De belangrijkste trend in de neerlandistiek van de afgelopen jaren: dat de grenzen opengaan. We wisten natuurlijk al heel lang dat het wonderlijk is om een vakgebied te laten bepalen door politieke grenzen. Er is geen vakgebied dat zich concentreert op de flora en fauna van Nederland en Vlaanderen, waarom zou je dan wel voor taal en literatuur die grenzen aanhouden? Wat we ‘Nederlands’ noemen wordt ook buiten die grenzen gebruikt – zoals binnen die grenzen ook andere talen gesproken worden. De Nederlandse taal én de Nederlandse literatuur worden en zijn voortdurend in contact met allerlei andere talen en andere culturen, met allerlei wederzijdse beïnvloeding die ervoor zorgt dat het trekken van grenzen per definitie willekeurig is.
Het is wetenschappelijk niet echt verantwoord om het te doen, en tegelijkertijd is een afbakening nodig om überhaupt ergens te kunnen komen.
Je ziet het in de taalkunde – waar de vergelijking met andere talen inmiddels standaard is geworden, net als de studie van meertaligheid –, en je ziet het in de letterkunde, waar steeds meer aandacht is voor literaire invloeden over taalgrenzen heen. In het nieuwste nummer van Tijdschrift voor Taalbeheersing pleit Jan ten Thije ervoor om ook voor de derde poot van het vak, de taalbeheersing, de grenzen open te zetten.
Uitsnede
In zijn artikel poneert Ten Thije twee stellingen: ‘Meertaligheid moet voor taalbeheersers het uitgangspunt zijn om hun kennis over taalgebruik te vergroten’, en ‘Taalbeheersers moeten een belangrijke rol spelen bij het redden van de universitaire opleidingen moderne vreemde talen’. Met andere woorden: de taalbeheersers moeten in hun onderzoek naar effectieve communicatie af van de illusie dat alles in het Standaardnederlands gebeurt, of moet gebeuren. En anderzijds moeten taalbeheersers in het onderwijs ook over de grenzen van de traditionele talenstudies kijken.
Dat talen afgebakende eenheden zijn, is in het dagelijks leven een illusie. Soms praat je Turks, soms praat je Nederlands, soms praat je Engels, en soms praat je iets tussen al die talen in – en dat is eigenlijk net zo goed een legitieme taalvorm, in ieder geval in bepaalde situaties. Taal beheersen is daarmee iets anders dan een taal beheersen (of dan twee of drie talen beheersen) – het betekent dat je flexibel kunt opereren in allerlei omstandigheden.
Het lijkt mij een zinnige wending, al vraag ik me af of dit nu op zich de ‘redding’ van de moderne talenstudies is. De wendingen die de andere disciplines maken horen daar ook bij – ik kan me best voorstellen dat er interessante samenwerkingen te maken zijn. En tegelijkertijd – je kunt heel filosofisch doen over de permeabiliteit van taalverschillen, maar toch spreekt een overgrote meerderheid der mensen, bijvoorbeeld die in China of in West-Afrika, op zo’n manier dat ik ze absoluut niet begrijp.
Het Nederlandse taalgebied is een willekeurige uitsnede uit de werkelijkheid. Het is goed en belangrijk dat we van die willekeurigheid diep doordrongen zijn, maar ik weet niet of dit betekent dat we er meteen vanaf kunnen.
Chris Joby zegt
het zal je niet verbazen Marc dat ik het met je eens ben.