40 jaar tandeloos (60)
A.F.Th. van der Heijden heeft natuurlijk in essays en interviews wel het een en ander gezegd, maar het nawoord (‘Ik verzamel scharen’) bij het bibliofiel uitgegeven deel 7, Kastanje a/d zee, is de enige plaats waar hij min of meer in de cyclus zelf iets zegt over de cyclus. Hij vertelt erin hoe het idee bij hem ontstond ‘op een mooie, rijpe augustusavond in 1977. Hoe de oorsprong lag in een interview van Arend-Jan Heerma van Voss met een junk die vertelde hoe hij auto’s openbrak met een schaar om zo zijn verslaving te bekostigen. “Meer dan dat beeld had ik niet voor de te schrijven roman”.
Het zou niet de eerste keer zijn dat een krantenartikel Van der Heijden inspireerde voor De tandeloze tijd.
Hij legt in het voorwoord ook uit waarom Kastanje a/d zee bij verschijnen in 2016 – en trouwens nu nog steeds – “slechts voor enkele uitverkorenen te bekomen is”: Ik weet gegeven de strekking niet of ik het onderstaande wel op internet mag zetten, maar ik doe het toch maar. Alles voor de wetenschap:
Ik wilde ter gelegenheid van mijn vijfenzestigste verjaardag een van mijn dierbaarste teksten uit ‘De tandeloze tijd’ een poos voor mezelf en enkele trouwe, betrokken lezers reserveren. Voor deze ene keer sta ik het boek toe door z’n onbereikbaarheid zich, al is het maar een beetje, tot een mythe te ontwikkelen. Even onder de druk uit van das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit.
Hij vertelt ook nog dat het boek ook “langs reguliere kanalen beschikbaar zal zijn”, zij het “niet spoedig”. Inmiddels zijn we zeven jaar verder, en we weten dat het niet bij “deze ene keer” zou blijven, want ook deel 10, Stultifera navis, is inmiddels op deze manier verschenen.
Opvallend is dat dit precies de twee delen zijn uit de tweede periode van De tandeloze tijd waarin Albert Egberts echt de hoofdpersoon is. Hij is de verteller van De helleveeg en komt in een bijrol voor in Kwaadschiks en Stemvorken, maar alleen in de twee boeken voor een heel klein publiek (van 150 mensen) gaat het over Egberts.
Dat suggereert allemaal dat dit verhalen zijn die Van der Heijden te intiem acht voor een groot publiek. De massa krijgt spannende en aangrijpende verhalen over Tiny Poets, Nico Dorlas en Zwanet Vrauwdeunt, maar Albert Egberts’ ziel wordt alleen geopenbaard aan lezers die ’trouw’ en ‘betrokken’ zijn. Ik begrijp dat als: mensen die niet zomaar boeken lezen omdat ze in de top-60 staan, en die bereid zijn om een deel van De tandeloze tijd te zien in de context van de hele cyclus.
De frase Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit verwijst naar een van de bekendste essays van de denker Walter Benjamin (1892-1940). De tekst van dat essay staat hier; de Duitse Wikipedia heeft er ook een heel fraaie pagina over. Benjamins (door het marxisme geïnspireerde) opstel gaat over de manier waarop kunst verandert met de komst van technieken zoals de fotografie en de film die het mogelijk maken om (grote) oplagen te bereiken. Benjamin was zelf een verzamelaar van boeken, en in het bijzonder van unica. Een belangrijke term in Das Kunstwerk is ‘aura’, dat verwijst naar de bijzonderheid van een uniek kunstwerk.
De schrijver A.F.Th. van der Heijden heeft het afgelopen decennium duidelijk veel nagedacht over wat schrijven en uitgeven nog betekent in de eenentwintigste eeuw. Hij heeft ook publiekelijk gespeeld met het begrip bingereaden. Bij De Bezige Bij wilde hij de roman De ijzeren man uitgeven in een aantal kleine deeltjes, om zo de aandacht te trekken van het publiek; dat de uitgever dit niet goed begreep lijkt een aanleiding te zijn geweest voor een breuk met die uitgever. Bovendien heeft Van der Heijden met Doodverf en Kwaadschiks duidelijk bewust gespeeld met het populaire genre van de (literaire) thriller.
De experimenten gaan dus verschillende kanten op: enerzijds zijn er kleine, intieme werken over Albert Egberts die een aura krijgen omdat ze alleen in een kleine en genummerde oplage op bijzonder papier met de hand zijn gedrukt. Aan de andere kant zijn er dikke pillen waarmee de schrijver probeert (ook) een breder publiek aan te spreken.
Als je de recensies leest, kun je je daarbij afvragen of dit een handige zet was, of de overzichtelijker boeken over Albert Egberts niet juist een breder publiek zouden hebben aangesproken dan de grote boeken die Querido in plaats daarvan op de drukpersen heeft mogen leggen. Dat geldt vooral voor Kastanje a/d zee, dat zich ook nog afspeelt in de jaren zeventig, en met Marike de Swart, die de lezer ook nog kent uit eerdere delen. De schare van trouwe en betrokken lezers is waarschijnlijk wel groter dan 150 mensen, en zou zelfs door dit soort delen weleens kunnen zijn uitgebreid.
Lucie zegt
technischeN:
Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit
Reinier Salverda zegt
Is de -n in ’technischen’ in titel en tekst van dit stuk nu van Van Oostendorp, die daarmee Benjamin volgt?
En die -r in ’technischer’ die nog in het Van der Heijden-citaat staat, is die daar misschien blijven staan omdat die van Van der Heijden is?