‘Manieren van leven’ heet het tweede gedicht in Ongevraagd advies (2022), de vijfde bundel van Ester Naomi Perquin. Ik las het, en het liet me niet meer los. Ik besloot het met mijn brugklas te lezen omdat de leerlingen gretige denkers zijn die niet bang zijn voor hun gevoelens. We lazen bovendien net een boek over een beer, Soldaat Wojtek van Bibi Dumon Tak.
In Perquins gedicht moet een beer verdwijnen. ‘De eerste’ probeert de beer te kalmeren en later te verjagen. ‘De tweede’ schiet hem dood. De handeling van de tweede voltrekt zich in twee regels. Het zijn duidelijke regels zonder verwarrende enjambementen.
De tweede kwam aangelopen, zag de beer,
laadde zijn geweer en schoot hem dood.
De eerste heeft vijftien regels nodig en bereikt niets. Maar lost de tweede de kwestie in twee regels op? Met die vraag, en vele andere, bleef ik achter na het lezen van dit gedicht. Ik las het in de klas voor, projecteerde het op het bord, vroeg een paar leerlingen het voor te lezen en liet ze het nog eens stil lezen. Daarna stelde ik een paar vragen. Ik was het nieuwsgierigst naar welke vragen het gedicht bij mijn leerlingen zou oproepen.
‘Waarom moet die beer eigenlijk weg?’ was de eerste vraag die een leerling stelde. Meteen raak. Deze ecokritische lezing in een notendop leidde tot de vraag waar het gedicht zich zou kunnen afspelen. In een bos waar jagers rondlopen, opperde een leerling. Een andere leerling vroeg zich af of het een ander gedicht zou zijn als de dichter in plaats van een beer een ander dier gekozen zou hebben. Een wolf of een koe bijvoorbeeld.
Is de scheve tegenstelling tussen de eerste en de tweede wel zo logisch als ze lijkt? Waarom probeert de tweede het ook niet eerst met woorden? De dood is definitief, zei een leerling. Was de beer misschien te gevaarlijk geworden? Is de eerste tussen de vijftiende en de zestiende regel verdwenen? Gedood door de beer.
‘Manieren van leven’ en de andere gedichten in Ongevraagd advies laten zich vlot lezen. Wat er staat lijkt op het eerste gezicht heel duidelijk, ook voor brugklassers. Tot je gaat nadenken. Dan zie je dat er meer niet staat dan wel. Wie is ‘de eerste’ en ‘de tweede’? Zijn het jagers, broers, kampeerders? Waarom ben je geneigd te denken dat het mannen zijn? Poëzie is persoonlijk, vertelde ik mijn leerlingen, maar niemand zag in de schutter een vrouw. Gaat het in dit gedicht om de vraag wat voor mens je wilt zijn? En is de eerste een beter mens dan de tweede?
Tussen de regels door lezen, dat is wat ik mijn leerlingen bij wil brengen. En dat er in teksten niet alleen antwoorden vinden zijn, maar ook vragen. In een andere klas deed ik dat aan de hand van een column van Perquin in De Groene Amsterdammer over een onhandig gesprek tussen een moeder en een puberzoon. Zij maakt zich zorgen en tegelijkertijd is ze verbaasd dat hij al zo groot is (‘sinds wanneer lust hij koffie?’). Het staat er niet, maar het is wel zo: de vriend van haar zoon is dood. Hij had ook een moeder, en het lijkt erop dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Zij wil weten hoe hij zich voelt, maar omdat hij vijftien is, is praten niet zo makkelijk. Die onhandige gesprekken herkenden mijn leerlingen van thuis. Dat er tussen de regels ook iets staat, zagen ze niet allemaal meteen. Langzaam lezen helpt. Bij een tekst zonder vragen kan dat ook. Je hoeft niet haastig te scannen op zoek naar flarden van een antwoord. Als je Perquin langzaam leest, komen de vragen vanzelf.
Laat een reactie achter