In een brief aan de samenstellers van de Etymologiebank vraagt een gebruiker daarvan naar de herkomst van het achtervoegsel –ernij, omdat dat niet in de Etymologiebank wordt behandeld, terwijl andere achtervoegsels zoals –nis dat wel worden. Daarom zal hier een poging tot verklaring worden gegeven.
Het achtervoegsel -ernij in woorden als slavernij en razernij is inderdaad wat ongewoon. Het is in feite een flinke uitbreiding van het achtervoegsel –ij, dat we kennen in woorden als heerschappij en dergelijke. De oorsprong ervan ligt in het Romaans. Het gaat terug op Oudfrans –ie, dat op zijn beurt weer uit Latijn –ia komt. Aanvankelijk werd het als onderdeel van Franse leenwoorden overgenomen, maar al gauw werd het achtervoegsel ook achter inheemse woorden geplaatst, zowel in het Nederlands als in het Duits. In het Middelnederlands was dit suffix nog tweelettergrepig, wat verklaart dat er naast -ij ook de vorm –ije bestaat, zoals in landnamen als Turkije.
Zoals het WNT vermeldt, bestaan er verschillende uitbreidingen van het achtervoegsel –ij. Daaronder is ook de vorm –ernij. Die komt al in het Middelnederlands voor in dorpernie ‘laagheid, onbetamelijkheid’ [1285; VMNW], een afleiding van Middelnederlands dorper ‘plattelander; onbeschaafd persoon’. Dat is waarschijnlijke een leenvertaling van Oudfrans villain met dezelfde betekenis, dat op een gelijksoortige manier van Latijn villa ‘huis, boerderij’ is afgeleid. Hier is het suffix –rnij dus oorspronkelijk ontstaan door het feit, dat het grondwoord op –(e)r eindigt. Men zal dan ook een tussenvorm dorperie moeten aannemen, die ook inderdaad is geattesteerd, maar pas in 1301-1325 (MNW). Het eigenaardige is daarbij dan, dat in het Middelnederlands de vorm met -n- veel gebruikelijker is dan die zonder -n-.
Ook in andere woorden vindt men een uitbreiding met -r- en/of -n-. Het voorbeeld daarbij waren vermoedelijk afleidingen van zelfstandige naamwoorden op -n zoals Middelnederlands dekenie ‘hoofdmanschap, bestuur van een gilde’ [1285-86; VMNW]. Naar dat voorbeeld ontstonden woorden als Middelnederlands gravernie ‘het graven’ [MNW 1300-1450] van het werkwoord graven, en Middelnederlands pogernie (van pogen) [MNW 1450-1460], waar de -r- als een soort versterking van een oorspronkelijk suffix –nie lijkt te zijn gebruikt. Dat is waarschijnlijk ook al in dorpernie het geval. Soms wordt de –n– van het oorspronkelijke woord zelfs vervangen door –r-. Zo vindt men in het Middelnederlands raserie ‘razernij’, maar in de vijftiende eeuw verschijnt ook rasernie [ca. 1435-ca. 1500; MNW], dat in de loop van de tijd de enige vorm wordt. Naast afleidingen van werkwoorden zoals jokkernij, plagernij, slempernij, spotternij verschijnen dan ook vormen als slavernij, zotternij [beide 16e eeuw, WNT], afgeleid van een zelfstandig naamwoord, die mogelijk naar het voorbeeld van de eerder genoemde woorden zijn gevormd. Blijkbaar vond men –ernij een krachtig en duidelijk achtervoegsel.
Laat een reactie achter