Waarom gedichten van Tibullus lezen?
Dat er in 2022 bundels verschijnen zoals Mijn liefste is op het land van de Romeinse dichter Tibullus (circa 54-19 v. Chr), is een wonder. Het jaar waarin de lyriek van Hooft niet meer werd genoemd in een canonenquête! Tibullus was in zijn tijd een gewaardeerde dichter, en zijn kleine oeuvre is waarschijnlijk helemaal overgeleverd, maar zo canoniek als zijn tijdgenoten Horatius, Vergilius en Ovidius werd hij niet.
Ik weet niet hoeveel mensen zo’n bundel kopen, maar met ieder van hen voel je je als lezer verbonden: er is een vlammetje dat al 2050 jaar brandt, en wij geven het door. Ik geloof dat dit een deel is van de sensatie van klassieke dichters lezen: hier zijn al heel veel en heel verschillende ogen over heen geweest. Niet alleen ik herken hier iets in, maar duizenden jaren al doen mensen dat.
De vertaling die de classica Mieke de Vos maakte, helpt daar ook bij. Ze schreef een heel prettig leesbare inleiding en voor de niet-classicus heel nuttige voetnoten, maar maakte vooral een heel goede vertaling. De gedichten worden gepresenteerd als gedichten – met regelafbrekingen en strofe-indelingen en vooral met zorg om klank en ritme – zonder dat De Vos poogt het klassieke metrum na te bootsen dat wij als moderne lezers toch niet meer kunnen waarderen. De minnaar van een overspelige vrouw is bang dat zij ook hem ontrouw is:
Ik leerde haar smoesjes om alleen te slapen,
de deurklink doodstil om te draaien,
de kleur van een zuigzoen of een tandafdruk
te deppen met een kruidendrankje.
Bedrogen echtgenoot van een ontrouwe vrouw,
help me zorg dat ze niet de fout ingaat.
Voorkom een lang gesprek met een jongeman,
laat haar niet halfnaakt aan tafel liggen,
met onbedekte boezem, voorkom die hoofdknik
en dat haar vinger, speels in wijn gedoopt,
haar minnaar via het tafelblad tekens geeft.
Details als die met een kruidendrankje afgedepte zuigzoen, die doen het hem, juist door hun betrekkelijke banaliteit. Je weet wel dat de Romeinen ook mensen waren, maar toch ontroert het om daarbij op deze manier stil te staan.Zoals het ontroert om in te zien dat ook tweeduizend jaar geleden mensen pleiten voor een eenvoudig leven in de natuur
Dat de bundel door Van Oorschot is uitgegeven maakt dat je het op een bepaalde manier leest, namelijk als een bundel van Van Oorschot, de uitgever van parlando-dichters als Chris van Geel en Judith Herzberg, observatoren van het kleine en het dagelijks leven. Tegelijkertijd word je de hele tijd eraan herinnerd dat dit een dagelijks leven is waar jij part noch deel aan hebt. Tibullus stond erom bekend dat hij niet pronkte met zijn geleerdheid, maar hij noemt natuurlijk wel goden (Venus!) en gebruiken die ons nu vreemd zijn.
Er is ook wel iets vreemds aan de hand met die historische sensatie. Een mens kan in theorie natuurlijk net zozeer ontroerd worden door het feit dat Chinese dichters duizenden jaren geleden ook trucjes bedachten om met zuigzoenen om te gaan, maar zo werkt het toch niet, of in ieder geval niet op mij. Hoewel ik rationeel weet dat het onzin is, zijn mijn hersenen lang geleden op het gymnasium goed genoeg gehersenspoeld om te menen dat deze Romeinse traditie ook de mijne is, en in ieder geval weet ik er net genoeg van om het gevoel te kunnen blijven behouden. Oh ja, natuurlijk, Venus!
De Vos helpt daar dus ook enorm bij door de tekst te ontdoen van al te subtiele referenties. “Delia draagt geen lange stola en heeft een ander kapsel dan de Romeinse matrone”, schrijft ze, “want zij is van een lagere stand dan de ‘ik’.”
Klassieke gedichten lezen is voortdurend laveren tussen het leren van nieuwe dingen, een ándere kijk op de werkelijkheid, en herkenning. Die herkenning is een ondergewaardeerde factor in de literatuurbeschouwing: het is iets voor beginnende lezers, die alleen maar over zichzelf willen lezen. Maar op een bepaald niveau lijkt het me noodzakelijk voor ieder genoegen in de literatuur dat niet alleen maar gaat om de brille van de auteur. Vandaar dat romans die 350 pagina’s lang gaan over de wederwaardigheden van een pak melk zonder dat dit pak menselijke trekken krijgt onleesbaar zijn.
Gedichten kunnen daarentegen de stem laten horen van mensen uit heel andere tijden, in heel andere culturen. De herkenning zit dan in het algemeen-menselijke en het is precies die mix van vreemd en nabij die ontroert. Tibullus’ bundel Mijn liefste is op het land laat dat uitstekend zien.
Robert Kruzdlo zegt
Deurklink bestond toen niet. Wel deurkruk. Jammer dat wel: https://ostiumhome.com/geschiedenis-deurkruk/