Waarom Ingmar Heytze lezen
Met wat geluk, de nieuwste bundel van Ingmar Heytze, gaat over grote thema’s van dood en leven. De bundel is opgedragen aan Heytzes vader, dit jaar op 90-jarige leeftijd overleden. Een aantal gedichten zijn aan hem en zijn dood gewijd, zoals hier ook verschillende coronagedichten in zijn opgenomen. Hartverscheurend worden zulke gebeurtenissen bij Heytze niet – je leest hem niet om te verzinken in een diepe depressie. De bundel heet zelfs Met wat geluk.
Toch lees je Heytze geloof ik ook weer niet om extatisch van geluk te worden. Je leest hem vanwege de formuleringen, die zo niet gelukkig dan toch tevreden stellen, hoe droevig de onderwerpen ook zijn:
(…) De doden zijn geen rugzak
die steeds voller wordt
om rond te slepen.Zij zijn de splinters
‘Anders niet’
die je uitdrijft door te leven. (…)
Die laatste twee regels geven een sterk beeld, op drie niveaus tegelijk. Op het eerste niveau wordt wat benoemd er met splinters gebeurt die ineens onder je huid komen, maar zelden benoemt – te klein, te onbelangrijk voor de poëzie en zelfs voor het dagelijkse gesprek. Maar juist door zo’n detail naar voren te halen, word je je bewust van de oneindige rijkheid van het leven, vol onbenulligheden die niemand ooit benoemt.
Aan elkaar geknoopt
Op het tweede niveau wordt de dood van anderen ineens ook gerekend tot dat terrein van onbenulligheden. Ook de rouw over die en die en, god, die is ook al dood, zeurt eigenlijk vaak alleen maar door. Je praat er niet over, het is er wel de hele tijd.
En, dat is het derde niveaus, het gaat allemaal ook wel weer over. Het zweert zich er wel uit.
Het zijn geen gedachten die op zich verpletterend zijn, maar door deze manier van verwoorden worden ze aan elkaar geknoopt en dat heeft iets heel prettigs.
Het meest geslaagde gedicht in Met wat geluk vind ik ‘Stradivaria’ dat ook die charme heeft van bijna terloops uitgesproken alledaagsheden waar niemand het ooit over heeft:
Een instrument valt te omschrijven
als een verzameling plankjes
die een tijdje bij elkaar horen.Evenzo kun je de woorden
van een gedicht beschouwen,
een garderobe, een huis, een gezin.Ooit naderde ik in mijn kano
een dikke boomtak
die breed over het water hing.Toen ik te dichtbij kwam
sneeuwde hij dun en kaal
in een vlucht jonge uitljes.
Mooie avond
Dat allerlei dingen – zelfs kostbare muziekinstrumenten – uiteindelijk verzamelingen losse dingen zijn, wie zal het ontkennen? Maar als je dit gedicht leest, kun je je er even in vermeien. Verwondering is iets dat vaak wordt genoemd als een positieve kwaliteit van gedichten en, misschien omdat het zo vaak genoemd wordt, roept dat woord tegelijkertijd soms weerstand op. Op zich is verwondering misschien ook wel héél gemakkelijk op te roepen: och, kijk nu toch naar dat mandarijntje! Hoe komt het toch dat die altijd oranje zijn en nooit paars!
Maar hier worden in de eerste twee coupletten dingen opgesomd waarvan je inderdaad te weinig beseft dat ze ook uit losse elementen bestaan, en wordt daar in de laatste twee alinea’s een beeld bij gegeven dat begint als een cliché (Hiawatha gaat op zijn kano onder een boomtak door) maar dan in de laatste woorden ineens vorm en zin krijgt, in een verrassing – die jonge uiltjes.
Niet al Heytzes gedichten zijn zo, maar hij schrijft nooit slecht, en een paar regels, een paar gedichten zoals dit zijn ruim voldoende voor een mooie avond.
Jona Lendering zegt
Dank je wel. Weer een fijn stukje om de dag mee te beginnen.
Joost zegt
Overigens zag ik laatst dat ene Danny Latjes een timmermanszaak heeft met de naam “Bouwen met Latjes”. Een wat losse associatie, maar toch.
zichvanverre zegt
uitljes?
Robert Kruzdlo zegt
Knappen doen ze ook.