Achter het achtervoegsel 31
‘’en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land’’
Als de dichter Marsman zijn bekende gedicht ‘Herinnering aan Holland’ in 2023 had geschreven, zou hij in plaats van boerderijen misschien wel voor boerderettes hebben gekozen. In de late twintigste en vroege eenentwintigste eeuw verrezen er namelijk talrijke woningen van dit type. Aan de buitenkant lijken ze op een traditionele boerderij, maar die functie hebben deze nieuwe woningen nooit vervuld. Meestal liggen boerderettes ook niet tussen de weilanden, maar aan de rand van dorpen en steden.
Naast de nieuwbouwwoningen die boerderette worden genoemd, zijn er ook oude boerderijen die hun agrarische functie hebben verloren en door vermogende burgers worden omgetoverd tot riante woonhuizen die van alle moderne gemakken zijn voorzien (zie hier).
Boerderette is een van de meest genoemde voorbeelden als je vertelt dat je woorden op -ette verzamelt. Het blijft dus goed hangen. Hoe is dit woord opgebouwd? En wat is de betekenis van het suffix -ette hier? Zou het een verkleinvorm aanduiden, net zoals het Vlaamse woord voor dit type woning – fermette ‘kleine woning’ – is afgeleid van het Franse ferme ‘boerderij’? Of zou het volgens een andere, in mijn ogen minder voor de hand liggende verklaring een versmelting zijn van boerderij en fermette.
boerderettes
We zouden de vraag voor kunnen leggen aan Wim T. Schippers. Volgens verschillende bronnen was hij het die het begrip destijds in het Nederlands heeft geïntroduceerd. Landschapsarchitecten Van Paridon & De Groot zijn daarover heel stellig: Schippers heeft het woord boerderette bedacht in 1992. Maar klopt dat ook? Het jaartal is in elk geval niet correct. Op de pagina van het legendarische radioprogramma Ronflonflon komen we boerderette al veel eerder tegen. In aflevering 163 van 18 november 1987 staat in het script: “Jacques wil weten waar Wilhelmina is. Ze belt net uit Epe (uit “De Oude Vlaskop” een heel mooi gerestaureerde boerderette) en laat weten dat ze er volgende week weer is maar wil haar gedicht telefonisch voordragen.”
Toch is dat niet de oudste vindplaats van boerderette. Op 24 november 1980 schrijft B.Hn – vermoedelijk de journalist Ben Haveman (1942) – in de Volkskrant: “Ach, dat was ook zo leuk; kennis van ons, je weet wel, van die schitterende ik noem het altijd maar boerderette in de Betuwe, die wisten nog een mannetje voor de tuin.” Voor zover ik heb kunnen nagaan is dit de oudste bewijsplaats van boerderette.
De boerderette ontbreekt in het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Dat is niet zo gek want de recentste bronnen van dat woordenboek dateren van 1976. Maar ook in het Algemeen Nederlands Woordenboek en op Etymologiebank is het (nog) niet te vinden. De vraag hoe het woord gevormd is, levert weinig hoofdbrekens op: de uitgang –(er)ij is vervangen door de uitgang –(er)ette. In boerderette heeft –ette zeker niet de betekenis van verkleiningsuitgang – de meeste boerderettes zijn flink uit de kluiten gewassen woningen – maar geeft eerder aan dat er sprake is van een hippe, moderne plek om te wonen.
fermette
Hoewel de Belgische tegenhanger van de boerderette – de fermette – eveneens ontbreekt in het Woordenboek der Nederlandsche Taal en de Etymologiebank, is dat woord wel opgenomen in het Algemeen Nederlands Woordenboek. Het wordt omschreven als een woning die met rustieke materialen is gebouwd in de stijl van een oude boerderij, vooral buiten de stedelijke gebieden en vaak verbouwd uit een oude hoeve.
In krantendatabase Delpher dateren de oudste vermeldingen van fermette in deze betekenis uit 1980, net als boerderette dus. Maar het woord zelf is al eeuwen ouder. Het komt uit het Frans en duidt in die taal aan het eind van de zeventiende eeuw ‘een boerderijtje met een vliering of dakkapel’ aan. In de jaren veertig van de twintigste eeuw krijgt het de betekenis ‘buitenverblijf in een klein boerderijtje’.
Enkele decennia later zijn er onvoldoende oude boerderijen beschikbaar voor niet-boeren die buiten willen wonen. Daarom gaat men vanaf de jaren 1960 ook nieuwe woningen optrekken in een stijl die doet denken aan oude boerderijen. Daarmee krijgt fermette in Vlaanderen – net als in Nederland de boerderette – er een nieuwe betekenis bij: ‘nieuwbouwwoning in hoevestijl’ (zie hier). Oorspronkelijk had de uitgang –ette in het Frans dus de functie van verkleiningsuitgang maar die betekenis heeft het bij het huidig gebruik van het woord niet meer. Wie afbeeldingen zoekt van moderne fermettes ziet huizen die je niet als klein kunt bestempelen.
maisonnette
Heeft het Woordenboek der Nederlandsche Taal dan helemaal geen woningen die eindigen op -ette? Nee hoor, want in een van de drie uit 2001 daterende delen met aanvullingen, heeft de redactie een lemma maisonnette aangemaakt. Dit Franse leenwoord is al bijna 1000 jaar oud en betekende in die taal ‘klein huis’. Het WNT definieert het als een ‘binnen een grootere wooneenheid gelegen type van etagewoning met de slaap- en woonverdieping op verschillend niveau’.
In het Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen (2001), te vinden op Etymologiebank, geeft Nicoline van der Sijs het jaar 1959 als oudste voorkomen van het woord in deze betekenis. Het was opgenomen in het lemma ‘Nieuwe woorden in onze taal’ in het Winkler Prins Boek van het jaar.
In Franstalige teksten in (Franstalige) kranten komt het woord maisonnette honderden malen voor. De oudste vermelding in een Nederlandstalige context trof ik aan in een kleine advertentie van 1 juli 1905 in Het Nieuws van den Dag. Maar wat daar precies onder maisonette verstaan werd, is me niet precies duidelijk. Zou dat voor de toenmalige lezers wel het geval zijn geweest?
Pas vele decennia later – in de jaren vijftig van de twintigste eeuw – duikt de maisonnette opnieuw op in Nederlandse kranten. Op 23 maart 1954 meldt Het Rotterdamsch Parool dat in het hart van het oude Hilligersberg – op de hoek van de Kerkstraat en de Bergse Dorpstraat – een nieuw winkelcentrum zal verrijzen op de plaats van enige vervallen pandjes. Dit moderne complex zal bestaan uit 10 winkels, 9 “maisonnettes” en 2 flats. Het woord maisonnettes zal niet elke lezer van deze krant vertrouwd in de oren hebben geklonken. Daarom is het tussen aanhalingstekens geplaatst.
Even verderop wordt uitgelegd wat de architect precies verstaat onder een maisonette:
Boven elk der winkels komt een “maisonnette” zoals de ontwerper deze woningen betiteld wil zien: een woongelegenheid voor de winkelier en zijn gezin, bestaande uit twee verdiepingen. Op de eerste verdieping krijgen deze maisonnettes een woonkamer, een hal en een toilet: er boven komen 2 slaapkamers, een douche gelegenheid en een bergruimte.
De foto van de maquette die bij het artikel is afgedrukt, geeft een indruk hoe het complex er uit zal komen te zien:
Het toentertijd hypermoderne winkelcentrum heeft de respectabele leeftijd van 69 jaar bereikt. De oorspronkelijke winkeliers en hun gezinnen zullen hoogstwaarschijnlijk elders een onderkomen hebben gevonden, maar de maisonnettes staan nog altijd als een huis.
Pek van Andel zegt
Eind zestiger jaren hoorde ik het woord ‘maisonette’ voor het eerst, als beschrijving van een appartement van twee verdiepingen, in een flatgebouw, In Helpman, dat toen nieuwe wijk werd en was in het zuiden van de stad Groningen.
Pek van Andel zegt
En hier leest u wat er in Parijs indertijd al onder een ‘maisonette’ werd verstaan: een appartement op de bovenste verdieping, van een gebouw met appartementen, sous le zinc, onder het zink van het dak : https://mail.google.com/mail/u/0/#search/maisonette/FMfcgzGqRGTCSmpXqhSLxghLbxFjWXvV