Interessante kwestie aan de VU: na protesten zijn daar de formules die aan het begin en het eind van academische plechtigheden zoals promoties of oraties worden uitgesproken aangepast. Ze heten daar respectievelijk het votum en de doxologie. Tot voor kort waren dit nog onversneden christelijke teksten, allebei citaten uit de Psalmen, maar volgens het College van Bestuur doen ze geen recht aan de ‘diversiteit’ van de VU:
- Onze hulp is in de naam des Heren, die hemel en aarde gemaakt heeft. (Psalm 124:8)
- De naam des Heren zij geprezen, van nu aan tot in eeuwigheid. (Psalm 113:2)
Daar valt van alles over te zeggen. Als ik aan de VU werkte zou ik geen bezwaar maken tegen enkele regels van de grootste poëzie die ooit geschreven is, maar kennelijk hebben anderen argumenten om dat te willen vervangen. Mij viel vooral het begin op van de nieuwe teksten:
- Ik open deze openbare zitting … met een verwijzing naar de van oorsprong christelijke traditie van de Vrije Universiteit, waarin wetenschapsbeoefening verbonden wordt met verwondering en levensbeschouwelijke waarden.
- Ik sluit deze openbare zitting … met de verwijzing naar onze missie om waardengedreven wetenschap te beoefenen met verantwoordelijkheid voor mens en planeet.
Het commissiewerk dat tot deze nieuwe teksten heeft geleid, valt op alle mogelijke manieren af te leiden uit de formuleringen. Uit literair oogpunt is er zeker geen winst geboekt op de krachtige en poëtische psalmteksten.
Van oorsprong christelijk
Dat komt onder andere doordat de spreker zo nadrukkelijk benoemt waar ze mee bezig is. Zinnen als ‘ik verklaar u man en vrouw’, ‘ik vervloek u tot in het zevende geslacht’ of ‘ik doop u Johanna Maria’ heten ‘performatief’. Je doet als spreker iets door te benoemen wat je doet. Dat geldt ook voor ‘ik open deze openbare zitting’: de zitting is niet geopend tenzij iemand zegt dat ze haar opent. In die zin zijn deze zinnen niet waar of onwaar zoals pakweg de zin ‘het sneeuwt!’ Je kunt niet zeggen tegen de voorzitter: ‘Nee! Dat is niet waar! Je hebt haar niet geopend!’ Performatieve zinnen maken zichzelf waar.
Nu zijn promoties en oraties plechtige bijeenkomsten vol ceremonieel, en een performatieve manier van openen draagt bij aan het karakter. Ik kan me voorstellen dat het eerste deel van deze zinnen tot nu toe aan de VU ook werd gezegd, voor of na de Psalm – ik heb wel bijeenkomsten bijgewoond, maar herinner me dat niet meer precies. In Nijmegen, waar ik werk, zegt de voorzitter in ieder geval wel ‘Ik open deze zitting’ en ‘Ik verklaar deze zitting gesloten’.
Alleen: verwijzen is óók een performatief werkwoord. ‘Ik verwijs naar Psalm 124’ en voilà, door het te zeggen heb ik het gedaan.
Kiezels
Door nu die performativiteit op elkaar te stapelen, wordt het allemaal wel heel afstandelijk. “Ik open deze zitting met een verwijzing”: het is net alsof de voorzitter zichzelf daar ziet staan en aan het beschrijven is wat haar allemaal overkomt. Ze spreekt niet als mens, zelfs niet als rector, maar als een instrument van de commissie die een compromis moest vinden om de diversiteit van de VU uit te drukken. Dat geldt vooral voor het votum dat ‘verwijst’ naar de ‘van oorsprong christelijke traditie’ die heel abstract is (wat is dat voor traditie? En als ze van oorsprong christelijk is, wat is ze nu dan?) en die bovendien verbonden is aan eveneens volkomen abstract gelaten ‘levensbeschouwelijke waarden’. Zijn dat andere waarden dan niet-levensbeschouwelijke waarden? En op welke manier worden ze ‘verbonden’ door de traditie met de wetenschapsbeoefening?
Omdat de zin “Ik verwijs naar de van oorsprong christelijke traditie van de VU” performatief is, een gebaar, kan hij niet onwaar zijn. Maar omdat niemand zich vermoedelijk iets bij die traditie en de waarden die hij voortbrengt voorstelt, is hij wel een volkomen leeg gebaar.
Men had ook een dichter kunnen uitnodigen om iets moois en interessants te zeggen. Of men had het kunnen laten bij het openen en sluiten van de zitting, zoals op de meeste andere plaatsen gebeurt. Of men had het zo kunnen laten en de protesterende hoogleraren kunnen uitleggen dat iemand die een gedicht citeert, zoals de Psalmen, daarmee geen feitelijke uitspraak doet. Wie zegt ‘Onze hulp is in de naam des Heren, die hemel en aarde gemaakt heeft’ doet daarmee geen uitspraak over de manier waarop ‘hemel en aarde’ tot stand zijn gekomen. Als ik zing ‘ik ben maar een dwarrelend herfstblad’ verkeer ik niet ineens in een identiteitscrisis. In die zin is een citaat ook altijd een verwijzing.
Hier heeft iemand gezegd: ‘maar ook al gaan die Psalmen eruit, de christelijke traditie moet er wel in!’, waarna iemand anders zei ‘maar nu zijn we juist niet meer uniek christelijk’! En iedereen moest zijn zin krijgen en dus wordt er voortaan aan de VU een bak kiezels over het publiek uitgestort omdat de psalmen niet meer mogen. Gratias tibi agimus, omnipotens Deus, pro omnibus beneficiis tuis, zeggen wij dan in Nijmegen.
Frits van Oostrom zegt
“Een kameel is een paard ontworpen door een commissie”
Robert Kruzdlo zegt
Na jaren van verzuiling, tucht en ascese nu de saaie soberheid, hol van helen, dat als een bak kiezels over ons wordt uitgestort. (Applaus klinkt ook zo of was het een blikseminslag¿) Klinkt ook allemaal een beetje mythomaans.
Marc Kregting zegt
In de hernieuwde openingsformule klinkt het woord ‘verwondering’ christelijker dan ooit.
Robert Kruzdlo zegt
Dat bedoel ik ook met ‘hol helen’ …
Bob Lagaaij zegt
Niets staat met zulke (lelijke) formules op termijn een fusie tussen de VU en de Universiteit van Amsterdam nog in de weg. Prop er nog iets in over beider herkomst..et voila! De duurzame, inclusieve etc. doelstellingen sporen al.