Het werkwoord eten is op het eerste gezicht een doordeweeks werkwoord. Het komt frequent voor, en het wordt al vroeg verworven door kleuters, maar morfologisch is het bijzonder.
Het voltooid deelwoord zou eigenlijk geëten moeten luiden, of samengedrukt: geten, en die vorm is ook geattesteerd in het Middelnederlands. Maar in de standaardtaal is het nu gegeten. Het ge-prefix voor voltooide deelwoorden is nóg eens toegevoegd aan de niet langer transparante vorm geten: ge-ge-eten.
Bijzonder is verder ook de verleden tijd (het zogenoemde preteritum). Dat heeft (soms) een lange a in plaats van een korte in het Middelnederlands en in andere Germaanse talen: “hi … nam dat broet dat Gode ghoffert was, ende aets selue ende ghafs den ghenen die met hem waren” (‘hij nam het brood dat aan God geofferd was, en at er zelf van, en gaf ervan aan degenen die bij hem waren’). Eten en geven behoren tot dezelfde klasse van sterke werkwoorden (klasse V), maar aet heeft een lange klinker en ghaf een korte. Die lange a is niet zomaar een verlengde klinker zoals we die kennen van dag vs. dagen, maar komt in dit geval voort uit een lange e – die in de historische taalkunde, waar het verwarrenderwijs wemelt van de concurrerende symbolen, ook wel geschreven wordt als ē1, ε̄, of als ǣ. We weten niet goed waar die lange klinker vandaan komt. Het kan een relict zijn van een ander soort verleden tijd, met een zogenoemde rekkingstrap, die je ook in het Latijn kunt zien: ēdi ‘ik heb gegeten’ vs. tegenwoordige tijd ĕdo (‘ik eet’), vēni (‘ik ben gekomen’) vs. tegenwoordige tijd vĕnio ‘ik kom’ (volledigheidshalve zeg ik er even bij dat Latijn edere ook een lange klinker in het presens kan hebben, maar dat heeft een andere oorzaak, de Wet van Lachmann, maar dat voert hier te ver). Het zou ook kunnen dat hier reduplicatie verondersteld moet worden: e-et- wordt dan eet– en vandaar aat-. Andere werkwoorden van klasse V hebben die lange klinker in het meervoud, maar eten is bijzonder omdat die hem óók in het enkelvoud heeft.
De vorm vreten en fretten (Vlaams) zijn combinaties van het prefix ver-: ver + eten, een oude vorming, want we vinden haar ook al in het Gotisch fretan uit fra– + itan.
Mogelijk ook verwant met eten is het woord tand, dat dan ‘de etende’ zou kunnen betekenen, maar die aannemelijke betekenisontwikkeling levert klankwettige moeilijkheden op.
Literatuur:
Bree, C. van. 1987. Leerboek voor de historische grammatica van het Nederlands. 2e uitg. Universiteit Leiden.
Brysbaert, M., M. Stevens, S. De Deyne, W. Voorspoels & G. Storms. 2014. ‘Norms of age of acquisition and concreteness for 30,000 Dutch words’. Acta Psychologica 150: 80-84.
Sijs, N. van der (samensteller). 2010. Etymologiebank (https://etymologiebank.nl/)
Vaan, M. de. 2008. Etymological dictionary of Latin and the other Italic languages. Leiden: Brill.
Laat een reactie achter