In een zin gaan woorden op twee manieren relaties met elkaar aan: in de betekenis en in de vorm. Dit is met twee eenvoudige zinnen duidelijk te maken.
- De man aait de hond
In deze zin is de grammaticale functie van de man onderwerp en die van de hond lijdend voorwerp. Omdat de man verwijst naar een instantie die als uitvoerder optreedt van de handeling aaien, heeft dit zinsdeel de betekenis van ‘handelende instantie’ (HI). Het zinsdeel de hond verwijst naar een instantie die de actie van het aaien ondergaat en heeft daarmee de betekenis van ‘niet-handelende instantie’ (NHI). In oudere stadia van het Nederlands kon je bovendien aan de vorm van het lijdend voorwerp zien dat het die grammaticale functie als zinsdeel had. Die stond in de zogenaamde vierde naamval en dat was te zien aan de verschillende uitgangen van de woorden waaruit dat zinsdeel was opgebouwd. Er kon dan bijvoorbeeld staan: zijnen lieven hond. In het bovenstaande zinnetje zien we dat de grammaticale functie van onderwerp samenvalt met de betekenis van HI en die van het lijdend voorwerp met de betekenis van NHI. Het verschil tussen de betekenis van de beide zinsdelen en hun meer abstracte grammaticale functie wordt pas duidelijk als we de bovenstaande zin passief maken:
- De hond wordt door de man geaaid
In deze passieve zin is het zinsdeel de hond gepromoveerd tot onderwerp van de zin, terwijl het onderwerp van de eerste, actieve zin in een door-bepaling is beland. Echter, de rollen die ze in de actieve zin hadden qua betekenis, blijven onveranderd: in de tweede zin heeft de hond nog steeds de betekenis van NHI, terwijl de man de betekenis van HI heeft behouden.
Een meer ingewikkelde situatie krijgen we met het werkwoord rollen. Vergelijk de volgende twee zinnen.
- Het meisje rolt de bal
- De bal rolt
We hebben hier te maken met twee actieve zinnen. In de eerste zin heeft het lijdend voorwerp de bal de betekenis van NHI. In de tweede zin, waarin de bal geen lijdend voorwerp, maar onderwerp van de zin is, heeft dit zinsdeel toch niet de betekenis van HI, maar van NHI. Het werkwoord rollen kan dus een zinsdeel bij zich hebben dat aangeeft wie de handeling verricht (in de eerste zin: het meisje), maar dat hoeft dus niet, zoals de tweede zin laat zien. Echter, voor deze handeling (het rollen) is wel een bewust handelende instantie vereist en dat is het meisje wél, maar de bal zelf niet. Dat betekent dat de betekenis van de bal in de tweede zin evenmin HI kan zijn, maar ook hier de betekenis van NHI draagt: in beide zinnen is het de bal die de handeling ondergaat. Hetzelfde geldt voor het onderwerp de boom in de zin De boom groeit. Het werkwoord rollen in het Nederlands staat dus twee rollen qua betekenis toe:
Rolverdelingen in betekenis bij rollen (Nederlands):
- Het onderwerp is HI en het lijdend voorwerp is NHI (eerste zin)
- Het onderwerp is NHI (tweede zin)
In een aantal Nedersaksische streektalen komt, in tegenstelling tot het Nederlands, naast dit werkwoord róllen het werkwoord kûulen voor, dat ‘laten of doen rollen’ betekent en waarbij de rolverdelingen qua betekenis verschillend zijn.
Rolverdelingen in betekenis bij rollen en kûulen
In het Hellendoorns (een Sallandse streektaal) hebben róllen en kûulen verschillende rolverdelingen qua betekenis. We beginnen met róllen:
- Het meissien rólt d’n bal
- D’n bal rólt
Hier treffen we exact dezelfde situatie aan als in het Nederlands:
Rolverdelingen in betekenis bij róllen (Hellendoorns):
- Het onderwerp is HI en het lijdend voorwerp is NHI (eerste zin)
- Het onderwerp is NHI (tweede zin)
Anders nu zijn de deze rolverdelingen bij het werkwoord kûulen:
- Het meissien kûult d’n bal
- Het meissien kûult
- *D’n bal kûult
We zien in de eerste zin dat het lijdend voorwerp d’n bal de betekenis heeft van NHI. In de derde zin echter kan het onderwerp d’n bal, anders dan bij het werkwoord róllen, bij intransitief gebruik van het werkwoord kûulen, niet NHI zijn. Daarentegen kan het onderwerp bij intransitief gebruik van dit werkwoord wel HI zijn, zoals de tweede zin laat zien. De rolverdelingen qua betekenis zijn bij het werkwoord kûulen dan ook als volgt.
Rolverdelingen in betekenis bij kûulen (Hellendoorns):
- Het onderwerp is HI en het lijdend voorwerp is NHI (eerste zin)
- Het onderwerp is HI (tweede zin)
In termen van grammaticale functies hebben de werkwoorden róllen en kûulen in de betreffende Nedersaksische streektalen dus gemeenschappelijk dat ze zowel transitief als intransitief gebruikt kunnen worden. Ze verschillen evenwel in hun rolverdelingen qua betekenis:
- Het werkwoord róllen (Hellendoorns):
- Transitief: Het meissien rólt d’n bal
- Intransitief: D’n bal rólt (onderwerp is NHI)
- Het werkwoord kûulen (Hellendoorns):
- Transitief: Het meissien kûult d’n bal
- Intransitief: Het meissien kûult (onderwerp is HI)
We vinden het werkwoord kûulen ook terug in de traditie van het eieren rollen dat in verschillende landen tijdens Pasen plaatsvindt. In het oosten van ons land werd tijdens Pasen met eieren ekûuld (eierkûulen). Kinderen lieten daarbij beschilderde eieren van een heuvel af rollen. Wie er het verst mee kwam had gewonnen. In Hellendoorn werd het heuveltje waar dat gebeurde Kûulbärgien genoemd. De traditie heeft plaats gemaakt voor het eierzûuken ‘eierzoeken’.
Laat een reactie achter