sara Burgerhart vooral om een zoektocht naar een geschikte man of om de ontwikkeling van een jonge vrouw?
Voordat we ingaan op een andere didactische insteek voor Sara Burgerhart onderzoeken we met wat voor roman we te maken hebben als we afstand nemen van de reductionistische happy end-receptie, en welke rol het huwelijk speelt in Sara’s ontwikkeling.
Sara Burgerhart als ‘vrouwelijke’ Bildungsroman
De nadruk op het huwelijk als gelukkig einde doet de meerstemmigheid van Sara Burgerhart (Klaver 2022a) geen recht en negeert de complexe ontwikkeling die de hoofdpersoon doormaakt. Het zogenaamde happy end van de roman zou verklaard kunnen worden vanuit een contextualiserende duiding. Joosten (2021) bijvoorbeeld stelt dat we het gelukkige einde moeten zien binnen ‘de contemporaine klasseverhoudingen, normen en waarden’. In haar proefschrift Het slot ontvlucht: de ‘vrouwelijke’ Bildungsroman in de Nederlandse literatuur (2006) duidt Aagje Swinnen de plot van Sara Burgerhart heel anders. Het boek heeft volgens haar geen romantisch plot (verleiding/ontsnapping/huwelijk/happy end) maar een bildungsplot: de ontwikkeling van Sara tot vrouw en moeder. Deze ‘meisjesbildung’ verschilt nogal van de mannelijke tegenhanger, die de subjectwording van een mannelijke protagonist beschrijft. Meisjesbildung in Sara Burgerhart betreft volgens Swinnen (p. 67) geen ontwikkeling tot een subject, maar juist het tegenovergestelde: het inruilen van een subjectpositie voor een objectpositie. De bijna-verkrachting door R. fungeert hierin als exempel en als katalysator, die Sara ertoe beweegt haar vrije leven in te ruilen voor een huiselijk bestaan als echtgenote en moeder (Swinnen, p. 66).
Anders dan bij Anna Willis, die als tegenpool van Sara fungeert, is deze lotsbestemming als vrouw en moeder geenszins Sara’s ambitie. De lezer leert Sara kennen als een zeer eigengereid en eigenstandig personage, dat niets liever wil dan ‘een leven dat vrij, vrolijk, en zonder gedoe verloopt: goed gezelschap, aangename boeken en pianospelen als ik daar zin in heb’ (brief 9, p. 30). ‘Ik ben nog geen twintig en volmaakt gelukkig!’ schrijft Sara aan haar voogd als Hendrik Edeling (brief 106, p. 241) haar ten huwelijk heeft gevraagd, een aanzoek dat ze afwijst in een brief aan Hendrik die ze ondertekent met ‘je dienares’ omdat ze het vrije leven dat ze leidt in het pension bij weduwe Spilgoed niet wil opgeven. Dit is tenslotte het leven waarvoor ze aan de beklemming van haar tantes huishouden ontsnapt is. En deze eerste ontsnapping, geheel geregeld door vrouwen, wordt algauw over het hoofd gezien in de plotsamenvattingen die eenzijdig op het huwelijk focussen.
Haar huwelijk met Hendrik Edeling accepteert Sara slechts schoorvoetend. Zij is zich er voortdurend van bewust dat zij een ondergeschikte rol zal spelen in het huwelijk. ‘Heeft hij geduld met me als hij eenmaal de baas is?’ (brief 159). Dat Sara weet dat Hendrik de baas zal worden, blijkt ook uit de woorden ‘leidsman’, ‘heer en meester’ en ‘onbetwistbaar mannelijk gezag’ die zij in brief 159 gebruikt. De ambigue status van de echtverbintenis in de roman, die een happy end weerspreekt, werd ook door Piet Buijnsters opgemerkt in zijn biografie Wolff en Deken (1984). Buijnsters signaleerde de tegenstrijdigheid tussen de telos van de roman (Sara’s ontwikkeling van meisje tot getrouwde vrouw en moeder) en Sara’s ambivalente gevoelens ten opzichte van dit huwelijk, dat hij als een ‘verstandshuwelijk’ typeert. Swinnen stelt dat het huwelijk betekent dat Sara afscheid moet nemen van mogelijke subjectposities. Francesca Terrenato (2018) spreekt van ‘two opposing narratives’ waartussen Sara manoeuvreert: ‘self-consolidation and deformation’. Als ze haar eer wil behouden en een maatschappelijke rol wil blijven spelen, moet ze haar ‘rebellious agency’ en vrijheid opgeven en met Hendrik Edeling trouwen.
Voor ons als hedendaagse lezers is de ambigue status van het huwelijk ook zeer opvallend. Sara’s aanstekelijke vrolijkheid die ‘weleens voor lichtzinnigheid’ aangezien zou kunnen worden (brief 27) – de angst voor reputatieschade is alom aanwezig in de roman – verandert in een triestig stilzwijgen in de periode voor haar huwelijksdag. De levendige, schalkse, plagerige Sara die we in het eerste deel van het boek leren kennen, herken je na de geschiedenis met R., waarover zij zwijgt tegen Hendrik Edeling, niet meer terug. Vergelijk bijvoorbeeld de ‘bescheiden’ viering van haar huwelijk met haar uitbundigheid in brief 21 – na de aanschaf van een nieuwe garderobe. Sara voelde zich ‘volmaakt gezond en zo vrolijk als een vogeltje’. Het huwelijk daarentegen moet sober gevierd worden.
Het zwijgen van Sara
Op cruciale momenten in haar ontwikkeling zwijgt Sara. Ze durft niet aan Hendrik te vertellen dat R. haar bijna heeft verkracht. Als hij het toch te weten komt, raadt hij haar dringend aan hierover verder tegen niemand iets te zeggen. Hij wil ook niet dat zij hem persoonlijk vertelt wat er is gebeurd.
Bespaar jezelf de emoties die je zouden kwellen als je me het verhaal deed dat je doen wilt. Ik weet alles al.
Brief 154.
(…)
Voor jouw eigen bestwil, lieveling, maken we een diep geheim van de gebeurtenissen.
Opvallend is ook, dat Sara het aanzoek van Hendrik Edeling niet zelf accepteert. Ze wijst Hendriks eerste aanzoek af. Sara zegt ook geen ‘ja’ op het tweede huwelijksaanzoek van Hendrik, maar dit wordt door haar voogd geaccepteerd. Vervolgens is het huwelijk een feit. Wanneer Sara zich bedenkt wat het huwelijk zou betekenen, zegt zij in brief 96: ‘Ik heb ontzag voor het huwelijk en de godsdienst. Die twee dingen eisen plichten waar ik een beetje voor huiver.’ In brief 103 noemt zij het huwelijk een ‘somber’ vooruitzicht. Uiteindelijk schikt ze zich in haar lot en trouwt, maar niet van harte. Sara’s huwelijk is een onvermijdelijke realiteit waar ze zich schoorvoetend bij neerlegt.
Als Sara’s voogd Blankaart toestemming voor het huwelijk heeft gegeven, zegt hij in haar bijzijn tegen Hendrik ‘geleid haar, leer en bestuur haar’ (brief 154). Sara valt dan stil, vertelt haar vriendin Anna: ‘Saartje was heel stil die avond’. Swinnen (p. 66) wijst erop dat Sara ook na de huwelijksnacht stil is (‘ze spreekt maar weinig (…) als Hendrik tegen haar praat is ze een en al aandacht’ brief 161, p. 378) en in het laatste deel van de brievenroman dooft Sara’s stem langzaam uit. Haar hele leven staat nu in het teken van het zorgen voor haar man en kind. Ze wordt vooral als moeder gedefinieerd, ze leest niet meer, en ze telt haar dagen nu aan de hand van huishoudelijke taken: ‘Het was een dinsdag. Nee, een woensdag. Nee, toch dinsdag, want dat was altijd afstoffen en ragebollen.’ (brief 172, pp. 408-409)
‘Ze wordt er alleen maar beter op nu ze meer plichten krijgt’, schrijft Hendrik Edeling in brief 165 aan Maria Buigzaam. Het is alsof de ontwikkeling van Sara wordt voltooid door anderen. In de laatste brief wordt Sara alleen aangeduid als de vrouw van Edeling en het nawoord meldt dat ze tien jaar na het huwelijk moeder van vijf kinderen is en ‘in duizend opzichten baat [heeft] bij de raad van haar man’ (p. 417) Lezen doet Sara allang niet meer. Waarschijnlijk is zij daarmee gestopt omdat haar burgerlijke en morele ontwikkeling als voltooid beschouwd kan worden nu zij echtgenote en moeder is.
Niet het zoeken en vinden van een echtgenoot drijft dus het plot van de roman, maar veeleer de vraag: wat betekent het om als meisje op te groeien in de achttiende eeuw. Dit verklaart ook waarom het huwelijk niet het einde van de roman is, al ziet Knuvelder de rest van het boek als een ‘aanhangsel’. Als je de roman leest door de coming-of-agebril van Swinnen, draait het om opgroeien, wat in een meisjesleven in de achttiende eeuw aanpassen inhoudt, en eindigt in een ‘awakening to limitations’ (Swinnen, p. 65). ‘Het venijn zit in de staart’, aldus Swinnen (p. 19).
De paradox van Sara Burgerhart
Wolff en Deken presenteren hun historie van Sara Burgerhart expliciet als didactisch model, in het voorwoord, dat in de hertaling van Tonnus Oosterhoff zo mooi begint met de aanhef: ‘Meisjes van Nederland!’:
Ons hoofddoel is het volgende aan te tonen: als je overloopt van energie, en dientengevolge een sterke drang hebt om je te amuseren, en mode en luxe staan je dit toe, dan loopt ook het beste meisje het risico zich in de allerongelukkigste rampen te storten. Die rampen zorgen ervoor dat mensen die qua goedheid en moreel niet aan haar kunnen tippen.. haar gaan veroordelen. [….] maar we willen tegelijkertijd laten zien dat het daarom een ongelooflijk geluk is voor jonge meisjes om onder de hoede te komen van vrouwen die tegelijkertijd voorzichtig en vriendelijk zijn, goedhartig, maar op een rationele manier consequent. Onder zulke leiding worden de beste meisjes ook de beste vrouwen.
p. 15.
In dit fragment wordt overduidelijk een roman door vrouwen voor meisjes gepresenteerd, waarin de auteurs de ‘meisjes van Nederland’ willen overtuigen dat Sara’s lot een voorbeeldig lot is. Tegelijkertijd illustreren Wolff en Deken hier volgens Swinnen (p. 68) het ‘geconstrueerde’ karakter van de ‘statische modelvrouw’.
Maaike Meijer (1984) stelt dat Betje Wolff zich, samen met Aagje Deken, ‘in toenemende mate ontwikkelt tot een nationale opvoedster der vrouwen’ waarbij ze de nadruk legt op de taak van de vrouw als moeder. Betje Wolff schreef in 1779 een Proeve over de opvoeding waarin ze moeders een handreiking doet over de opvoeding van hun kinderen. Deze verheerlijking van de traditionele vrouwenrol door twee vrouwen die zelf, in hun later leven, een heel andere levensinvulling kozen, is opmerkelijk. De schrijfsters leefden zelf niet naar het model dat ze hun jonge lezers aanreiken. Wolff en Deken waren volgens biograaf Buijnsters bekend met het werk van Mary Wollstonecraft, die in 1792 A Vindication of the rights of Women schreef. Betje Wolff schreef volgens diezelfde biograaf hoogstwaarschijnlijk het eerste feministische manifest van het Nederlandse taalgebied, haar voorbericht bij de Bespiegelingen over den staat der rechtheid, waarin ze, zoals Buijnsters het verwoordt, ageert tegen ‘vrouwonderdrukkende mannen’ en tegen onnozele seksegenoten:
er is gene Wetenschap of ze heeft enigen nutten invloed op het leven, schoon ik wel wil toestaan dat ‘er Wetenschappen zyn die, eigenlyker, voor de Vrouwen geschikt schynen. Dog hierom vinde ik niet dat ene Vrouw, in de uren harer uitspanning, met zo veel vryheid gene Passer, Tekenpen, als een Clavecimbel zoude mogen verkiezen. Is de Genie niet vry? Zyn de Vrouwen van die vryheid uitgesloten? Men zegge dat ik dus doende de Vrouwen het regt geve, om, niet alleen Dichteressen, Schilderessen, maar dat meer is, Wiskundige en Philosophe te worden. Die dus spreken, verstaan juist het gene ik wilde zeggen. En waar toe, myne Heren, wilde gy de Vrouwen verwyzen? tot ene duistere onwetenheid? tot ene onkunde die zo schandelyk is voor een denkend Wezen als de ledigheid zelve? Wat beweegt u tog om de eens zo laf gevleide gezellinnen uwes levens dus beneden den peil harer eige waardy te plaatsen?
Wolff, Bespiegelingen over den staat der rechtheid, Hoorn 1765, geciteerd in Buijnsters (1984), pp. 58-59).
In Sara Burgerhart wordt juist een heel karikaturaal beeld geschetst van geletterde vrouwen; de personages Cornelia Hartog en Wilhelmina van Kwastama (what’s in a name?). Cornelia Hartog is met al haar intellectuele superioriteit een onaangenaam personage. Ze weet veel, maar is kil in de omgang. ‘Raar, dat onze geleerde vrouwen nooit hun verstand kunnen tonen, zonder er harteloos bij te worden!’ merkt Sara op na een onprettige woordenwisseling met Cornelia in brief 78. Hartogs dedain voor haar moedertaal wordt in de brieven aan haar ‘andere ik’ Wilhelmina van Kwastama door koketterie met het Frans vilein neergezet. De afsluiting van het nawoord is uitgesproken antifeministisch. Lotje Rien du Tout (een personage dat intellectueel gezien weinig om het lijf heeft) wordt hier tegenover de geleerde Cornelia Hartog geplaatst:
Nou goed, maar iedereen die een goed, eenvoudig hart weet te waarderen boven de bekwaamheden van het verstand, die zal het met ons eens zijn: Lotje heeft veel meer nut voor de wereld, terwijl ze kinderkousjes breit, dan juffrouw Hartog, met al haar verhandelingen over zonnestofjes.
p. 420.
Aldus de auteurs, die zelf hun levens niet aan het breien van kinderkousjes wijdden, maar aan het lezen, schrijven, denken en debatteren. Volgens Meijer roepen Wolff en Deken dit cliché van de pedante geleerde vrouw in de roman op om ‘zichzelf te rechtvaardigen en te profileren als “aanvaardbare” geleerde vrouw.’ Ook in Sara’s ontwikkelingspad wordt niet al te veel nadruk op geleerdheid gelegd. Sara’s belezenheid heeft grenzen, stellen Feike Dietz en Lidewij Ponjee (2013): ‘het meisje is – in Hendriks woorden – “geen Minerva”. En dat past juist uitstekend bij haar positie als vrouw.’
Swinnen (p. 59) herkent deze paradox, die Sara Burgerhart juist zo interessant maakt om in de bovenbouw klassikaal te lezen en bespreken, ook in de roman zelf: De ‘natuurlijke’ lotsbestemming van de vrouw, als moeder en echtgenote, blijkt helemaal niet zo vanzelfsprekend te zijn voor een eigengereid personage als Sara. Hoe natuurlijk is die lotsbestemming dan? Ook valt het ons, net als Swinnen, op dat het burgerlijke huwelijk niet per se als de meest aantrekkelijkste optie gepresenteerd wordt in de roman.
Sara laat ook na haar huwelijk doorschemeren dat zij bij weduwe Buigzaam in huis haar veel meer vrijheid had dan als echtgenote en moeder. Hoe groot het contrast tussen haar huwelijkse en vrijgezelle leven is, wordt duidelijk in brief 159 als Sara, die altijd graag uitging, vertelt dat ze alleen nog maar ‘kleine concertjes’ thuis zal organiseren en misschien nog eens een ‘mooi treurspel’ zal bezoeken: ‘verder niet’. Als zij moeder wordt, zal ze ook dit vertier opgeven. De hoofdpersoon geeft impliciet zelf aan dat haar huwelijk niet zo’n happy end is.
Bovendien kiezen de twee belangrijkste rolmodellen in de roman, de weduwen Willis en Buigzaam, voor een optie die voor Sara niet voorhanden is. Beide vrouwen wijzen een huwelijksaanzoek van Abraham Blankaart af en kiezen ervoor om samen in een buitenverblijf te gaan wonen. Is dit een verhuld zelfportret van de auteurs? In het voorwoord bij de Proeve schrijft Deken aan Wolff (haar meisjesnaam was Bekker, hoewel ze ook met ‘wolfje’ aangesproken wordt in dit voorwoord op rijm): ‘Bekker, lieve huisgenote, hoe gelukkig is ons lot! Leven, sterven wij tezamen, in de gunst van onze God!’
Meisjesliteratuur
Ons lijkt, in navolging van Swinnen, het huwelijksplot in Sara Burgerhart ondergeschikt aan het onderzoek naar wat het betekent om een meisje te zijn aan het einde van de achttiende eeuw en wat de consequenties van verschillende keuzes zijn. De meisjes van Nederland die het boek lazen krijgen een scala aan mogelijkheden voorgeschoteld. Sara’s eigengereidheid wordt tegenover de volgzaamheid en gevoeglijkheid van haar vriendin Anna geplaatst. Lotjes onnozelheid wordt gecontrasteerd met de karikaturale geleerdheid van Cornelia Hartog en Wilhelmina van Kwastama, de savantes in de roman. Dit gebeurt natuurlijk ook in de bijrollen van mannelijke personages, R. en Edeling vormen ook een mooi contrasterend paar, maar de meisjeslevens krijgen veel meer aandacht in de roman.
Zoals gezegd zijn volgens Calvino klassiekers de teksten die nieuwe lezers steeds iets te zeggen zullen hebben. Wanneer we een klassieker denken te kennen, ‘eind goed, al goed’, wordt het misschien tijd de tekst opnieuw te lezen en te zien wat hij ons nog te zeggen heeft. Ons onderwijs zou een uitnodiging moeten zijn aan jonge lezers om zich met een nieuwe en eigen blik tot de tekst te verhouden. Voorwaarde hiervoor is natuurlijk wel dat er ruimte gemaakt wordt voor het lezen zelf. We zijn benieuwd of lezers van nu ook zo overtuigd zijn van dit zogenaamde ‘happy end’ voor Sara. In onze eigen lessenreeks* stellen we de vragen centraal wat de roman ons zegt over een meisjesleven in de achttiende eeuw, over meisjesbildung, en de vraag of Sara werkelijk een happy end heeft.
In een tweede artikel, dat na 14 oktober as. verschijnt, zullen we vrouwelijk auteurschap in de achttiende eeuw onderzoeken door ook naar teksten als ‘Aan mijnen geest’ te kijken. Sara’s lot wordt ook door een actualiserende blik bezien door hedendaagse teksten zoals Drift (Bregje Hofstede) of De wetten (Connie Palmen) te lezen met dezelfde vraag: wat zeggen deze teksten over opgroeien als meisje? Een klassieker is immers een roman die in de woorden van Calvino ‘de actualiteit weet terug te brengen tot achtergrondgeluid, maar (…) tegelijkertijd niet zonder dit achtergrondgeluid kan.’
Helma van Lierop-Debrauwer pleitte in 1996 al voor ‘longitidunaal literatuuronderwijs’ en de opname van meisjesliteratuur in het curriculum. 25 jaar later is het daar nog niet van gekomen. In tegendeel, jongensliteratuur is de standaard in de onderbouw (Klaver 2021) en in de bovenbouw domineren mannelijke auteurs de leeslijsten (Dera 2021). Meisjesliteratuur is daarentegen wel volop in ontwikkeling. De geschiedenis van de vrouwenliteratuur ‘wordt gekenmerkt door een verschuiving van het accent op de love story naar de formulering van een ander verhaal’ (Swinnen, p. 21). Auteurs als Bregje Hofstede, wier hoofdpersoon in Drift vrij is, maar ook beperkt wordt door haar vriend en ouders, vertellen dat andere verhaal, en schrijven daarmee ‘beyond the ending’.
*Samen met Yra van Dijk ontwikkelen wij aan een lessenserie over Sara Burgerhart, waarin het lezen van en het leren redeneren over historische literatuur centraal staan. De lessenserie, die voorzien zal worden van een animatie, zullen we presenteren op het congres Levende Talen op 14 oktober a.s.
Literatuur
Alphaman, De, ‘Samenvatting Sara Burgerhart’. YouTube, 21 februari 2016.
Apperlo, Jörgen, ‘De Nederlandse briefroman in de 18e eeuw (Verlichting) – VLOGBOEK / Literatuurgeschiedenis’. YouTube, 8 december 2019.
Brasser, Joke, ‘Hele boeken lezen in plaats van fragmenten: over literatuuronderwijs, motivatie en hoge verwachtingen’. In: Klassiekers in de klas, 12 augustus 2022.
Calvino, Italo, Waarom zou je de klassieken lezen? Vertaling Henny Vlot. Amsterdam: Atlas Contact, 2020.
Canon van Nederland, ‘Sara Burgerhart. Rebelse vrouwen in tijden van Verlichting’.
Dera, Jeroen, ‘De helaasheid der leeslijsten: over diversiteit in het literatuuronderwijs’. In: De lage landen 64/1 (2021), pp.115-121.
Dijk, Yra van en Marie-José Klaver, ‘Maak je eigen badeend. Fictieonderwijs in Nederland’. In: De Groene Amsterdammer september 2022 (forthcoming).
Dijk, Yra van en Els Stronks, ‘Onderzoekend lezen: geïntegreerd leesonderwijs en de rol van de leerling als betekenisgever’. In: Nederlandse Letterkunde, 27/1 (2022), pp. 63-83.
Honings, Rick en Lotte Jensen, Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in de 18de en 19de eeuw. Amsterdam: Prometheus, 2019.
Jongenelen, Bas, Basisboek Historische Letterkunde. Groningen: Uitgeverij Kleine Uil, 2021.
Joosten, Jos, ‘#SARABURGERHARTTOO’. In: Neerlandistiek, 10 december 2021.
Klaver, Marie-José, De leerling onderschat. Fictie in nieuwe lesmethoden Nederlands voor klas 1, 2 en 3 havo/vwo. Leiden, Masterscriptie Universiteit Leiden, 2021.
Klaver, Marie-José, ‘Is Sara Burgerharts belager een womanizer of een serieverkrachter?’. In: Neerlandistiek, 3 januari 2022a.
Klaver, Marie-José, ‘Een analysedidactiek voor jeugdliteratuur’. In: Neerlandistiek, 23 juli 2022b.
Knuvelder, G.P.M., Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 3. Malmberg: Den Bosch, 1973.
Lierop-Debrauwer, Helma van, ‘Normen en waarden in meisjesliteratuur. De (her)waardering van een genre.’ In: Helma van Lierop-Debrauwer, Piet van Mooren en Herman Verschuren (red.), Het paard van Troje. Niet-schoolse teksten in het onderwijs. NBLC Uitgeverij, Den Haag 1996, pp. 98-106.
Lierop-Debrauwer, Helma van, ‘De wortels van de hedendaagse Young Adult-novel. Een geschiedenis in hoofdlijnen’. In: Literatuur zonder leeftijd 24 (2010), pp. 18-29.
Lodewick, H.J.F.M., Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880. Den Bosch: Malmberg, 1968 (22e dr.).
Meijer, Maaike, ‘Vrome en geleerde hartsvriendinnen in de achttiende eeuw in Nederland’. In: Mattias Duyves, Gert Hekma en Paula Koelemij (red.), Onder mannen, onder vrouwen. Studies van homosociale emancipatie. Amsterdam: SUA, 1984, pp. 167-181.
Poll, Margot, ‘Wie kan zeggen: “Ik ben nog geen twintig en volmaakt gelukkig!”?’. In: NRC, 27 januari 2022.
Steinz, Pieter, Het web van de wereldliteratuur: welke 100 boeken hebben de literaire x-factor? Amsterdam: Prometheus, 2007.
Swinnen, Aagje, Het slot ontvlucht. De ‘vrouwelijke’ Bildungsroman in de Nederlandse literatuur. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006.
Terrenato, Francesca, ‘Sara Burgerhart (1782): female Bildung in a transnational/translational context’. In: Dutch Crossing, 42/1 (2018), pp. 37-46.
Urbaniak, Jan, ’What Do we Learn from the Characters of the Novel Sara Burgerhart? On the Transfer of Culture and Ideology in the Image of Fictional Characters at the End of the Eighteenth Century’. In: Elke Brems, Orsolya Réthelyi & Ton Van Kalmthout, Doing Double Dutch. The International Circulation of Literature from the Low Countries. Leuven: Leuven University Press, 2017, pp.193-208.
Witte, Theo (red), KERN Nederlands taal & cultuur tweede fase. Meppel: Boom voortgezet onderwijs, 2020.
Wolff, Betje en Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. Hertaling Tonnus Oosterhoff. Groningen: Uitgeverij Kleine Uil, 2021.
Rob Alberts zegt
Dank voor deze uiteenzettingen.
Voor mij een reden om het boek toch eens te gaan lezen.
Vriendelijke groet,
Helen zegt
Interessant! Ik heb zelf eens een analyse gedaan op basis van het werkwoord ‘beminnen’: Helen de Hoop (2015) ‘Lief te hebben en gelieft te worden’: over de liefde in Sara Burgerhart aan de hand van de woorden beminnen en beminde, Passage 2, 23-31
Boudewijn Smits zegt
Fraai paradigmawisselingetje in de receptiegeschiedenis van Sara Burgerhart dat zich aan het voltrekken is. De voorbeeldige afloop van de weloverwogen (lees: Sara koos in de 18de eeuw eieren voor haar geld) mevrouw Edeling (-Burgerhart; niet gebruikelijk destijds) als echtgenote en moeder zegt dus tevens alles over de benarde positie van Wolff en Deken die als feministen avant la lettre in de verlichtingsperiode expliciet kozen voor het vrouw-moeder didactische model. Binnen hun maatschappelijke handelingsruimte was dat mogelijk het maximaal haalbare voor burgermeisjes, terwijl het schrijverspaar zelf wel het voortouw nam in een moedige alternatieve samenlevingsvorm. De biografie-in-wording van Marita Mathijssen (verschijning medio jaren ’20?) zal op dit nieuw te vestigen paradigma vast wel de definitieve klap geven. Als Buijnsters hier in 1984 al op heeft gepreludeerd duurt het rijpen van zo’n nieuw inzicht toch al gauw minstens vier decennia. Wat gaat zoiets dan toch traag, al lijkt de omslag nu inmiddels wel onmiskenbaar. Jammer dat Tekst in Context nr. 10 van Marleen de Vries, Karel Bostoen en Lia van Gemert, ‘Sara B, een rebelse vrouw uit de Verlichting’ (2012; alweer een decennium geleden verschenen) in jullie literatuurlijst mist. Als ik jullie goed begrijp zou in de titel dus ‘meisje’ i.p.v. ‘vrouw’ moeten staan. Zo zie je maar hoe weerbarstig zo’n ‘happily even after’-interpretatie is. Het debat is nog niet uitgewoed.
Jacqueline de Man zegt
Een heel interessant artikel over Sara Burgerhart als Bildungsroman. Het lezen van tekstfragmenten in de klas vraagt nu eenmaal
voldoende uitleg over de historische en literaire context. Ook dan is er nog ruimte voor interpretatie en oordeelsvorming.
Ik mis hier wat aandacht voor de literaire traditie. De achttiende-eeuwse brievenroman heeft ‘van nature’ een meervoudig perspectief waarin maatschappelijke opvattingen zijn verstrooid over de verschillende briefschrijvers. Deze reageren ook weer op elkaar in briefvorm en zo typeren ze zichzelf door hun manier van schrijven en redeneren. De maatschappelijke teneur van de brievenromans van Wolff en Deken sluit vooral aan bij de brievenromans van Samuel Richardson, en niet bij de meer libertijns gekleurde brievenromans van Henry Fielding of bijvoorbeeld Choderlos de la Clos’ Liaisons dangereuses.
Overigens, ik heb me wel eens afgevraagd of de schrijfsters wel goed raad hebben geweten met het einde van de roman. Het slot komt mij een beetje afgeraffeld voor. Hun latere brievenromans, waarvan de titel eveneens begint met het veelzeggende ‘Historie’, zijn vele malen omvangrijker. Deze zijn dan ook nooit meer volledig herdrukt.
Marleen de Vries zegt
Inderdaad jammer dat jullie ‘Sara B., een rebelse vrouw uit de Verlichting’ van Karel Bostoen, Lia van Gemert en ondergetekende uit 2012 niet vermelden. Daarin wordt de roman niet belicht vanuit een ‘happy end-perspectief’ maar gekarakteriseerd als een Bildungsroman (p. 49) en lieten wij zien dat Sara zo bijzonder was omdat ze feitelijk helemaal niet bijzonder was, maar wel zeer representatief voor de groep jongvolwassen, intelligente en naar vrijheid snakkende vrouwen in de achttiende eeuw waar tot dan toe weinig aandacht voor was geweest in de literatuur. Al die vrouwen hadden te maken met keuzestress in een complexe en religieuze wereld waarin kiezen voor vrouwen niet vanzelfsprekend was.
Elsa Loosjes zegt
In deze commentaren wordt rekening gehouden met de perspectieven van toen en de afstand daarvan tot die van nu. Dat is niet alleen interessant, maar ook een conditio sine qua non om de feiten uit het verleden en de relatie tussen heden en verleden te begrijpen.