Over de kritiek op Naar zachtheid en een warm omhelzen van Adriaan van Dis
In haar essaybundel De tedere verteller keert Olga Tokarczuk zich tegen autofictie. Volgens de Poolse Nobelprijswinnares vormt autobiografische fictie zelfs een bedreiging voor de literatuur. Het ‘ik’ van de schrijver, die toch al een steeds opgeblazener ego heeft, dreigt volgens Tokarczuk ‘als een woekerende winde andere perspectieven te verstikken’.
Het is niet uitgesloten dat er binnenkort nog maar twee grote stromingen overblijven, die vandaag de dag al steeds meer plaats innemen op beurzen en festivals: ‘Ik-zal-jullie-vertellen-waar-ik-ben-geweest’ en ‘ik-zal-jullie-vertellen-over-mijn-familie’ (…)
Naar zachtheid en een warm omhelzen, de nieuwe roman van Adriaan van Dis, combineert beide manieren van vertellen die Tokarczuk bekritiseert, maar is wel degelijk een literaire roman. Niet alle critici blijken de tekst zo te lezen. Ze blijven hangen in het autobiografische frame of verlangen naar een ‘zuivere’ Van Dis en willen andere stemmen in de roman liefst de mond snoeren.
Bo van Houwelingen leest Van Dis’ nieuwe roman in de Volkskrant als een ‘lukraak’ ‘bij elkaar gegooide’ verzameling jeugdherinneringen en serveert de tekst af als een overbodig, kitscherig-nostalgisch Spätwerk van een auteur die zo nodig nog een keer een boek moest schrijven:
zoals je dat wel meer ziet bij schrijvers die een leven lang gebouwd hebben aan een persoonlijk oeuvre en dan een bepaalde leeftijd bereiken. Na de zoveelste hartaanval moet op de valreep nog geschreven worden over dat briefje/die vergeten liefde/die ene zomer. Denk aan een Jan Siebelink, Sipko Melissen, Tim Krabbé of Jan Cremer, die de laatste jaren ook publiceerden over die ene nog onderbelichte maar o zo vormende levensfase of gebeurtenis.
In Van Houwelingens optiek heeft Van Dis niet eens zijn best gedaan op Naar zachtheid en een warm omhelzen: ‘Deze roman lijkt niet geschreven om in literair opzicht indrukwekkend, origineel of zelfs maar góéd te zijn maar om een gat in een oeuvre op te vullen’.
Verlangen naar zuiverheid
Dries Muus heeft in Het Parool moeite met de structuur en de meerstemmigheid van de roman. In ongrammaticale zinnen maakt hij een onderscheid tussen een ‘zuivere’ en een ‘toondove’ Van Dis.
In de jeugdepisodes, die gelukkig een groter deel van de roman beslaan, zien en horen we de zuivere Van Dis. Simpele, beeldende, doeltreffende beschrijvingen. Ritmisch, poëtisch, muzikaal. Het gaat fout zodra Van Dis hedendaagse personages, of beter gezegd figuranten opvoert, en al helemaal als hij zich aan jongerentaal waagt. Toondove, tenenkrommende alinea’s. Pijn aan je oren: ‘Ricardo gaf me een boks: ‘What’s up, bro? Alles bonkie?’’
Laten we zeggen dat Ommie en het boek het verdienen om beoordeeld te worden op die zuivere stukken – die prachtig zijn. Die wel.
Dat Naar zachtheid meer dan ‘een nauwkeurig zelfportret van de kunstenaar als jongeman’ en ‘een monument voor Van Dis’ Ommie’ is voor Muus moeilijk te verkroppen. De roman is natuurlijk ook helemaal geen nauwkeurig zelfportret, maar een zoektocht naar manieren om een verhaal te vertellen. De passages over ontmoetingen met jongens in het park en over de oorlogen die anderen, heel recent, hebben meegemaakt zijn niet ‘onzuiver’, maar laten zien dat Van Dis zich juist niet tot zijn eigen oorlogsverhalen beperkt. De zelfreflexieve ontmoetingen vormen ook een commentaar op het heden. De personages die de oudere verteller opvoert, zijn in de woorden van Tokarczuk ‘bemiddelaars’ die ‘onze individuele ervaring universeel’ maken.
Thomas de Veen meent dat er in Naar zachtheid ‘echt iets nieuws gebeurt binnen Van Dis’ oeuvre’ op autobiografisch vlak, maar vraagt zich in zijn, overigens zeer evenwichtige, recensie in NRC af of lezers ‘nog zo’n boek [willen] lezen, een autobiografisch bouwsteentje in het oeuvre van Adriaan van Dis’. Het – persoonlijke – vernieuwende bestaat volgens De Veen uit de liefde en het vertrouwen die Ommie het hoofdpersonage Adriaan schenkt: ‘we zien hem iets krijgen wat zijn vader en moeder hem niet gaven’. Ook bij De Veen komt het in zijn bespreking niet op dat je Van Dis ook om heel andere redenen kunt lezen dan interesse in (de literaire verwerking van) zijn privéleven. Voor mij is Van Dis een auteur in wiens oeuvre voortdurend iets nieuws gebeurt, en dan vooral op literair gebied.
Zodra het niet over Ommie en de kleine Adriaan gaat, is de auteur volgens De Veen aan het ‘tetteren’, dat werkwoord gebruikt de recensent maar liefst vier keer in zijn recensie. Ook noemt hij Van Dis ‘koket’. Ik vraag me af welke stem De Veen dan hoort, die van de auteur in interviews of die van de vertellers in de roman? In de interviews die Van Dis tot nu toe over Naar zachtheid gaf, vertelt hij trouwens ook – op volstrekt niet-kokette wijze – over het veranderende inzicht in de rol van dienstmeisjes, dat voor hem mede de aanleiding vormde voor zijn nieuwe roman. In een eindnoot bedankt hij Tialda Hoogeveen wier boek Alstublieft, mevrouw! Een geschiedenis van de Nederlandse dienstmeisjes (2014) hem geïnspireerd heeft.
Onafgerondheid
Niet alleen in de roman, maar ook tijdens het maakproces speelde de actualiteit een rol. ‘Ik wist helemaal niet eens hoe ze heette’, vertelt Van Dis over het dienstmeisje dat voor hem een liefdevolle omarol vervulde in een interview met Nieuwsweekend. Dat er 24 uur per dag tegen kost en inwoning een naamloze vrouw beschikbaar was om voor zijn grootvader en diens huishouden en alle bezoekende vrienden en familieleden te zorgen werd in de jaren zestig van de vorige eeuw nog volkomen normaal gevonden. ‘Is het niet ontzettend raar dat we dat als vanzelfsprekend hebben geaccepteerd, dat er iemand in dat huis woonde die niet betaald werd, die [niet] alleen in het kleinste kamertje – in een soort vogelkooitje boven in dat huis – alles bestierde?’ vroeg de schrijver aan een oudere neef die ook de achternaam van de dienstmeid niet kende. ‘Ik vond het hoogst merkwaardig dat wij, twee oude mannen die geliefkoosd zijn door deze bijzondere vrouw, haar naam niet kenden’, aldus Van Dis in een interview met Femke Essink in Trouw. De subtiele manier waarop Van Dis deze uitbuiting en de wederzijdse afhankelijkheid tussen de gepensioneerde herenboer en zijn dienstmeisje blootlegt, maakt dat deze roman ver boven ‘het particuliere’ uitstijgt.
Van Dis sprak overigens in Trouw al zijn vrees voor een beperkte receptie van zijn nieuwe roman uit:
Ik ben bang dat mensen het boek klein maken door te willen weten of ik het 100 procent zelf ben, waar dat huis staat, wat er precies is gebeurd. Terwijl ik het juist groot wil maken. Het gaat over de tijd. Het gaat over de Koude Oorlog. Het gaat over nu. Het gaat over angst.
De wereld dragen
‘Hoe te schrijven, hoe je verhaal zo te construeren dat het de grote constellatie van de wereld kan dragen?’ is een poëticale vraag die Tokarczuk stelt in de lezing die ze uitsprak bij de ontvangst van de Nobelprijs voor de Literatuur, en die Van Dis met romans als Naar zachtheid, De wandelaar, KliFi (dat overigens ook zeer letterlijk werd gelezen door professionele literatuurcritici, zoals Yra van Dijk aantoonde op Neerlandistiek) en Tikkop beantwoordt. Een eenduidig en eendimensionaal antwoord op de vragen die de wereld aan ons stelt, is niet meer mogelijk, aldus Tokarczuk. Daarom is er geen ‘zuivere’ Van Dis en is er uit zijn oeuvre geen volledig, ononderbroken autobiografisch continuüm te reconstrueren, waarin Naar zachtheid een nog ontbrekende schakel vormt.
Tokarczuk analyseert in De tedere verteller nieuwe manieren van vertellen die toekomstbestendig zijn. Series fascineren haar, omdat die de kijker ‘complexiteit en onafgerondheid, een voortdurend uitstel van de beloning’ bieden en ze recht doen aan ‘het nieuwe, breedsprakige en ongeordende ritme van de wereld, in haar chaotische communicatie, haar onbestendigheid en haar vluchtigheid’. Omdat er steeds weer een vervolg mogelijk is, blijft de catharsis, die zij als de beloning voor het volgen van een verhaal beschouwt, uit.
Misschien kun je het autofictionele oeuvre van Van Dis ook in dit licht beschouwen, als een langlopende serie zonder ontknoping. Naar zachtheid is dan geen ‘ontbrekend hoofdstuk’ zoals de uitgeverstekst beweert, geen ‘gat in een oeuvre’ of een slechts deels ‘zuiver’ werk zoals sommige critici verwachten op grond van eerdere romans van de schrijver, maar een onderdeel van een continuüm van verhalen die telkens beïnvloed worden door de actualiteit en die verteld worden door een auteur die niet bang is te experimenteren met vormen en stemmen, en die tot op hoge leeftijd in staat is tot vernieuwing. Misschien stelde dat de recensenten wel teleur, het uitblijven van een instant beloning na het lezen van Naar zachtheid? Als de verwachting niet wordt vervuld, moet de lezer zelf betekenis gaan geven, en daar lijkt in de krantenkritiek niet altijd ruimte voor.
Een tedere verteller
In het titelessay ‘De tedere verteller’ schrijft Tokarczuk dat ze van haar liefdevolle moeder ‘de beste gevoelige verteller’ (in de Nederlandse vertaling van Charlotte Pothuizen en Dirk Zijlstra) meekreeg. (De Engelse vertalers Jennifer Croft and Antonia Lloyd-Jones spreken van ‘the world’s greatest tender narrator’.) De moeder vertelde haar dochter, die denkt dat zij met een oude radio de ether afzocht naar haar aanwezigheid, dat ze haar al voor haar geboorte miste. ‘Iemand missen betekent dat iemand aanwezig is’, legt de moeder de jonge Olga uit. Op die manier leerde de auteur dat ‘ik ben’ de ‘belangrijkste en wonderlijkste woorden ter wereld’ zijn.
die gedachtewisseling tussen mijn moeder en mij, haar kleine kind, is me altijd bijgebleven en heeft me voor mijn hele leven kracht gegeven. Want ze tilde mijn bestaan uit boven de gewoonlijke materialiteit van de wereld en de toevalligheid, boven oorzaak en gevolg en de waarschijnlijkheidswetten. Het werd buiten de tijd geplaatst, in de zoete nabijheid van de eeuwigheid.
Het personage Adriaan had zijn Ommie die hem van een kijk- en een schrijfinstrument voorzag en hem influisterde dat hij mag zijn wie hij is. Over Ommie en de jonge Adriaan wordt door een auctoriale verteller met een tedere stem verteld in Naar zachtheid. Ook de volwassen ik-verteller, de schrijver die op een bankje in het park met stadsgenoten praat, bedient zich van een zachte toon.
Fictie schrijven is ook je stof doorleven, schrijft Tokarczuk, en daar heeft ze tederheid, ‘de bescheidenste vorm van liefde’, voor nodig.
tederheid is de kunst om je in te leven, mee te voelen en dus voortdurend te zoeken naar overeenkomsten. Het scheppen van een verhaal is een eindeloos tot leven wekken, een bestaan vinden voor al die scherven van de wereld, die de menselijke ervaringen zijn, meegemaakte situaties, herinneringen. Tederheid personifieert alles waar zij zich toe verhoudt, geeft het stem, geeft het ruimte en tijd om te bestaan en zich te uiten.
Naar zachtheid en een warm omhelzen is doordrongen van die Tokarczukse tederheid (door sommige critici misverstaan als ‘zuiverheid’, ‘nostalgie’, ‘koddigheid’ of ‘koketterie’), die volgens de Poolse auteur ‘het psychologische mechanisme’ is dat ten grondslag ligt aan de roman: ‘Literatuur is eigenlijk gebaseerd op tederheid jegens elke van ons verschillende bestaansvorm.’
Adriaan van Dis: Naar zachtheid en een warm omhelzen. Atlas Contact, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever.
Olga Tokarczuk: De tedere verteller. Uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen en Dirk Zijlstra. De Geus. Bestelinformatie bij de uitgever
Berthold van Maris zegt
Inderdaad is het aantal boeken over de vader of de moeder of de oma of de opa of de stiefvader (etc) van de schrijver enorm toegenomen, niet alleen in Nederland, maar ook internationaal, en ook is het opvallend hoeveel jonge documentairemakers tegenwoordig een documentaire maken over een van hun ouders of soms over beide ouders.
Anderzijds, als je er wat beschouwelijker naar kijkt, is er weinig verschil tussen autobiografische en niet-autobiografische romans. In beide gevallen put de auteur uit 3 bronnen: 1 de literatuur die hij gelezen heeft en vooral dan die literatuur die hij of zij goed vond (veruit de belangrijkste bron volgens mij), 2 persoonlijke herinneringen en ervaringen, en herinneringen en ervaringen die andere mensen hem of haar hebben verteld, 3 de fantasie.
Als je de schrijver van een autobiografische roman verwijt dat die zijn of haar fantasie te veel de vrije loop heeft gegeven, dan zou je de schrijver van een niet-biografische roman moeten verwijten dat die in de roman allerlei eigen ervaringen en herinneringen en dingen die anderen hem of haar verteld hebben direct of indirect heeft gebruikt, want dat doen schrijvers nu eenmaal.
Als je vervolgens ook nog eens bedenkt dat herinneringen eigenlijk altijd vertekend en verkleurd worden door verlangens, verbeelding, belangen, vooroordelen en nog een heleboel dingen meer, dan wordt het vrij onmogelijk volgens mij om het onderscheid tussen autobiografische en niet-autobiografische romans nog zinvol toe te passen.
Ik zou het nieuwe boek van Van Dis dus gewoon maar willen zien als fictie.