“Het besef van de waarde van het Fries ontstaat juist daar waar die waarde niet langer vanzelfsprekend wordt geacht”, schrijft Goffe Jensma in zijn recente essaybundel Exit Fryslân. Het moderne idee van een Friese identiteit en de Friese taal en cultuur vindt volgens hem zijn oorsprong in een maatschappelijk trauma in de vroege negentiende eeuw. Belangrijk in dat trauma was dat Friesland bij de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden ineens naar de periferie werd gedreven. Voor die tijd was het redelijk verstedelijkte Friesland met onder andere een eigen universiteit in Franeker en een bloeiende economie na Holland misschien wel de belangrijkste regio. Maar in 1811 sloot de (Franse) regering Franeker en ook in andere opzichten kwam het zwaartepunt van Nederland ergens anders te liggen.
De Friese elite besloot dat er niets anders op zat dan deze perifere status te omarmen. In het zelfbeeld werd Friesland tot de plattelandsprovincie bij uitstek, maar een met duizenden jaren oude culturele wortels en steunend op een volk dat ‘Fries en vrij’ was en dat altijd was geweest – de ontwikkeling van dat begrip van vrijheid als in eerste instantie de politiek-geografische beschrijving van een regio naar uiteindelijk een soort essentieel karakter van de volksaard beschrijft Jensma met verve – en dat een eigen taal had waarop het vrije Friese volk trots kon zijn. Het Oera Linda Boek, waarop Jensma ooit promoveerde, gaf een humoristische draai aan die mythevorming, maar was er ook onderdeel van.
Sportieve kievitseierraper
Het is een fascinerende geschiedenis die Jensma, tot voor kort hoogleraar Friese taal en cultuur aan de RIjksuniversiteit Groningen, beschrijft in een aantal sprankelende essays. Zoals de titel Exit Fryslân beschrijft, is dit een afscheidsbundel. Jensma neemt afscheid van zijn hoogleraarspost, van de mythevorming – in een van de essays pleit hij ervoor om Friesland juist als een wereldstad te zien, met 650.000 inwoners, en een heleboel groen – en van het oude Friesland.
De essays zijn een genoegen om te lezen, doordat ze zo goed geschreven zijn en steeds verrassend. Jensma combineert een grote en veelzijdige eruditie met een originele geest. In detail zoekt hij bijvoorbeeld de geschiedenis van het kievitseirapen uit, om te laten zien dat die ‘eeuwenoude traditie’ feitelijk is uitgevonden in de negentiende eeuw. Althans, tot die tijd zochten arme sloebers, ook buiten Friesland, wel naar bijzondere eieren om deze te kunnen verkopen aan eierhandelaren die ze weer nodig hadden voor rijke smulpapen, maar in de negentiende eeuw werd die activiteit – met de opkomst van een natuurbeweging – ineens een ‘sport’ en verschoven de berichten in de krant ook naar de sportpagina’s. Dat ‘het eerste ei’ aan de Koningin, een burgemeester, of een Commissaris van de Koning werd uitgereikt, gebeurde pas sinds de vroege twintigste eeuw. Het mag nu alleen nog in Friesland, waar een uitzondering wordt gemaakt vanwege die ‘eeuwenoude traditie’. Ondertussen is, zo laat Jensma zien, achter de brede rug van de sportieve kievitseierraper het beeld van de eierhandelaar verdwenen – maar nog tot in de jaren zeventig kon je op de economische pagina’s lezen over de handel in kievitseieren.
Plezier
Ondertussen verschuift in de afgelopen decennia het beeld wéér. Waar sinds 1800 taal, cultuur en geschiedenis als dé onderscheidende eigenschappen van Friesland werden gezien, komt het centrum in de beeldvorming steeds meer te liggen bij het landschap. Jensma geeft ook daar mooie, want cynische, verklaringen voor. Een landschap is bijvoorbeeld veel meer een consumptieartikel dan een taal: in de laatste moet je je verdiepen, terwijl je door het eerste zonder veel mooit heen kunt wandelen of zeilen. Ook vanuit het oogpunt van provinciale politiek biedt het landschap grote voordelen: in een taal moet je investeren zonder dat het veel oplevert, een landschap is ook voor toeristen en forenzen interessant voor gedachteloos genoegen. Als Friesheid een commodity wordt, kun je meer met een stukje bos ter grootte van een krant.
Interessant is ook Jensma’s constatering dat het Fries als schrijftaal in eerste instantie – en zeker tot het begin van de twintigste eeuw – vrijwel uitsluitend een literaire taal was. In literaire tijdschriften van rond het jaar 1900, zo laat hij zien, waren de verhalen en gedichten in het Fries, maar adverteerde de middenstand in het Nederlands. Dat andere gebruik van Fries proza kwam pas later. Het doet de vraag rijzen wat de huidige ontlezing betekent voor een taal als het Fries. Als mensen niet meer voor hun plezier lezen, wat blijft er dan nog van die taal over?
Hoekje
Ik geniet van zulke inzichten, die met zoveel flair worden opgediend. Het laatste hoofdstuk valt wat dat betreft een beetje uit de toon. Jensma beschrijft er de teloorgang in van de opleiding Fries in Groningen, tijdens zijn eigen periode als hoogleraar van 2008 tot 2022, waar onder leiding van allemaal mateloos ambitieuze decanen en universiteitsbestuurders de waardering voor het unieke en lokale werd opgeofferd aan een tomeloze drang naar internationalisation. Dat verhaal is schokkend genoeg, en een wijze les voor iedereen die weleens met mateloos ambitieuze bestuurders te maken heeft. Dat het niet helemaal in het boek past, komt doordat Jensma hier ineens geen afstand meer heeft, hij is duidelijk onderdeel van het verhaal – en precies de distantie maakt de rest van het boek zo heerlijk. Bovendien komt de hartstochtelijke aanklacht tegen het bestuurlijke cynisme in dit hoofdstuk daardoor zelf niet goed uit de verf.
En precies het soort essays dat Jensma verzamelde in Exit Fryslân laat ook zonder woede al voldoende zien wat er verloren gaat als zijn stiel – het aandachtig beschouwen van de hele wereld vanuit een klein hoekje aan de Wadden – er niet meer is. Hopelijk blijft hij, ook nu hij hoogleraar-af is, nog veel schrijven. Hopelijk wordt hij binnenkort opgevolgd door een nieuwe full-time hoogleraar.
Goffe Jensma. Exit Fryslân. Plaats, taal en verbeelding in Friesland (1800-2022). Noordhoek, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Jona Lendering zegt
Gekocht in Leeuwarden, dus het stond al op mijn leeslijst. Na zo’n enthousiaste recensie zie ik er nog meer naar uit. Het laatste hoofdstuk zal ik dan maar als eerste lezen, voor ik er echt aan begin.
Kruzdlo zegt
Schotland, Baskenland, Catalonië, Nationalistische Friezen willen zich afscheiden. De Friese beweging maakt zich hard voor autonomie en bescherming van de taal en cultuur van Friesland. De vertegenwoordigers gaan bij elkaar op bezoek. De Friese beweging maakt zich hard voor autonomie en bescherming van de taal en cultuur van Friesland.
Overal in de wereld zingt men hetzelfde vrijheidsliefde.
https://dekanttekening.nl/samenleving/nationalistische-friezen-willen-zich-afscheiden/