
In de nieuwsapp van de Volkskrant (10 september) kwam ik een bericht tegen waarvan de kop meldt dat de VS ‘zich ernstige zorgen maken’ over de Russische behandeling van oppositieleider Navalny. Dit is een in mijn ogen opmerkelijke constructie, die al een tijdje voorkomt in het Nederlands. Het gaat hier om het woord ernstige. Vergelijk nu eerst de volgende zinnen.
- De VS hebben [ernstige zorgen]
- [Ernstige zorgen] plagen de VS
We zien hier in beide zinnen dat de bijvoeglijke bepaling ernstige een graadsbepaling vormt bij zorgen, in het eerste voorbeeld binnen het direct object van de zin, in het tweede binnen het subject van de zin. Beide zinsdelen zijn tussen vierkante haken gezet. Dan de volgende zin.
- De VS maken zich zorgen
Hier is iets anders aan de hand dan in de voorgaande twee zinnen. Deze zin heeft geen figuurlijke betekenis (zoals ‘de plaat poetsen’, ‘het hazenpad kiezen’ e.d.) en daarom kunnen we niet spreken van een werkwoordelijke uitdrukking ‘maakt zich zorgen’. Er is sprake van een verplicht wederkerend voornaamwoord zich, dat bij het werkwoordelijk gezegde hoort. Dat zorgen is echter geen lijdend voorwerp, maar hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde. Er is dan sprake van een soort uitdrukking, zich zorgen maken, dat synoniem is met het werkwoord bekommeren. Wil men de mate waarin men zich zorgen maakt, uitdrukken, dan kan er een graadsbepaler ingevoegd worden, bijvoorbeeld:
- De VS maken zich ernstig zorgen
Hier is ernstig echter een apart zinsdeel, op het eerste niveau van deze enkelvoudige zin, dat als graadsbepaler dient bij maken zich zorgen. In de eerder genoemde zin, die we hier vereenvoudigd weergeven, is ernstige echter niet een graadsbepalende bijwoordelijke bepaling op het eerste niveau, maar een bijvoeglijke bepaling op een lager niveau, doordat de bepaling de uitdrukking als het ware is binnengedrongen:
- De VS maken zich ernstige zorgen
Vergelijk nu zowel werkwoordelijke als naamwoordelijke uitdrukkingen, waarbij dit leidt tot ongrammaticaliteit:
- De dieven kozen het hazenpad
- *De dieven kozen het mooie hazenpad
- Zij was in de wolken met haar nieuwe boek
- *Zij was in de witte wolken met haar nieuwe boek
Wat bij deze twee uitdrukkingen niet mogelijk is, zou volgens deze redenering evenmin mogelijk zijn bij een ‘gewone’ uitdrukking als ‘zich zorgen maken’:
- De man maakt zich zorgen
- *De man maakt zich ernstige zorgen
Een tweede overeenkomst is dat alle drie uitdrukkingen zich wél lenen voor een graadsbepaler op het eerste niveau bij de actie of toestand die door het gezegde wordt uitgedrukt:
- De dieven kozen snel het hazenpad
- Zij was zeer in de wolken met haar nieuwe boek
- De man maakt zich ernstig zorgen
Toch zal menigeen niet het gevoel hebben dat een zin als De man maakt zich ernstige zorgen ongrammaticaal is. Dit vraag ik mij nog sterker af bij de volgende zin, die ik verderop in het artikel aantrof en waar in feite sprake is van dezelfde constructie als bij ‘ernstige zorgen’.
- De Verenigde Staten maken zich grote zorgen over de behandeling (…)
En “De dieven kozen het gebruikelijke hazenpad”? En “Zij was in de meest extatische wolken”? En “De VS maken zich acute / chronische / incidentele / droevige zorgen”? Mij klinkt het allemaal niet zo raar in de oren, en als een redacteur op de uitgeverij er een rode streep door zou zetten zou ik me daar niets van willen hoeven moeten kunnen aantrekken.
Twee dingen. In de eerste plaats beweer ik helemaal niet dat de constructie ‘VS maken zich ernstige/grote zorgen’ ongrammaticaal is. Ik beweer slechts dat ik de constructie opmerkelijk vind. Opmerkelijk omdat het hier om een uitdrukking gaat (‘zich zorgen maken’). Bovendien is dat ‘ernstige’ een bijvoeglijke bepaling en die vormt altijd een deel van een zinsdeel. Benoem je ‘maken zich zorgen’ nu als werkwoordelijk gezegde, dan hangt dat ‘ernstige’ er als bijvoeglijke bepaling op een rare manier bij. Dan maar in in het werkwoordelijk gezegde? Maar dat is juist weer vreemd omdat je dan de uitdrukking, een soort versteende constructie zeg maar, die door dat werkwoordelijk gezegde wordt vertegenwoordigd, binnendringt met een graadbepaler, wat in mijn ogen opmerkelijk is. Maar wat in mijn ogen niet kan is op dezelfde manier bij werkwoordelijk of naamwoordelijke uitdrukkingen inbreken. De voorbeelden die u geeft, zijn van het type ‘Piet haalt nog dooiere koeien uit de sloot’, ‘Zij is wel heel erg zwanger’, en dergelijke. De taal kent gelukkig een zekere semantische speelruimte om uitingen een bepaald effect te geven, maar dat is echt een ander verhaal.