Voornamendrift 105
We hebben een naam om gekend te worden. Die naam moet ons onderscheiden van de ander. Daarom hebben we niet allemaal dezelfde voornaam. Maar als iedereen een eigen unieke naam zou hebben is dat ook niet werkbaar. Dat zijn precies de twee uitersten waartussen het aantal verschillende voornamen dat we hebben zal liggen: allemaal dezelfde voornaam, of allemaal een eigen unieke voornaam. Daarbij moet in de naamkeuze een balans gevonden worden tussen navolging en identificatie. Als er teveel navolging van een populaire naam is kan dat bijvoorbeeld leiden tot meerdere kinderen met dezelfde naam in een klas. Dat is niet leuk en onhandig. Daarom zijn er veel verschillende roepnamen voor Maria, zodat we weer weten over wie we het hebben. Aan de andere kant, als iedereen een unieke naam zou hebben is identificatie weliswaar verzekerd, maar zo’n verscheidenheid is in de praktijk niet nodig en ook wel onpraktisch.
Het mooiste is een balans in variatie in populariteit van voornamen, maar er is niemand die bepaalt hoe dat moet. Dat doen we met zijn allen op ons gevoel. Ouders mogen best navolgen, en dat doen ze, maar liefst niet te veel. Traditionele vernoeming naar voorouders is navolging waarbij ouders weinig eigen inbreng hebben, en met 100 voornamen had vroeger 80% van de jongens en meisjes een naam. Moderne ouders kiezen zelf en dat leidt tot tienvoudig meer variatie. Maar kan die variatie in populariteit voorspeld worden? Ofwel, hoe hangt het aantal verschillende voornamen af van het aantal geboren kinderen in een jaar. Door dat te onderzoeken voor Vlaanderen, Nederland, Frankrijk en Amerika (USA) hebben we een flinke spreiding in het aantal jaarlijkse geboorten (van 30.000 tot 2 miljoen jongens, en even zovele meisjes). En door dit voor elk land tussen 1920 en 2020 te doen kan ook verandering in de tijd worden gezien.
Hieronder staat het aantal verschillende voornamen van jongens voor de vier landen/gewest in vijf jaren. Opvallend is dat het aantal geboorten tussen 1920 en 2020 per land jaarlijks niet zo heel veel varieert. Zoals te verwachten neemt met een groter aantal geboorten het aantal verschillende voornamen toe, met ongeveer een factor 10 tussen Vlaanderen (30.000 geboorten) en de USA (2 miljoen geboorten), ongeacht het geboortejaar. Maar binnen een land neemt daarnaast tussen 1920 en 2020 bij ruwweg een gelijk aantal geboorten het aantal verschillende voornamen met een factor 4 tot 10 toe. Zo steeg in Nederland het aantal verschillende voornamen tussen 1920 en 2020 van 2.555 tot 8.885. Die toename binnen een land is het gevolg van veel meer zeldzame voornamen.
De twee invloeden op het aantal verschillende voornamen: het aantal geboren kinderen en de verhouding tussen zeldzame en populaire namen, maken het mogelijk om het aantal verschillende voornamen te voorspellen. Dat is in de figuur gebeurd met de zwarte punten, en die voorspelling is behoorlijk goed. De blauwe lijnen markeren de praktische grenzen van wat aan variatie mogelijk is, de onderste een zeer traditionele naamgeving met een minimum aan voornamen, en de bovenste een maximaal gevarieerde naamgeving.
Dat een voorspelling mogelijk is voor vier landen met verschillende naamvoorkeuren in een eeuw aan verandering, betekent dat er een onderliggend mechanisme bij naamgeving moet zijn dat ongeacht tijd en plaats/land werkzaam is. Met een centrale rol voor eisen aan identificatie binnen een sociale groep. Ouders zijn zich daar niet bewust van maar handelen er wel naar. Mathematisch precies, en dat is wonderlijk.
- De verhouding tussen zeldzame en populaire namen wordt uitgedrukt in de exponent α van de machtswet van voornamen die aangeeft hoeveel namen er zijn met een frequentie f: n(f) = n(1) * f α . De relatie tussen het aantal verschillende voornamen en het aantal geboortes F in een jaar, onder invloed van α, is daar echter theoretisch niet uit af te leiden maar moet empirisch worden bepaald als N = F 0,44/(α+2)^0,4 . De exponent van F is afgeleid uit een optimale match met de gevonden waarden in de bovenstaande figuur (waarbij vooral Frankrijk in 1920 en 1950 nog afwijkt). Een minimale variatie aan voornamen wordt ongeveer bereikt bij α = -1,35 en een maximale bij α = -1,75, de blauwe lijnen. Ze geven ook aan waartussen het aantal verschillende voornamen bij kleinere groepen te verwachten is.
- Het aantal unieke namen dat buiten de machtswet van de voornamen blijft, is in deze bijdrage niet betrokken.
- De opeenvolgende jaren van beneden naar boven in de figuur zijn voor Vlaanderen en USA voor 1920 en 1950 net andersom.
- Hoewel hier gegevens voor jongens staan, geldt hetzelfde voor de meisjes.
- Update bijdrage 1-5-2023
Laat een reactie achter