Laten we het nog eens over modale partikels hebben, die moeilijk te beschrijven en te begrijpen woordjes die van een lomp bevel een beleefde suggestie kunnen maken, zoals
- Ga zitten
tegenover
- Ga maar zitten
of van een onbeleefde vraag een beleefde
- Mag ik naar de WC?
- Mag ik misschien even naar de WC?
of van een botte mededeling een uitspraak die ruimte suggereert voor tegenspraak
- Ik ga
- Ik ga maar eens
Modale partikels zijn misschien wel de moeilijkste woorden van het Nederlands, in elk geval voor niet-moedertaalsprekers die het Nederlands meester proberen te worden. Tot overmaat van ramp worden deze ‘kleine rotwoordjes’ heel vaak gebruikt, alleen of in combinatie, vooral, maar zeker niet uitsluitend in gesproken taal. Verder hebben ze meestal ook nog eens veel verschillende betekenissen en gebruiksmogelijkheden, kunnen moedertaalsprekers het gebruik en de betekenis ervan meestal niet goed uitleggen, worden ze slecht of helemaal niet behandeld in grammatica’s en woordenboeken, en komen ze nauwelijks aan de orde in cursussen en methodes voor leerders van het Nederlands als tweede of vreemde taal.
Taaldocent dr. Lijntje Pronk probeert in een recent verschenen boekje in deze lacune te voorzien. Ze presenteert Dan nou maar eens even. Hoe gebruik je modale partikels in het Nederlands als een “praktisch leerboek” (p. 8). Centraal staan tien woorden die veel als modale partikels gebruikt worden:
- Dan, eens, even, maar, misschien, nou, ook, soms, toch, wel
Het doel van dit boek is uit te leggen wat de tien bovengenoemde modale partikels betekenen en hoe je ze gebruikt. In het belang van duidelijkheid en ‘leerbaarheid’ worden de modale partikels in detail, maar niet uitputtend besproken. Gevorderde sprekers van het Nederlands vinden verdiepende informatie over idioom en over het combineren van verschillende modale partikels in aparte blokken. Wie (eerst) alleen basiskennis van modale partikels wil verwerven, kan de blokken overslaan.
(p. 7)
Het boek van ruim 120 pagina’s bestaat uit een inleiding, een hoofdstuk ‘Wat zijn modale partikels eigenlijk’, tien hoofdstukken voor de verschillende partikels (in alfabetische volgorde), een ‘Overzicht’, ‘Oefeningen’, een lijst met gebruikte grammaticale termen, een bibliografie en een register.
In de inleiding wordt van modale partikels verteld dat ze veel gebruikt worden, met name in gesproken taal, en dat ze noodzakelijk zijn om je Nederlands natuurlijk te laten klinken en voor het aanbrengen van de juiste nuance (beleefdheid, irritatie, ongeduld, …). Verder wordt het doel van het boek omschreven, en hoe het gebruikt kan worden (zie hierboven).
In ‘Wat zijn modale partikels eigenlijk’ worden vier belangrijke kenmerken van modale partikels (deels nogmaals) opgesomd:
- Ze worden veel vaker in gesproken taal dan in geschreven taal gebruikt
- Ze zijn altijd onbeklemtoond
- Ze hebben altijd meerdere betekenissen, ook afhankelijk van de zin waarin staan en de situatie waarin ze gebruikt worden
- Ze hebben neiging tot groepsvorming (maar ’ns, wel ’ns) met vaste volgorde (’ns maar en ’ns wel kunnen niet)
Bovendien wordt het belang van intonatie bij de interpretatie van modale partikels onderstreept, wat geïllustreerd wordt met het voorbeeld probeer maar: als je dat uitspreekt met stijgend zinsaccent op –eer dan ligt een vriendelijke interpretatie voor de hand (‘voel je vrij om het te proberen’), daalt de zinsmelodie op –eer dan krijg je eerder een dreigende interpretatie (‘waag het!’).
De opbouw van elk van de tien hoofdstukken die gewijd zijn aan specifieke partikels is dezelfde: het eerste subhoofdstuk gaat over het niet-modale gebruik, bijvoorbeeld dan als bijwoord van tijd (dan gaat het gebeuren) of voegwoord (groter dan jij), het tweede over het gebruik als modaal partikel, het derde over de ‘basisbetekenis’ van het woord (dan is zijn carrière begonnen als bijwoord van tijd, en kan nog steeds zo gebruikt worden). In het laatste geval dekt de vlag van het hoofdstuk de lading niet erg: in deze paragrafen komen dikwijls ook zaken als de rol van intonatie en vergelijking met andere modale partikels aan de orde.
Hoofdstuk 13 geeft “korte overzichten van het gebruik van de modale partikels”. De (neutrale) infinitief (onbepaalde wijs) Rennen! kun je bijvoorbeeld aanvullen met dan (Rennen dan!)en dan druk je ‘irritatie of licht ongeduld’ uit, met nou (Rennen nou!) wordt het ‘ongeduld, irritatie’ (je vraagt je af wat het verschil is), met maar (Rennen maar!) wordt het eerder een ‘aansporing’. 13.8 geeft “Veel voorkomende clusters”: behalve dan + imperatief heb je ook dan eens, dan even, dan maar, dan toch, dan eens even – maar wat de verschillen daartussen zijn wordt (in dit hoofdstukje) niet uitgelegd.
Hoofdstuk 14 geeft oefeningen: in de eerste 10 moet je vertellen wat de functie van de 10 verschillende partikels in voorbeeldzinnen is, in 11 t/m 14, die in moeilijkheidsgraad oplopen, moet je partikels toevoegen om een zin beleefder, ongeduldiger of iets dergelijks te laten klinken, in 15 t/m 17 moet je een partikels toevoegen en zeggen “hoe het partikel de toon van de zin beïnvloedt”. Een antwoordblad is te vinden op de website van de uitgever; ik kan me voorstellen dat er in de klas flink wat discussie kan ontstaan over precieze interpretaties en keuzes.
Op bladzijde 118-119 staat een overzicht van de gebruikte grammaticale termen. Pronk gebruikt de internationale terminologie (adjectief, verbum), en geeft de inheemse termen (bijvoeglijk naamwoord, werkwoord) als alternatief. Ik weet niet of dit aansluit bij wat gebruikelijk is in het onderwijs NT2 en NT –vreemd.
Al met al lijkt me dit een heel bruikbaar boek voor de doelgroep, en daarnaast voor iedereen die in die lastige modale partikels geïnteresseerd is. Moedertaalsprekers zullen het wellicht niet altijd eens zijn met de oordelen en interpretaties die Pronk geeft, maar ze zet je in elk geval aan het denken over een aspect van je eigen taal waar je niet zo gauw bij stilstaat.
Er is één groot probleem met dit boek. Het Nederlands dat hier namelijk beschreven wordt, is het Nederlands van Nederland. Zoals Hollanders niets hadden aan de voorganger van dit boekje, De finesses van het Nederlands, omdat het een Vlaamse taalrealiteit beschreef, hebben Vlamingen weinig aan dit boekje, omdat zij modale partikels op meer of minder subtiele manieren anders gebruiken dan Hollanders. Een niet zo subtiel voorbeeld is nou, dat in België nauwelijks gebruikt wordt (het Nederlandse deel van het Corpus Gesproken Nederlands telt bijna 60000 voorkomens van nou, het Belgische deel dat ongeveer de helft zo groot is zo’n 250), en in Nederland een complexe taakverdeling heeft met nu. Niets daarover in dit boekje. Waarschijnlijk is de auteur zich niet bewust geweest van dit soort verschillen, en dat kan haar ook niet verweten worden, want dat is nog nauwelijks bekend. De moraal is, dus, andermaal, dat er meer aandacht besteed moet worden aan de beschrijving van de Nederlandse partikels en hun gebruik in het hele taalgebied.
Beknopte literatuurlijst
Kris Van de Poel en anderen. De finesses van het Nederlands. Oefenboek voor anderstaligen. ACCO 1996.
Ton van der Wouden. Zit je nu alweer te twitteren? Een nieuwe manier om partikels in kaart te brengen.
In Nicoline van der Sijs (red.): De Kaartenbank. Over taal en cultuur. AUP 2014, 68-74.
Ton van der Wouden. Gewoonweg verschillend. In Nicoline van der Sijs, Lauren Fonteyn en Marten van der Meulen (red.): Wat gebeurt er in het Nederlands? Over taal, frequentie en variatie. Sterck en De Vreese 2021, 255-258.
Lijntje Pronk: Dan nou maar eens even. Hoe gebruik je modale partikels in het Nederlands. 2022, Taalbureau TXT.
Walter Haeseryn zegt
Er is inderdaad nog steeds een heel grote behoefte aan een gedegen beschrijving van het gebruik van partikels in gesproken een geschreven taal, waarbij ook de verschillen tussen de verschillende delen van het Nederlandse taalgebied nadrukkelijk aan de orde komen. Een dergelijke uitvoerige beschrijving is niet alleen voor moedertaalsprekers, maar ook voor leerders van het Nederlands als tweede en als vreemde taal van bijzonder belang.
Toevallig ken ik een paar specialisten ter zake aan beide zijden van de rijksgrens, die al het nodige voorwerk gedaan hebben (en daar ben jij er een van, Ton). Wat let jullie om er samen de schouders onder te zetten en bijvoorbeeld om te beginnen een mooi partikelhoofdstuk in de eANS te publiceren? Veel eer en eeuwige roem zal jullie deel zijn.