Als Belg die in Nederland werkt word ik natuurlijk vaak geconfronteerd met de klassiekers in de Belgisch-Nederlandse taalverhoudingen. Ik vraag netjes een kopje koffie, en of ik dat kan pinnen, in plaats van ‘een tas koffie’ en ‘kan dat met de kaart’. Over die opvallende verschillen is al veel gezegd en geschreven, maar er zijn ook subtielere nuances waar misschien niet iedereen zich van bewust is.
Een woord dat mij als grensarbeider tegenwoordig vaak opvalt, is ‘landelijk’. Gisteren nog op de trein naar Leiden werd ik gewaarschuwd voor een ‘landelijke treinstaking’. Nu weet ik natuurlijk wat daarmee bedoeld wordt, maar als er gezegd wordt dat er ‘landelijk geen NS-treinen’ rijden, heb ik onwillekeurig het idee dat toch vooral de boemeltreintjes zijn afgeschaft, en dat de intercity’s gewoon volgens dienstregeling rijden.
In mijn Belgische oren klinkt ‘landelijk’ immers vooral erg… gezellig. Ik denk er in elk geval een haardvuur bij. ‘Landelijk’ is immers een woord dat in België voornamelijk opduikt in woonbladen of in het verbloemende taalgebruik van vastgoedmakelaars: een ‘landelijke’ villa of een woonkamer met ‘landelijke accenten’. Bedoeld is dan natuurlijk dat de villa mooi in het groen ligt, op het platteland, en dat de woonkamer een ‘landelijke’ stijl heeft – ik laat de rest aan uw verbeelding over.
Een ‘landelijke’ treinstaking zou in België dan ook een ‘nationale’ treinstaking heten, en dat geldt welbeschouwd voor elk gebruik van het woord ‘landelijk’ in de betekenis van ‘betrekking hebbend op het hele land’.
Het woord is voor mij inmiddels zo gemarkeerd dat het me ook opvalt in artikelen in Belgische kranten. Een greep uit de voorbije dagen toont mooi het contrast. Er duikt een ‘landelijke peiling’ op in Japan (De Standaard, 6 september) en het gaat over ‘landelijke eisen voor taal en rekenen’… in Nederland (De Standaard, 31 augustus). Steeds blijkt dat de artikelen in kwestie zijn overgenomen uit Nederlandse media. In Belgische stukken gaat het eerder over het ‘plattelandse’ van het woord: ‘een landelijke gemeente’ (DS, 5 september), ‘een landelijke omgeving’ (vs. stedelijk, DS 31 augustus) of ‘waardevolle, landelijke natuur’ (DS 27 augustus).
Ik nam de proef op de som met een simpele Google-zoekopdracht met het woord ‘landelijk’, beperkt tot Belgische websites. Inderdaad duikt het woord dan uitsluitend op in de betekenis die verwijst naar het ‘platteland’, en niet het hele land. Een uitzondering is het gebruik in de context van het Vlaamse cultuurbeleid. Daar kunnen instellingen een ‘landelijke’ rol vervullen, zonder daarom met twee voeten in een modderige akker te staan. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat ‘nationaal’ in een Belgische context op het hele land slaat, en niet op het gewest Vlaanderen – al zal dat ervan afhangen aan wie je het vraagt.
Leuk is nog dat een zoekopdracht in Delpher me leerde dat de rollen door de jaren heen kennelijk zijn omgedraaid: in de Haagsche Courant van 14 april 1902 wond lezer P.G. zich danig op over het oneigenlijke gebruik van het woord ‘landelijk’, dat hij indertijd toeschreef aan kwalijke Vlaamse invloed:
P. G. — Waarom wij achter „landelijk” telkens schrijven: bedoeld zal zijn „Nederlandsch”? Omdat het sedert een paar jaren hier ingevoerde, waarschijnlijk uit Vlaanderen afkomstig woord „landelijk” voor „nationaal” taalkundig onjuist is. In onze Nederlandsche taal bestond dat woord „landelijk” al lang. Maar ’t heeft een geheel andere beteekenis. „Landelijk” staat tegenover „de stad”; ’t is „het platteland”; men kent een „landelijk tafereel”, „landelijken eenvoud” enz. En daar dit de bedoeling geenszins is, wanneer er nu gesproken wordt van een „landelijken” bond, is dat woord in dien zin fout. En noodeloos. Want „Nederlandsche bond” drukt de bedoeling even kort en geheel duidelijk uit.
Het weze duidelijk dat P.G., als hij vandaag nog zou leven, een voortreffelijk vastgoedmakelaar zou zijn. Gelukkig rust hij in vrede, en hoeft hij de ‘landelijke’ treinstaking van de Nederlandse Spoorwegen – die voorlopig nog niet ‘Landelijke Spoorwegen’ heten – niet meer mee te maken.
Lisanne Vroomen zegt
Interessant stuk, Bram. Speelt niet ook mee dat de NS geprivatiseerd is en dus geen nationaal bedrijf meer is? Overigens is de staking zelfs slechts regionaal, maar de NS heeft besloten het verkeer landelijk – in de Nederlandse betekenis van het woord – neer te leggen. Met als gekke consequentie dat juist de landelijke treinen – in de Vlaamse betekenis van het woord – wel nog rijden, want die zijn vaak van andere vervoerders.
Bram Caers zegt
Ik denk niet dat de privatisering hier specifiek een rol speelt want het gebruik van het woord ‘landelijk’ zit ook in veel overheidsmiddens (bv. ‘landelijke normen’ voor onderwijs). Maar er zit geloof ik wel een nuance van ‘bezit’, dat raakt aan het verschil in het Engels tussen ‘national’ en ‘nationwide’ – het ene met een associatie van nationaal bezit, het andere met een associatie van nationaal bereik. Op Twitter gaf iemand dat ook aan voor het Duits.
Jan Burgers zegt
En dan heb je nog Vestdijk: ‘Ik houd het meest van de halfland’lijkheid’.
Overigens is in Nederland het woord landelijk in de Vlaamse betekenis volgens mij nog steeds levend.
Bram Caers zegt
Zeker, het ene zal het andere niet uitsluiten… Ik bedenk me dat het wel goed mogelijk is dat het woord oorspronkelijk in Vlaanderen opgang maakte, omdat het daar misschien als purisme kan zijn gebruikt (vgl. ‘duimspijker’, ‘regenscherm’ en andere vergelijkbare voorbeelden).