Tijdens de herfstvakantie bracht ik een bezoek aan de tentoonstelling ‘Ruud de Wild, Songbonk. Reis langs de mooiste Nederlandse liedjes’ in het Huis van het Boek, vroeger Museum Meermanno-Westreenianum geheten. Wie Ruud de Wild kent als radio-deejay, verwacht misschien een overzicht van zeventig jaar popliedjes, maar niets is minder waar. Garrelt Verhoeven, hoofdconservator van de Bijzondere Collecties van de Universiteit Leiden, en Martine de Bruin, beheerder van de Nederlandse Liederenbank op het Meertens Instituut, hebben Ruud de Wild kennis laten maken met oude manuscripten, liedboeken, liedbladen en bladmuziek. Uit die overstelpende hoeveelheid materiaal uit de geschiedenis van het Nederlandse lied heeft radiomaker en kunstenaar Ruud de Wild een persoonlijke keuze gemaakt.
De expositie bestaat uit tien thema’s waarover vroeger en nu gezongen wordt. Onder de titel ‘Alle eendjes zwemmen in het water’ komen we kinderliedjes, wiegeliedjes en sinterklaasliedjes tegen. In een van de vitrines lag een eerste druk van het boekje Sint Nikolaas en zijn knecht van Jan Schenkman uit 1850. Het lag open bij een stuk dat als titel Aankomst van Sint Nikolaas had. Op de rechter pagina bevindt zich een afbeelding waarop Sint-Nicolaas, zijn paard – geen schimmel! – en zijn zwarte knecht voor het eerst op een moderne stoomboot in Nederland arriveren, terwijl op de kade enthousiaste kinderen met hun hoeden het gezelschap onthalen. Op de linker pagina staat de tekst van ‘Zie ginds komt de stoomboot’, nog steeds een van de bekendste en populairste sinterklaasliedjes.
Ik weet niet waarom, maar ik begon de mij zo vertrouwde tekst van het lied te lezen. Bij het eerste woord van de derde regel trok ik mijn wenkbrauwen op. Dit was niet de versie die ik geleerd had! Wat was het geval? In plaats van “Hij brengt ons Sint-Nicolaas” stond er in het origineel “Zij brengt ons Sint Niklaas”. Voor Schenkman was stoomboot kennelijk een vrouwelijk woord, want anders zou hij er niet met het persoonlijk voornaamwoord zij naar verwijzen. Mijn nieuwsgierigheid was direct gewekt. Hoe futiel ook, dit moest nader onderzocht worden! Met mijn telefoon maakte ik een foto maar dat had achteraf gezien niet gehoeven. In de bijzonder fraaie catalogus die ik na mijn bezoek had aangeschaft, stond – in veel betere kwaliteit – op bladzijde 77 een afbeelding in kleur van beide pagina’s uit Schenkmans boekje.
Geslachtbepalers
Waar anders dan op Woordenlijst.org kon ik mijn zoektocht beter starten? Het antwoord was daar snel gevonden: het woord stoomboot kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Einde zoektocht? Nee, natuurlijk niet. De vraag die zich vervolgens aandient, is of het woord stoomboot altijd twee geslachten heeft gekend. Nu verkeer ik in de gelukkige omstandigheid dat het Instituut voor de Nederlandse Taal exemplaren heeft staan van een groot aantal papieren versies van het zogenaamde Groene Boekje. En wat blijkt? Vanaf de allereerste editie van de Woordenlijst der Nederlandse taal uit 1954 heeft stoomboot, net als het woord boot trouwens, zowel de geslachtsaanduiding mannelijk als vrouwelijk.
Ook vóór 1954 konden taalgebruikers in onzekerheid zijn over de spelling en het geslacht van woorden. Zij konden te rade gaan bij de Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal, met aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de vervoeging der werkwoorden (1866) van Matthias de Vries (1820-1892) en Lammert te Winkel (1809-1868), waarin de correcte spelling van een woord en het bijbehorende geslacht was vastgelegd. De eerste druk van dat boekje vermeldt dat zowel het woord boot als het woord stoomboot van het vrouwelijk geslacht is. Na de dood van Te Winkel droeg De Vries zorg voor de tweede druk ervan uit 1872 en de derde uit 1881. Ook daarin zijn boot en stoomboot nog vrouwelijke woorden en dat geldt ook voor de vierde (1893), vijfde (1898) en zesde (1904) druk, die Albert Kluyver (1858-1938), en de zevende (1914), die Adriaan Beets verzorgt.
En hoe zat het dan vóór 1866? Waar zou Schenkman het geslacht van boot of stoomboot hebben kunnen opzoeken toen hij zijn sinterklaasliedje schreef? Daarvoor had hij bijvoorbeeld de Geslachtlijst der Nederduitsche naamwoorden, op stellige taalgronden gevestigd (1822) van Willem Bilderdijk (1756-1831) kunnen raadplegen. Deze schreef – net als De Vries en Te Winkel na hem – voor dat boot in alle gevallen vrouwelijk is; de stoomboot komt in zijn Geslachtlijst nog niet voor. De twaalfde druk van H. Pieterson’s Geslachtlijst van Zelfstandige Naamwoorden. Aanmerkelijk vermeerderd (1858) kende aan boot het vrouwelijk geslacht toe. Het woord stoomboot ontbreekt ook hier nog altijd. Toch wordt al zeker sinds 1816 in Nederlandse geschriften gewag gemaakt van dit moderne vervoermiddel, zoals blijkt uit de citaten in het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Daarin wordt trouwens aan stoomboot – in een uit 1939 daterend lemma – het vrouwelijk geslacht toegekend.
Taalwerkelijkheid
Het is duidelijk geworden dat de taalnorm van de negentiende eeuw tot aan 1954 voorschrijft dat het geslacht van boot en daardoor van stoomboot vrouwelijk is. Maar hoe zit het met de taalwerkelijkheid? Werd stoomboot tot aan de transitie van vrouwelijk naar mannelijk/vrouwelijk altijd vrouwelijk gebruikt? Daarvoor moeten we op zoek gaan naar de liedtekst van Zie ginds komt de stoomboot over de periode 1850-1954. De kranten die te vinden zijn op Delpher, zijn daarvoor een geschikt hulpmiddel. Ik heb gezocht op de woordcombinaties “brengt ons sint niklaas”, “brengt ons sint niclaas”, “brengt ons sint nikolaas” en “brengt ons sint nicolaas”. Doublures heb ik proberen te vermijden. Als een artikel of advertentie rond dezelfde tijd in verschillende kranten verscheen, heb ik die (hopelijk) slechts één keer opgenomen.
De meeste kranten citeren de eerste regels van het klassieke sinterklaaslied, slechts een enkele krant drukt de volledige tekst af. We treffen eveneens een paar satirische of op de lokale situatie toegespitste liederen aan. Toch zijn ook die hieronder opgenomen, omdat de beginregels altijd onveranderd bleven. De resultaten staan hieronder in chronologische volgorde gerangschikt. Na titel en datum volgt het voornaamwoord waarmee naar de stoomboot wordt verwezen:
- Algemeen Handelsblad, 14 november 1882: zij
- Opregte Haarlemsche Courant, 29 november 1882: zij
- Het nieuws van den dag, 18 november 1887: zij
- Franeker courant, 30 november 1890: zij
- Vliegend blaadje, 4 december 1895: zij
- Bredasche courant, 3 december 1914: hij
- Bataviaasch Nieuwsblad, 4 december 1915: zij
- Vlissingse courant, 26 november 1924: hij
- Maassluische courant, 28 november 1925: hij
- Nieuwe Haarlemsche Courant, 5 december 1925: zij
- Nieuwe Apeldoornsche courant, 30 november 1928: hij
- Rotterdamsch Nieuwsblad, 1 december 1928: zij
- Eindhovensch Dagblad, 5 december 1928: zij
- Zutphensche Courant, 5 december 1929: hij
- Amersfoortsch dagblad, 21 november 1932: hij
- Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 3 december 1932: hij
- De Gooi- en Eemlander, 23 november 1933: hij
- Provinciale Drentsche en Asser courant, 25 november 1933: hij
- Zierikzeesche Nieuwsbode, 3 december 1934: hij
- Nieuwe Harlinger courant, 20 november 1936: hij
- Soester courant, 20 november 1936: hij
- Nieuwsblad van Friesland, 19 november 1937: hij
- De Noord-Ooster, 5 maart 1938: hij
- Nieuwsblad van Friesland, 15 november 1939: hij
- Middelburgsche Courant, 25 november 1939: hij
- De Volksvriend, 26 december 1940: hij
- Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 27 november 1951: hij
Hoewel de steekproef uit Nederlandstalige kranten betrekkelijk klein is en Vlaamse kranten in dit bescheiden onderzoek ontbreken, is er wel degelijk een trend zichtbaar. Tot aan het eind van de jaren twintig is er in het noorden van het Nederlandse taalgebied een duidelijke voorkeur om naar stoomboot te verwijzen met het persoonlijk voornaamwoord zij. Dit is in lijn met het vrouwelijk geslacht dat in de officiële Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal, met aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de vervoeging der werkwoorden aan het woord stoomboot wordt toegekend. Weliswaar komt er al in 1914 een verwijzing voor met het mannelijk voornaamwoord hij, maar pas vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw wordt de mannelijke stoomboot dominant. Om die positie vervolgens niet meer af te staan.
Geslachtsverandering?
Met de Woordenlijst der Nederlandse taal uit 1954 – het is hierboven al gezegd – heeft de stoomboot zowel de aanduiding m. van mannelijk als de v. van vrouwelijk gekregen. In een bespreking van de veranderingen die in de Woordenlijst zijn doorgevoerd, schrijft Onze Taal over de geslachten en de voornaamwoordelijke aanduiding het volgende:
Voorwerpsnamen in de ruimste zin, namen van lichaamsdelen, namen van bomen, planten, bloemen, vruchten, algemene aardrijkskundige namen, aardrijkskundige eigennamen, namen van hemellichamen. ‘Het aantal substantieven dat onder deze rubriek valt, is zeer groot. Voor een groot deel van de zelfst. nmw. is dus vrijheid gelaten in geschrifte het mondeling taalgebruik te volgen.’
Al deze woorden kunnen dus nu worden aangeduid met hij, maar mogen ook met zij worden aangeduid, gelijk dit bij vele woorden van deze groep door De Vries en Te Winkel was voorgeschreven en gelijk dit Zuidnederlanders nog veelal doen. Het komt ons voor, dat de commissie voor Noord-Nederland hierbij meer het natuurlijke taalgebruik aanbeveelt, dus de hij-aanduiding.
Dat er op het gebied van geslachtaanduiding verschil bestaat tussen de noordelijke en de zuidelijke helft van het Nederlandse taalgebied staat ook in de Algemene Nederlandse Spraakkunst te lezen. Deze grammatica zegt dat er daarnaast een niet onbelangrijk verschil bestaat tussen gesproken en geschreven taal en dat er generatieverschillen zijn.
Woordenboek en corpus
Als samenstelling wordt het geslacht van stoomboot bepaald door het tweede lid. Daarom kreeg dat woord in de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel net als boot het vrouwelijk geslacht. Ook in de aflevering van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) waarin het lemma boot – geschreven in 1894 – wordt behandeld, is het woord vrouwelijk.
Maar dat blijkt niet altijd het geval te zijn geweest, zo lezen we in het etymologische gedeelte van het artikel. In de middeleeuwen kwam het woord uitsluitend als mannelijk woord voor, zoals vermeld staat in het Middelnederlandsch Woordenboek en blijkt uit de meeste attestaties van boot in het Corpus Middelnederlands. Dit mannelijk geslacht bleef later alleen bewaard in de gesproken taal van de zuidelijke gewesten en kwam zo terecht in de geschriften van Zuid-Nederlandse schrijvers, maar ook bij Cats en in de Statenbijbel.
In het Noorden van het Nederlandse taalgebied komt boot in de zeventiende eeuw volgens het WNT meestal als onzijdig woord voor. Vondel had duidelijk moeite met het vaststellen van het geslacht van het woord: bij hem komen we boot als onzijdig, mannelijk en vrouwelijk woord tegen!
De daaropvolgende eeuw neemt het vrouwelijk geslacht van boot langzaamaan de overhand. Vermoedelijk heeft analogie met de overige vrouwelijke scheepsnamen daarbij een rol gespeeld. In de schrijftaal wordt boot daarom meer en meer als vrouwelijk woord gebezigd, terwijl in de Zuid-Nederlandse volkstaal het mannelijk geslacht zich wel heeft weten te handhaven, aldus het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
Van Hoogstraten
In de achttiende eeuw verkeerden tal van taalgebruikers in onzekerheid over de geslachtsbepaling van zelfstandige naamwoorden. Om hen van dienst te zijn publiceerde David van Hoogstraten in 1700 zijn Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden. Het boek kende een grote populariteit en een tweede, uitgebreide uitgave verscheen in 1710 (Amsterdam) en in 1711 (Rotterdam). Onder de titel Lyst der gebruikelykste zelfstandige naemwoorden, betekent door hunne geslachten zag in 1723 de derde druk en postuum in 1733 de vierde druk het licht. Na zijn dood bezorgde Adriaan Kluit in 1759 nog de vijfde druk en in 1783 de zesde druk.
Omdat deze geslachtlijst gedurende de gehele achttiende eeuw herdrukt werd, biedt deze taalgids ons een mooi overzicht van de verschillende geslachten die zeventiende- en achttiende-eeuwse achtbare schrijvers aan boot hebben toegekend. Van Hoogstraten en later Kluit baseerden zich bij de bepaling van het woordgeslacht namelijk op hun geschriften.
- Van Hoogstraten 1700 (1e druk): boot, m en o.
- Van Hoogstraten 1710 (2e druk): boot, m en o.
- Van Hoogstraten 1711 (2e druk): boot, m en o.
- Van Hoogstraten 1723 (3e druk): boot, m en o.
- Van Hoogstraten 1733 (4e druk): boot, m en boot, o (bij Vondel en Van Heule).
- Van Hoogstraten 1759 (5e druk): boot, m, o, v.
- Van Hoogstraten 1783 (6e druk): boot, m, o, v.
Met name de zesde druk is interessant. Na de constatering – ook al te vinden in de vijfde druk – dat “het woord van drie geslachten lijkt te zijn” laat Kluit volgen: “Doch in gemeenen spreektrant was ‘t al vroeg Vr.” en even verderop: “Evenwel het Manl. is reeds bij M. Stoke”, de middeleeuwse kroniekschrijver.
Intocht
Hoewel Kluit niet vóórschrijft dat boot opgevat moet worden als een vrouwelijk woord, is dat wel wat verschillende taalregelaars na hem deden; we hebben het hierboven gezien bij Bilderdijk, Pieterson en bij De Vries & Te Winkel. Pas met het Groene Boekje uit 1954 krijgt de boot en de stoomboot naast het vrouwelijk geslacht er het mannelijk geslacht bij. Of we aanstaande zaterdag bij de intocht van Sinterklaas nu uit volle borst “Hij brengt ons Sint-Nicolaas” of “Zij brengt ons Sint-Nicolaas” zingen, doet er niet toe. Taalkundig gezien zijn beide verwijzingen correct.
Laat een reactie achter