Coen Peppelenbos doet er alles aan om ons te doen geloven dat hij geen echt goede docent is. In zijn nieuwe boek, Moeten we dit weten voor de toets? Hoe overleef ik het literatuuronderwijs? somt hij allerlei bezwaren op tegen zijn eigen leraarschap – hij doceert aan de NHL Stenden Hogeschool. Hij kan de namen van leerlingen niet onthouden, hij is eigenlijk meer een schrijver, hij heeft een hekel aan toetsen.
Of dat nu een retorische truc is of niet, de lezer weet ondertussen wel beter. Want overduidelijk heeft hij de allerbelangrijkste kwaliteiten voor het docentschap Nederlands wel: belezenheid, diepe menselijkheid en grote betrokkenheid bij de literatuur én bij het onderwijs.
Coen Peppelenbos is iemand die alles kan. Hij is de drijvende kracht achter het succesvolle liteartuurblog Tzum, uitgever bij De kleine Uil, romanschrijver, dichter, recensent, auteur van lesmateriaal, organisator, voormalig podcaster en wat niet al. Er is geen aspect van de literatuur en het literatuuronderwijs of Peppelenbos heeft het bestreken.
Bekoorlijk
Al die hoedanigheden lopen in elkaar over, maar het docentschap is er misschien wel de kern van. Hij beweert weliswaar in Moeten we dit weten dat hij het vooral om den brode doet – hij zou het liefst schrijver zijn, maar de hypotheek moet ook betaald, maar de lezer van de stukjes in dit boek gelooft daar niets van. Peppelenbos moet meer met zijn enthousiasme voor het vak van hem dan alleen maar zelf dichten en romans schrijven. Hij moet ook anderen ermee aansteken.
Het boek is vooral een verzameling stukjes zoals ze vooral op Tzum verschenen en een enkele keer bijvoorbeeld ook op Neerlandistiek. Op het eerste gezicht lijkt de schrijver zich soms tegen te spreken. Aan de ene kant wil hij niemand die daar geen zin in heeft dwingen om boeken te lezen die daar geen zin in heeft, en vraagt zich af waarom je vmbo-scholieren tot lezen zou moeten opwekken met filmpjes van influencers die zelf ook geen zin hebben in lezen. Tegelijkertijd staan in Moeten we dit weten ook de stukken die hij de afgelopen schreef om zijn verontwaardiging uit te spreken over hoe weinig eisen er nog worden gesteld aan de leeslijsten op de hogescholen.
Het sleutelwoord dat dit alles bij elkaar samenbindt lijkt me te groot voor Peppelenbos. Liefde. De literatuur is zo belangrijk voor de schrijver dat hij iedereen ermee wil aanraken. En tegelijkertijd liefde voor de scholieren en de studenten. Je wil hen niet overbelasten met dingen waar ze niks aan hebben, maar je wil tegelijkertijd wel dat al het moois dat jou eigen leven verrijkt, ook deel uitmaakt van anderen. Waaróm moeten studenten op de hogescholen een lijst boeken van voor 1880 lezen? Waarom is het erg als leraren Nederlands maar een boek of 25 per jaar lezen, net genoeg om hun vak bij te houden? Die vragen worden in dit boek niet eens gesteld – ongeveer zoals een klimaatactivist niet zal uitleggen waarom het eigenlijk nodig is dat de natuur overleeft, of demonstrant tegen de oorlog niet gaat uitleggen wat er bekoorlijk is aan vrede.
Tekort
In een stukje presenteert de schrijver zich bescheiden als geen echte wetenschapper, als hij een lezing geeft op een wetenschappelijk symposium. Hij is geloof ik in die zin ook geen echte onderzoeker, niet iemand die erop uit is om onze kennis te vermeerderen, maar hij wil die kennis wel hebben.
Je hoeft die kennis zelfs niet eens per se altijd uit te dragen. Goed doceren over literatuur is daarom uiteindelijk ook je mond houden over wat je allemaal weet:
Soms kijk ik naar kilometers YouTube-filmpjes. Tijdens een vakantie raakte ik verzeild in een verslavend subgenre dat ik nog niet niet kende: de reactievideo. Het begon met tientallen filmpjes van kinderen die reageerden op eten dat ze voorgeschoteld kregen en waarop ze moesten reageren. En voor dat ik het wist zat ik bij een clip waarbij de kinderen moesten reageren op songs van Queen.
(…)
Ons poëzie-onderwijs moet meer in de richting van die reactievideo’s gaan. Laat studenten (of leerlingen) een eerste reactie geven die gebaseerd is op wat zij denken, weten en voelen. En daarna – dat was mijn grootste fout – moet de docent zijn mond houden. De docent weet, als het goed is, altijd meer en kan altijd meer uit een gedicht halen, maar als je dat daadwerkelijk doet, dan benadruk je het tekort schieten van de student. Die denkt: ik kan wel iets zeggen, maar de docent weet het eigenlijk beter. Als docent heb je de rest van het college nog om te excelleren. Een echt goede docent slikt op de juiste momenten zijn kennis in.
Die laatste zin, daar zit de hele methode -Peppelenbos in: om je kennis in te slikken moet je hem natuurlijk wel hebben. Je hoeft van niemand iets te vergen, behalve te reageren, terwijl je zelf ondertussen steeds meer opzuigt en steeds meer weet.
Full disclosure: Zowel Neerlandistiek als ikzelf worden regelmatig genoemd in het boekje, en steeds in gunstige zin. Door een wrede speling van het lot heb ik in mijn hele leven slechts 1 keer met Coen Peppelenbos gesproken en dat heel oppervlakkig.
Robert Kruzdlo zegt
Prima wat betreft inslikken van,… maar in een andere situatie doet Peppelenbos niet wat hij ambieert: hij verslikt zich weleens in een zijn mening. Geef niet.
Helge Bonset zegt
Als ik het goed begrijp, bepleit Coen Peppelenbos poëzie-onderwijs volgens de aanpak die Tanja Janssen bepleit voor proza. Een uitstekend idee.