Wat je er ook verder over kunt zeggen: Ik ga leven van Lale Gül is een transgressief boek. De titel drukt een programma uit: ik trek me vanaf nu niets meer aan van jullie regels, en dat heeft de schrijfster, Lale Gül, geweten. Nadat ze eerst bedolven werd onder woedende reacties vanuit de Turks-islamitische kringen waaruit ze voortkwam, hebben nu ook de verdedigers van het correcte Nederlands over ons heen, de laatste dagen ook in dit tijdschrift. In beide gevallen betreft de kritiek het feit dat Gül weigert zich aan bepaalde normen te behouden.
Natuurlijk (en gelukkig) zijn de reacties uit de laatste hoek wat redelijker en minder gewelddadig. Toch verrast me die reactie. Ik had er niet bij stilgestaan dat zoveel toch geleerde mensen die weleens een boek lezen, menen dat literatuur – in welke dimensie dan ook – keurig aangeharkt moet zijn. Dat het een kenmerk is van goede literatuur dat er iemand is geweest die ieder woord in het boek heeft gecheckt in het Groene Boekje. Dat iemand die ‘niet in het minst’ schrijft, zoals iedereen zegt, terwijl er volgens sommige schoolboekjes ‘niet het minst’ moet staan, of andersom, niet kan schrijven.
Uitgestoten
Het oude ideaal dat literatuur ons moet verheffen en de goede weg moet wijzen in ons gedrag, wordt wel door de islamitische critici van stal gehaald, maar de auteurs in Neerlandistiek zijn dat stadium naar eigen overtuiging vast voorbij. Toch blijft het voor hen wel voor taal gelden: allerlei normen mogen worden overschreven worden, behalve die van Taaladvies.net. De personages mogen alles doen, de schrijver mag alles denken wat God verboden heeft – mits ze maar niet denkt dat ze buiten de grenzen van de taal mag treden. Dan kan ze niet schrijven! Terwijl de auteurs zelf natuurlijk ook wel weten dat dit slecht schrijven in het verleden juist ook auteurs is aangewreven die ‘immoreel’ schreven.
De bezwaren tegen Gül werden gisteren welsprekend uiteengezet door Frans de Graaf, in reactie op het stukje van Freek Van de Velde. Ik gebruik deze reactie nu even om uit te leggen waar volgens mij het misverstand zit. Mijn toon is misschien wat hard, maar ik heb niets tegen De Graaf; zoals zijn toon hard is over Gül zonder dat hij vermoedelijk bezwaar tegen haar heeft:
De vrijheid van Gül om te schrijven zoals ze wil, staat niet ter discussie. Wel betwijfel ik of zij in alle gevallen bewust een speciale stijl hanteert. Dat zou betekenen dat zij het risico dat haar boek ten prooi valt aan taalpuristen voor lief neemt. Dat lijkt me onwaarschijnlijk. De meeste prozaschrijvers willen dat hun boeken gelezen en gewaardeerd worden.
Hier werkt een parallel met de religieuze bezwaren inzichtelijk. Het is ook onwaarschijnlijk dat Gül beoogd heeft dat ze zou worden uitgestoten door haar familie. Ze zal ook in dat opzicht ‘gewaardeerd’ hebben willen worden. Vermoedelijk is het ideaal van de meeste schrijvers dat iedereen na lezen van het boek de schrijver in de armen sluit. Maar dat weerhoudt de meesten van hen er niet van om controversiële standpunten in te nemen en te schrijven over zaken die veel mensen niet bevallen, in een stijl die velen uitsluit. In levend Hollands, ook al hebben ze schoolgegaan.
Ongelijk
De woordkeuze van Gül roept wel een bepaalde sfeer op, maar wekt mijns inziens bij de lezer op de eerste plaats de indruk dat zij het Nederlands niet goed beheerst. Ik kan me vergissen, maar ik denk dat weinigen de taaleigenaardigheden van Gül als een bijzondere, positieve kwaliteit van het boek beschouwen.
Ik wil leven is een bestseller, die door heel veel mensen wordt gewaardeerd. Mijn vermoeden is dat de meeste lezers zich in het geheel niet storen over een zogenaamd verkeerd geplaatst voorzetsel. Gül beheerst in die zin het Nederlands uitstekend: ze hanteert de taal op een manier die honderdduizenden mensen meesleept, dat is meer dan Frans de Graaf of ik kunnen zeggen. Haar boek is bovendien onmiskenbaar een belangrijk boek, een dat een plaats verdient in de canon van de 21e eeuw. Het is mijn ogen heel vreemd om te zeggen dat iemand een taal niet beheerst als zij er zulke dingen mee kan bereiken. Je zou het andersom kunnen zien: kennelijk zijn de regels die verbieden wat Gül doet, fout.
De moderne taalkunde lijkt vaak te miskennen dat de meeste taalgebruikers vinden dat de taal onderworpen is aan regels die moeten worden gerespecteerd. Veel taalkundigen vinden terecht dat de taal moet worden bestudeerd zoals hij in allerlei situaties wordt gebruikt, maar daar hoort de perceptie van taalelementen in termen van juist of onjuist nadrukkelijk bij. Wie taalverschillen wegrelativeert (¨Het is lale Gül-taal”) draagt een klein steentje bij tot een alles-moet-kunnen-mentaliteit. Taalkundigen en, in het algemeen, docenten hebben een verantwoordelijkheid, namelijk aangeven welke taalnormen op een bepaald moment in de geschiedenis de beste papieren hebben en om die reden ook in het onderwijs worden aanbevolen. Wie die verantwoordelijkheid miskent, schaadt leerlingen en studenten die concluderen dat het allemaal niet zoveel uitmaakt en later tot hun schade ontdekken dat de samenleving daar anders over denkt.
In de eerste plaats ontkent ‘de moderne taalkunde’ helemaal niets – het is evident dat er taalnormen zijn, en collega Freek Van de Velde, op wie De Graaf reageert, schrijft dat hijzelf afkeer voelt als die normen worden overschreden. De afkeer komt dus in de beste families voor. Ik misken ook niet dat er allerlei mensen zijn die deze normen hanteren – ik denk alleen dat die mensen ongelijk hebben. De ‘moderne taalkunde’ (die inmiddels overigens meer dan een eeuw oud is) hoeft niet als de eerste de beste populistische politicus de oren te laten hangen naar wat ‘de mensen’ willen.
Gladgestreken
Maar vervolgens komt De Graaf met een redenering die heel vaak in dit soort betogen wordt gebruikt: “taalkundigen, en in het algemeen docenten” moeten aan “leerlingen en studenten” voorhouden dat ze zich aan de norm moetn houden omdat ze later in een samenleving terecht komen die zulks verlangt. Maar we hebben het nu juist over een grote bestseller die zich van die normen niks aantrekt! Dus misschien groeien we wel toe naar een samenleving die zo geëmancipeerd is dat ze zich juist niet zoveel meer van die normen aantrekt. Het wonderlijke van deze redenering is dat er wordt gedaan alsof het kleine groepje taalpreciezen de dienst uitmaakt in onze samenleving. Maar dat is helemaal niet waar! De meeste mensen kan het niets schelen, durf ik te beweren. Ze worden hooguit geïmponeerd door die taalpreciezen – die ‘zullen het wel beter weten’.
Uit het onderzoek van – bijvoorbeeld – Karina van Dalen-Oskam blijkt dat lezers letten op bepaalde taalkenmerken als ze moeten beoordelen of een tekst ‘literair’ was. Ik trek daaruit de conclusie dat de sociolinguïstiek een verwaarloosde hulpdiscipline is van de letterkunde: literaire taal is een bepaald soort taal, die op een vergelijkbare manier door alle betrokkenen (schrijvers, instituties, lezers) wordt afgebakend als pakweg jongerentaal of modern Drents. Mensen kunnen de regels niet per se allemaal opsommen, maar ze kunnen wel makkelijk herkennen hoe iemand aan die regels voldoet. Kennelijk hoort voor de literatuur correctheid volgens de schoolboekjes ook bij de criteria. (Van Dalen en haar ploeg hadden die parameter niet meegenomen in hun onderzoek, maar hun corpus bestond waarschijnlijk voor een belangrijk percentage uit volkomen gladgestreken teksten).
Afgestotenen
Tot slot: ja, leve de alles-moet-kunnen-mentaliteit, zeker in de literatuur! Mij heeft nog nooit iemand duidelijk kunnen maken wat er nu precies het probleem is als mensen schrijven zoals ze denken en zoals ze praten. En dat geldt al helemaal in de literatuur – die sowieso het domein is van de vrijheid en waarin qua moraal, verbeeldingskracht en wat al niet ook alles moet kunnen.
Deze sociolinguïstische kijk lijkt mij potentieel een oplossing te bieden voor een oud probleem in de letterkunde: dat veel mensen ervan uit lijken te gaan dat de vraag of een tekst wel of niet literair is iets te maken heeft met ‘inherente kwaliteiten’ van die tekst, terwijl het tegelijkertijd vrijwel onmogelijk lijkt om zulke ‘inherente kwaliteiten’ aan te wijzen die inderdaad inherent beter zijn, terwijl wat er wel of niet literatuur is veel eerder bepaald lijkt te worden door een goegemeente en/of door instituties zoals recensenten en uitgevers. Je zou nu kunnen zeggen dat een literair boek in taalgebruik wel degelijk op de een of andere manier aansluit bij wat de lezers (die bij de open haard en die achter de institutionele leestafel) herkennen als literair.
Bij Lale Gül zie je dit op een interessante manier aan het werk. Ik denk dat de critici echt denken dat de ‘juiste’ (dat wil zeggen: door een goegemeente gesanctioneerde) voorzetsels gebruiken een voorbeeld is van ‘correct’ taalgebruik. Door een dik boek af te leveren vol van zulke ‘foute’ voorzetsels laat Gül, bewust of onbewust, zien dat ze helemaal geen moeite wil doen om erbij te horen. Dat stoot af, maar die afstoting moeten we niet zien als bewijs dat de afgestotenen gelijk hebben, maar als een normaal sociolinguïstisch proces als alle andere.
Kees zegt
Ik zie het verschil niet:” Dat iemand die ‘niet in het minst’ schrijft, zoals iedereen zegt, terwijl er volgens sommige schoolboekjes ‘niet in het minst’ moet staan, niet kan schrijven.”
Bas Jongenelen zegt
Dat was een vergissing. Is inmiddels rechtgezet.
Michaël Steehouder zegt
De discussie herinnert me aan de colleges tekstananalyse / retorica die ik gaf voordat ik met pensioen ging.
Je zou de “taalfouten” in het boek kunnen beschouwen als retorische schema’s: opzettelijke afwijkingen van het gewone taalgebruik met het doel om de overtuigingskracht van de tekst te vergroten. Als het klopt dat de schrijfster de correcties van de bureauredacteur heeft afgewezen, zijn het in elk geval opzettelijke afwijkingen. Het schema “taalfout” kunnen we dan toevoegen aan de bekende reeks retorische schema’s als rijm, parallellisme, ellips, retorische vraag, drieslag, e tutti quanti. Misschien is het zinvol een onderverdeling in deze stijlfiguur aan te brengen.
Relevante vragen lijken mij dan (1) Hoe draagt deze stijlfiguur in het algemeen bij tot de vergroting van de overtuigingskracht (analytische verklaring)? (2) Is daar empirisch bewijs voor (experimenteel onderzoek met tekstvarianten)? (3) Is de stijlfiguur in deze specifieke tekst origineel en smaakvol toegepast (kritische analyse)? (4) Draagt de stijlfiguur in dit geval bij tot een grotere overtuigingskracht (bij welke lezers) (effectonderzoek)?
Ben van Melick zegt
Ik vind het in toenemende mate hinderlijk dat in de mailberichten die ik overdag krijg de naam van de schrijver niet genoemd is (tenminste ik kan ‘m niet ontdekken), in de nachtelijke Dagpost is dat wel het geval. De naam van Marc van Oostendorp + portretje links bovenaan suggereert dat hij de auteur is, ik trap daar steeds weer in.
Is het niet mogelijk de naam van de schrijver van het artikel uitdrukkelijk te vermelden?
Marc van Oostendorp zegt
Die mails overdag vallen in zekere zin buiten onze macht – die worden als dienst geleverd door WordPress, de software waarop we dit tijdschrift maken. Wij werken hier met ‘gastauteurs’, dat wil zeggen mensen die hun berichten niet zelf plaatsen maar die toch als auteurs kunnen worden genoemd. WordPress herkent die gastauteurs echter niet, en levert alleen de naam van degene aan die het verstuurt; het veronderstelt dat dit de auteur is. Als mijn naam daar staat (dat is overigens niet altijd het geval, maar in een kerstvakantie waarin verder weinig redacteuren op hun post zijn wel) komt doordat ik dan degene ben die het artikel heeft opgemaakt en klaargezet, enz. Zo werkt dat systeem. Het enige wat wij kunnen doen is die dienst helemaal uitzetten, zodat het niet meer mogelijk is om dit soort berichten te ontvangen.
De Dagpost valt wel onder onze eigen controle, daar kunnen we dus wel de gastauteurs noemen. Wanneer u het stoort, kunt u de rechtstreekse berichten over ieder artikel dat we plaatsen beter uitzetten, en u alleen richten op Dagpost, of bijv. op de versies die we via sociale media verspreiden (al hebben die dan weer helemaal geen auteursnaam). Of als u een oplossing hebt, help ons dan!
Het is misschien af en toe goed om erop te wijzen dat Neerlandistiek vooral drijft op vrijwilligerswerk, en dat wij zelfs in de kerstvakantie dagelijks berichten plaatsen. Wij zetten ons 365 dagen per jaar voor u in, u hoeft daar niets voor te betalen, u hoeft ook geen dankjewel te zeggen, maar u kunt dan ook niet alles van ons verwachten.
Lalagè zegt
Het is in elk geval origineel om zo te schrijven en ook ik werd geboeid door haar debuutroman. Wel grappig dat jij zegt dat ze schrijft zoals mensen praten, want dat is deels waar, maar deels ook niet. Ze gebruikt ook veel ellenlange zinnen met moeilijke woorden. Mij viel juist op dat ze dronken jongeren op Romereis zo met elkaar laat discussiëren over wereldpolitiek. Dat is wel heel apart nadat ze eerst nog straattaal praatten en seksueel getinte grappen maakten. (Dat lees ik terug in mijn blogartikel op https://lalageleest.nl/2021/04/05/ik-ga-leven-lale-gul/)
Marc van Oostendorp zegt
Nee, ik zou niet in het algemeen zeggen dat ze schrijft zoals mensen praten. In het algemeen schrijft nooit iemand zoals mensen praten, dat zou pas echt onleesbaar proza zijn, met onaffe zinnen, vreemde herhalingen, enzovoort. Maar Gül gebruikt soms juist ook allerlei plichtstatige taal, enz. Ik schrijf daar iets meer over in het stukje waarmee de huidige discussie in zekere zin begon.
Ronald V. zegt
Onlangs zag ik mevrouw Gül op tv. Ze praatte in bezonnen, degelijk Nederlands over de verkiezingen en de PVV. Ze zei onder meer dat een paar van haar kennissen van Turkse komaf op de PVV hadden gestemd. De autoritaire islam schijnt niet altijd prettig te zijn.
Er is een verschil tussen de auteur en de hoofdpersoon van de roman, ook al is die roman in de ik-vorm geschreven.
Het is zeer wel mogelijk dat Gül met enige ironie haar roman-ik heeft neergezet. Dus dat ze een beetje de draak steekt over of zo men wil met zichzelf. De titel “Ik ga leven” is toch wel enigszins pathetisch en misschien daarom ook wel ironisch. De roman-ik van Gül struikelt over zichzelf. En dat is best charmant.
Ik weet het ook niet. Maar de kwestie Gül is fascinerend.
Saskia Vandenbussche zegt
Interesssante discussie! Kan iemand misschien even de link naar het bovenvermelde artikel van Frans de Graaf in de commentaren zetten? Ik vind het nergens op deze website. Hartelijk bedankt!
Marc van Oostendorp zegt
Hier: https://neerlandistiek.nl/2023/12/lale-gul-als-capitoolbestormer/#comment-34331
Jürgen Snoeren zegt
Veel mensen zijn vergeten dat literatuur bedoeld is om mensen te raken, hen ergens mee te confronteren, een spiegel voor te houden, te engageren. Binnen de literaire wereld is dit ooit ongemerkt omgewisseld met gladgestreken en aangeharkt proza dat op zo min mogelijk teentjes trapt. Gevolg: boeken zonder persoonlijkheid en vol inhoudsloos navelstaarderig geneuzel. Güls roman wrijft aan alle kanten en ik heb me regelmatig aan zaken geërgerd. Gelukkig maar! Beter geërgerd zijn dan zitten gapen! Zo is het een boek geworden waar mensen over blijven praten en dat ik kan gebruiken om met mijn leerlingen over taalvariatie, taalnormen en de conventies van literatuur te praten…
C.W. Schoneveld zegt
Het woord “plichtstatig” ken ik niet. Ik kan het in woordenboek ook niet vinden.
Robert Kruzdlo zegt
Ik las als kind in de Catechismus geregeld het woord ‘plichtstatig’ dat moeten betekende. Een mooi woord om een kind de verkeerde neuronen aan te laten maken.
Ronald Giphart zegt
Het woord is sowieso al meer dan een eeuw oud. In De Gids jaargang 69 (1905) de volgende passage: “Hij kwam binnen, ernstig, ondoorgrondbaar, plichtstatig. Groot, krachtig, onbeweeglijk stond hij een wijle sprakeloos op den drempel de beiden aan te zien, als had hij de intuïtie van iets ongewoons, daar ter plaats. Toen zei hij eenvoudig: ‘Goeden nacht, moeder; slaap wel, Berenice,’ en trok met zware stappen de boventrap op.”
Berthold van Maris zegt
Misschien zijn we hier getuige van iets heel moois: de emancipatie, eindelijk!, van het Nederlands als tweede taal.