Voornamendrift 98
Aan populaire voornamen werd vroeger geen aandacht besteed. Ze waren er gewoon: Johannes, Cornelis, Hendrik, Maria, Anna en Johanna. 20 mannennamen en 20 vrouwennamen waren genoeg voor de helft van de bevolking en daar veranderde heel lang weinig aan. Pas in 1990 moesten Maria en Johannes hun toppositie in Nederland opgeven. En toen werden lijstjes met topnamen jaarlijks nieuws. Maar hoe zat het met de teloorgang van Maria en Johannes en hoe verging het deze namen in andere landen? Hier bespreek ik Maria, in een volgende bijdrage Johannes.
Hierboven staat de jaarlijkse populariteit van de topnaam voor meisjes (in percentage) voor Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Frankrijk, Noorwegen, Engeland en Wales, en Amerika (USA). In vroeger jaren was dat lang Maria, Marie of Mary, behalve in Noorwegen waar Anna tot 1917 het meest populair was, tussen 1940 en 1981 nog gevolgd door Anne. In het katholieke Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen domineerde Marie/Maria enorm, met 15 tot 25% van de meisjes. In Nederland was dat voor Maria 10%, maar omdat de protestanten de naam niet kozen lag het percentage onder het katholieke volksdeel ook zeker een stuk hoger. Al vanaf 1900 werd Maria/Marie bij de zuiderburen geleidelijk steeds minder gekozen om rond 1955 de toppositie te verliezen aan Marleen en Martiene. En waar we in Nederland tot 1990 moesten wachten op een andere topnaam hadden de Vlamingen toen al Ann, Nancy, Sandra, Els, Cindy, Wendy, Sofie achter de rug, de Walen Patricia, Véronique, Nathalie, Isabel, Valérie, Stéphanie, Julie, Aurélie, en de Fransen Brigitte, Catharine, Sylvie, Nathalie (1965-1971, met het gelijknamige lied van Gilbert Bécaud in 1964), Sandrine, Stéphanie, Aurélie, Julie.
In Nederland bleef Maria zeer stabiel tot 1955 (met wel een scala aan roepnamen), en verloor pas daarna rap terrein aan modenamen. Omdat Ingrid en Yvonne in de jaren zestig bleven steken op 1,6% en konden ze Maria niet van de eerste plaats verdringen. We kunnen vermoeden dat in de vorige eeuw overal in Europa en Amerika de invloed van tradities op de naamgeving tanende was, evenals de invloed daarop van de katholieke kerk. Maar het is wel opvallend dat die invloed in Nederland langer bleef bestaan dan in de andere onderzochte landen. De hier opkomende modenamen scoorden lang lager dan de toch dalende Maria. Pas toen Maria onder 1% zakte, kwamen Linda, Laura, Iris, Lisa en Sanne boven drijven.
Ook in Amerika voerde Mary tot 1962 de boventoon, met een onderbreking met Linda tussen 1947 en 1953. Voor Engeland en Wales zijn er geen jaarlijkse gegevens voor 1982, maar topnamen per decennium waren Mary tot 1924 – aanzienlijk vroeger dan in Amerika – , Margaret tot 1954 en Susan tot 1974.
Na 1980 zien we in alle landen een grote breedte in de naamgeving, met in alle landen een convergentie van de topnaam rond ongeveer 1%, wat wil zeggen dat maar 1 op de 100 baby’s de topnaam krijgt. Ouders die zich laten inspireren door namen in hun familie, vriendenkring, de kinderopvang of de basisschool zullen een topnaam daar dan toch weinig tegenkomen en er voor kiezen. Want dat is dan niet strijdig met de wens van veel ouders om een ‘unieke’ naam voor hun kind te vinden die past in de tijd. Dat zou zo in verschillende landen ervaren kunnen worden wanneer een naam aan niet meer dan 1 op de 100 baby’s wordt gegeven.
Overigens zul je op een basisschool niet overal dezelfde verdeling van voornamen tegenkomen. Die hangt samen met de sociale achtergrond van de kinderen op de school, en die is niet overal dezelfde. Een topnaam heeft net als elke naam een sociale basis, en zal in een omgeving waar die sociale basis sterk is veel vaker voorkomen dan voor 1 op 100 kinderen. Ouders zijn waarschijnlijk toch wat toleranter ten aanzien van ervaren populariteit.
Hieronder staan de topnamen in de zeven landen/gewesten vanaf 1900 per decennium en na 1990 per jaar. Daar zien we dat Laura, Emily, Emma, Sophie/Sophia en Olivia internationaal heel sterk zijn aangeslagen. Maar Iris, Sanne, Tess zijn in Nederland topnamen die je elders niet veel vindt. Vlaanderen valt op met Jolien en verrassend in het afgelopen decennium het Franse Marie en Louise; in Wallonië wordt de Franse naamgeving gevolgd waar we Céline, Aurélie, Elodie, Léa, Jade vinden. In Noorwegen zijn na 1920 Solveig, Bjørg, Silje het populairst tot Anna in 1940 als Anne terugkomt, terwijl na 1980 Silje toch weer de toppositie weer inneemt. In Engeland en Wales zijn Rebecca, Chloe, Grace, Ruby, Amelia en in Amerika Jennifer, Jessica, Ashley de grote namen tot 1995. Maar al die voorkeuren zijn tijdelijk, ze zullen de historisch lange dominantie van Maria niet evenaren.
Laat een reactie achter