Het weer is met stip het meest besproken fenomeen in de Lage Landen. Maar wie meent dat de meteorologische woordenschat dan wel uitputtend in onze woordenboeken zal zijn beschreven, komt van een koude kermis thuis. Hoewel het in weerberichten wemelt van recordveel neerslag, een recordzonnige zomer, recordweinig noordpoolijs, recordlage temperatuur en recordhoge luchtdruk, komt deze reeks bijvoeglijke naamwoorden in geen van onze woordenboeken voor. Hoe komt dat? En sinds wanneer kennen we deze woorden eigenlijk?
Record
Het eerste deel van de bijvoeglijke naamwoorden, record, is volgens de Etymologiebank in het Nederlands als sportterm voor het eerst genoteerd in 1885. Gezien de uitspraak hebben we het woord geleend uit het Frans, en wel razendsnel, want het Frans zelf had het woord in 1882, dus slechts drie jaar eerder, ontleend aan het Engels. In het Engels is het woord veel ouder, maar de betekenis ‘beste (sport)prestatie’ is volgens de Oxford English Dictionary sinds 1860 bekend.
Omdat men juist in de negentiende eeuw sportwedstrijden, beursnoteringen en meteorologische waarnemingen (via het in 1854 opgerichte KNMI) systematisch ging bijhouden en met elkaar vergelijken, vulde record een lacune, waardoor het woord in recordtijd in het Nederlands werd geïntegreerd. Vanaf eind negentiende eeuw vinden we een groot aantal nieuwe samengestelde zelfstandige naamwoorden met record als eerste of tweede lid, vergelijk recordtijd (1885), recordcijfer (1894), recordbedrag (1896), recordopbrengst (1899), recordhoogte (1899), recordomzet (1902), recordaantal (1903), en droogterecord (1893), warmterecord (1899) en regenrecord (1903). Al deze samenstellingen zijn al lang in onze woordenboeken beschreven. Het Engels, Duits en Frans kennen vergelijkbare samenstellingen, want ook daarin hield men gevestigde en gebroken records bij.
Versterkend voorvoegsel
In nieuwgevormde bijvoeglijke naamwoorden treedt record– wat later op. Maar ze zijn toch al zeker driekwart eeuw oud. Dat kan dus nauwelijks de reden zijn dat ze ontbreken in de Nederlandse woordenboeken. Ziehier een aantal voorbeelden uit de kranten in chronologische volgorde; voor de duidelijkheid heb ik de bijvoeglijke naamwoorden gecursiveerd.
1947: ‘De waterstand in de grote rivieren [was] tot een record-laag niveau gezakt.’
1949: ‘Wordt September record-warm?’
1950: ‘een record weinig zonneschijn’
1951: ‘met o.a. in Groningen record veel regen’
1951: ‘October was […] record zonnig.’
1954: ‘Bijna record-hoog was de temperatuur gisteren in ons land gestegen.’
1959: ‘Deze zomer [is] droog, vrij warm en record-zonnig.’
1961: ‘recordveel regen’
1969: ‘dat de zon de afgelopen winter recordweinig scheen’
Record– heeft in deze bijvoeglijke naamwoorden de functie van een versterkend voorvoegsel. Het Duits kent vergelijkbare woorden, zoals rekordviel, rekordwenig en rekordwarm. Opmerkelijk is dat ook de Duitse woordenboeken, zoals Der deutsche Wortschatz von 1600 bis heute, deze versterkende bijvoeglijke naamwoorden over het hoofd hebben gezien.
Vorming
Hoe zijn de versterkende bijvoeglijke naamwoorden met record– nu ontstaan? Theoretisch kunnen recordhoog en recordlaag zijn afgeleid van de oudere zelfstandige naamwoorden recordhoogte (1899) en recordlaagte (1916), maar de andere bijvoeglijke naamwoorden hebben geen zelfstandig naamwoord als tegenhanger. Ook lijkt het me niet nodig te veronderstellen dat we de versterkende bijvoeglijke naamwoorden ontleend hebben aan het Duits: beide verwante talen delen bepaalde woordvormingsprocédés, dus daarvoor hoeven ze geen leentjebuur bij elkaar te spelen.
Ik vermoed dat de samenstellingen zijn verkort uit langere omschrijvingen: ‘de temperatuur is zo hoog dat ze een record breekt’, of ‘de temperatuur is recordbrekend hoog’, werd verkort tot: ‘de temperatuur is recordhoog’. Zo’n verkorting past helemaal binnen een algehele tendens naar een kortere en efficiëntere uitdrukkingswijze die in de tweede helft van de twintigste eeuw tot meer vergelijkbare nieuwvormingen heeft geleid. Zo werd minister van Onderwijs vervangen door het kortere onderwijsminister en om redenen van privacy werd verkort tot om privacy-redenen. Dat de bijvoeglijke naamwoorden waarschijnlijk als verkorting zijn ontstaan, wordt ook bevestigd door de spelling van de oudste vormen: uit de bovenstaande voorbeelden blijkt namelijk dat ze aanvankelijk werden gespeld met een spatie (record weinig) of een verbindingsstreepje (record-laag). Zo maakte de journalist van dienst de samenstelling en de betekenis inzichtelijk.
Nu had en heeft het Nederlands al meer dan genoeg mogelijkheden om een versterking uit te drukken. Zo vinden we bijvoorbeeld in het Corpus Hedendaags Nederlands maar liefst 18 verschillende samenstellingen met –veel:
barstensveel
bereveel
dondersveel
gigaveel
hyperveel
kankerveel
kapotveel
keiveel
kneiterveel
knetterveel
megaveel
pleurusveel
poepveel
reteveel
reuzeveel
superveel
takkeveel
zielsveel
Dergelijke versterkende bijvoeglijke naamwoorden verliezen in de loop van de tijd hun kracht en daarom zoeken de taalgebruikers naar een nieuwe uitdrukking die een nóg hogere graad aanduidt. Die hogere graad vond men in record-: er viel gisteren niet kapotveel of keiveel regen, nee: er viel recordveel regen! Terwijl recordveel eigenlijk nietszeggend is, want welk record is dan gebroken? Zolang dat niet wordt genoemd, is recordveel niet meer dan een loze bewering.
Dat de woordenboeken het versterkende voorvoegsel record– tot op heden hebben gemist, komt misschien doordat het aanvankelijk was beperkt tot het domein van de weerberichten. Inmiddels echter heeft het zijn werkterrein verplaatst naar andere contexten. Zo meldde het WHO in 2020 recordveel nieuwe COVID-19-besmettingen in één dag, in hetzelfde jaar werden recordveel vlindertellingen doorgegeven aan de Vlinderstichting en waren er volgens Omroep Zeeland recordweinig Zeeuwse doden door een hartinfarct. Het is hoog tijd voor een lexicografische erkenning van versterkend record-.
Jan zegt
Interessant artikel. Ik denk wel dat ‘record’ in het citaat uit 1950 niet bijvoeglijk wordt gebruikt; het lijkt mij vergelijkbaar met een zinsnede als ‘een record hoogspringen’ waarin ‘weinig’ dus een eenheid vormt met ‘zonneschijn’.
Nicoline van der Sijs zegt
Dit is de hele zin, het is wel als eenheid bedoeld, denk ik, maar vanwege een ambigu: ‘De Junimaand was wel de beste en de Septembermaand met een record weinig zonneschijn en zeer veel regen de slechtste.’
Jos Houtsma zegt
Voordat we overgaan tot lexicografische erkenning is het misschien goed de verkenning nog wat verder voort te zetten.
In ieder geval moet worden vastgesteld dat ‘record’ misschien niet altijd letterlijk moet worden opgevat, maar vaak wel degelijk record betekent: ‘ongeëvenaard’, ‘op het niveau van een record’.
En als dat het ge val is, moet ‘record’ dan wel worden gekwalificeerd als een versterkend voorvoegsel? Misschien is het eerder een als bijwoord gebruikt zelfstandig naamwoord: ‘als een record’.
En is dan een spelling zonder spatie of met een koppelteken wel correct?
Nicoline van der Sijs zegt
Dag Jos, Maar een zelfstandig naamwoord wordt toch geen bijwoord? Tegenwoordig vinden we het in ieder geval uitsluitend gespeld zonder spatie of streepje.