Iedereen herkent het wel: je staat ’s ochtends op met een brandende vraag als ‘Sinds wanneer hangt het verschil tussen een uitbreidende en beperkende bijzin eigenlijk af van een komma?’ of ‘Wie heeft de gekke regel bedacht dat er geen komma mag staan voor en?’
Hoe kun je nu het antwoord op zo’n vraag vinden? Daarvoor moet je zoveel mogelijk oude taalgidsjes – grammatica’s, leerboekjes, woordenboeken et cetera – napluizen. Het is echter een enorm karwei om die bij elkaar te sprokkelen, en als je geen overzicht hebt van concrete titels is dat zelfs onmogelijk.
DAGENTA
Gelukkig bestaat er sinds kort een hulpmiddel: de Database Geschiedenis Nederlandse Taalkunde (DAGENTA). Ik heb in Neerlandistiek al eerder op het bestaan hiervan gewezen, maar ik raad iedereen aan opnieuw een kijkje te nemen. De website is namelijk dankzij stagiaire Sara Schreuders enorm uitgebreid met nieuwe titels, grotendeels afkomstig uit de vijfdelige Bibliografie van de geschriften op het gebied van de Nederlandse taalkunde. Die bibliografie is in 1977 samengesteld door D.M. Bakker, J. Knol en M. Maas en bevat een overzicht van taalkundige publicaties verschenen tussen 1550 en eind negentiende eeuw.
Inmiddels bevat DAGENTA 1540 titels, en bij vrijwel iedere titel is ofwel een pdf van de oorspronkelijke publicatie opgenomen, ofwel een link naar een xml-editie. Aan iedere titel zijn uniforme metadata toegevoegd: het jaartal van publicatie, de auteur, de titel en – voor zover bekend – de plaats van uitgave en de uitgever. Bij een werk waarvan meerdere drukken bestaan wordt informatie over de beschikbare druk(ken) vermeld. Tot slot is bij ieder werk aangegeven tot welke genre het behoort en welke voertaal of voertalen het bevat. Onderzoekers kunnen de metadata downloaden als csv en ze vervolgens naar eigen inzicht bewerken.
Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal beschikbare taalgidsjes per eeuw.
Figuur 1. Het aantal beschikbare taalgidsjes in DAGENTA (versie december 2023) per eeuw
De negentiende eeuw vertoont een piek. Dat is te verklaren uit het feit dat de taalkundige activiteiten in die periode sterk toenamen: zo verschenen in die eeuw de eerste officiële spellinggidsen en de eerste officiële grammatica, er werden veel schoolboeken geschreven voor nieuwe types onderwijs, en omvangrijke woordenboeken van de standaardtaal en van dialecten zagen het licht. Dat het aantal titels in DAGENTA sterk afneemt in de twintigste eeuw komt omdat DAGENTA in principe tot 1900 loopt. Dat moment is als cesuur genomen omdat in de periode daarna het aantal taalkundige publicaties explosief toeneemt, die publicaties relatief gemakkelijk te vinden zijn en op de meeste ervan auteursrecht berust. In de twintigste eeuw worden bovendien tijdschriften als publicatiemedium steeds belangrijker, en die zijn veelal beschikbaar via de DBNL.
De publicaties in DAGENTA zijn gesteld in verschillende talen, zo blijkt uit Figuur 2.
Figuur 2. De voertalen van de taalgidsjes in DAGENTA (versie december 2023)
De meeste publicaties zijn in het Nederlands geschreven, wat nauwelijks verrassend is gezien het feit dat DAGENTA een database van de Nederlandse taal is. Het aandeel meertalige publicaties is echter substantieel: dat zijn vooral leerboekjes van een of meer vreemde talen. Een minderheid van de publicaties is anderstalig: denk aan een Latijnstalige spellinggids of een Franstalige grammatica van het Nederlands.
Figuur 3 geeft een overzicht van de verschillende genres die in DAGENTA zijn vertegenwoordigd. Die genre-indeling is bedoeld als hulpmiddel voor de gebruikers om snel relevante publicaties op een bepaald terrein bij elkaar te kunnen zoeken.
Figuur 3. De aantallen taalgidsjes in DAGENTA (versie december 2023) per genre
Via de metadata kun je bijvoorbeeld alle spellingsgidsen bij elkaar vinden. Doe je dat, dan blijkt dat in de negentiende eeuw diverse spellinggidsen gewijd zijn aan interpunctie, en die gidsen geven antwoorden op de in de inleiding genoemde vragen.
Een komma voor een bijzin
De eerste Nederlandstalige monografie over interpunctie dateert uit 1819: het betreft Verhandeling over de interpunctie, een door J.J. Perk gemaakte vertalende bewerking van een populair Frans werk van E.A. Lequien uit 1809. In die Verhandeling vinden we direct het antwoord op de vraag sinds wanneer een komma het verschil maakt tussen een uitbreidende bijzin (voorafgegaan door een komma) en een beperkende bijzin (zonder komma). Perk gebruikt weliswaar een iets andere terminologie, maar hij zegt hetzelfde: hij spreekt op pagina 48-49 van een bepalende bijzin zonder komma tegenover een verklarende bijzin mét komma, en geeft van beide voorbeelden:
- Bepalend: De boeken waarvan gij mij gesproken hebt komen mij zeer te pas.
- Verklarend: De aarde, in den beginne slechts een onmeetbaar woud, nam nu eene andere gedaante aan.
De kommaregel wordt dus voor het eerst in 1819 genoemd. Maar het blijkt een totaal papieren regel te zijn: voor zover ik kan overzien hield geen enkele Nederlandstalige negentiende-eeuwse publicist zich eraan. Iedereen schreef een komma voor íédere bijzin (hij zei, dat; de pen, waarmee), ongeacht of die uitbreidend dan wel beperkend was. Andere negentiende-eeuwse publicaties over de interpunctie, zoals het bekende Aanleiding tot het plaatsen der schei- en zinteekens van Nicolaas Anslijn uit 1827, vertonen dan ook geen spoor van Perks kommaregel, en J.C. Beijer distantieert zich er zelfs expliciet van in zijn Handleiding tot den Nederlandschen stijl uit 1839; hij spreekt van ‘de moeijelijke en noodelooze onderscheiding van bepalende en verklarende tusschenzinnen’. Perk heeft de kommaregel kennelijk letterlijk overgenomen uit het Traité de la Ponctuation van Lequien (p. 20-21), zonder rekening te houden met het daadwerkelijke taalgebruik in de Lage Landen.
Pas rond de Tweede Wereldoorlog wordt de regel van Perk ingevoerd. Zonder twijfel heeft het zeer populaire taaladviesboek Is dat goed Nederlands? van Charivarius uit 1940 daarbij een belangrijke rol gespeeld. Charivarius schrijft dwingend voor (p. 100): ‘Plaats geen komma voor een beperkende bijzin; sluit een verklarende tussen komma’s in.’ Na de Tweede Wereldoorlog nemen alle taaladviesboeken, uitgeversrichtlijnen en schoolboeken die regel over. Voor scholieren vormt de regel nog steeds een groot struikelblok, en zoals voor alle bedachte taalregels geldt: ze worden misbruikt om anderen de maat te nemen. Zo schrijft een zekere Johan Snel op X: ‘Iemand, die elke beperkende bijzin met een komma begint, hoef je niet serieus te nemen’ (pun intended?).
Ondertussen is duidelijk dat de regel bij ons niet ‘inheems’ is. Het is een jonge regel die naar alle waarschijnlijkheid geformuleerd is naar een buitenlands voorbeeld: bij Perk naar het Frans, maar wellicht speelde in de twintigste eeuw eerder het Engels een rol. In die twee talen bestaat de regel al veel langer dan bij ons, terwijl de regelgeving in het Duits nog steeds overeenkomt met de vroegere Nederlandse situatie, waarin voor iedere bijzin een komma werd gezet.
Een komma voor en
En hoe zit het met het verbod om een komma te schrijven voor en: waar komt die regel vandaan? De bekende veelschrijver Willem Bilderdijk wees in 1826 de beschuldigende vinger naar zijn conculega, de dichter en taalkundige Johannes Kinker. Die zou de bedenker zijn van deze regel, die Bilderdijk in zijn Nederlandsche Spraakleer (p. 356) karakteriseerde als ‘belachlijk dom wanbegrip’. Dat ‘wanbegrip’ toonde Bilderdijk aan met voorbeelden waar een komma voor en op zijn plaats is, zoals ‘verheven van ziel, welgemaakt van leden, en bevallig van houding en spraak was hy’.
Kinker verdedigde zich door erop te wijzen dat Bilderdijk zijn woorden uit hun verband had getrokken. Hij had slechts gezegd dat er in opsommingen als ‘vrouw, man, zoon EN dochter’ geen komma na zoon moet worden gezet, ‘omdat EN dan genoeg te kennen geeft, dat de optelling met het achter EN geplaatste woord een einde neemt’ (Beoordeeling van mr. W. Bilderdijks Nederlandsche spraakleer, 1829, p. xvi-xvii).
In de praktijk bleek er dus helemaal geen controverse te bestaan en volgden beide heren het nog steeds geldende advies om bij een opsomming alleen een komma te zetten als er anders meerdere interpretaties mogelijk zijn. Wie van dat zinnige advies een verbodsregel heeft gemaakt (‘plaats geen komma voor en’), is mij niet duidelijk, maar ik verdenk het onderwijs: waarschijnlijk meenden onderwijzers dat het voor hun leerlingen te lastig was om zelf een keuze te maken op basis van de context. Hoewel Charivarius al in 1940 schreef ‘het oude “geen komma voor en” heeft geen kracht van wet’, zijn er nog steeds taalgebruikers die dit verbod propageren, al vinden ze daarvoor in geen enkele taaladviesgids steun. Zo schrijft een zekere Samira op X stellig: ‘Er hoort geen komma voor “en”.’
Ook het Frans, Duits en Engels worstelen met de vraag of er een komma voor en mag dan wel moet worden geschreven. In principe gelden voor die talen dezelfde regels als voor het Nederlands: schrijf alleen een komma bij onduidelijkheid of dubbelzinnigheid. In Groot-Brittannië is deze regel echter zo controversieel dat de komma zelfs een eigen naam heeft gekregen: de Oxford comma. Die naam verwijst naar het feit dat de Oxford University Press het gebruik van dit leesteken in alle gevallen aanbeveelt, terwijl veel andere uitgevers dat juist ontraden, en sommige taalgebruikers het karakteriseren als ‘snobbish’ of ‘nonsensical, irrational, and silly’ (pun ongetwijfeld intended).
Toevallig
Uit de voorbeelden blijkt dat de kommaregels jong zijn en toevallig zijn ontstaan: het verschil tussen een beperkende en uitbreidende bijzin is uit een andere taal overgenomen en voordat we dat verschil maakten, was er nooit sprake van spraakverwarring. Het verbod om een komma voor en te schrijven is zelfs voor zover ik kan beoordelen nooit door taaladviseurs gepropageerd, maar het gevolg van een verkeerde interpretatie door taalgebruikers. Dat is hopelijk een geruststellende gedachte voor taalgebruikers die onzeker zijn over de ‘regels’. Het toont ook aan hoe nuttig het is om het ontstaan en de geschiedenis van regels via DAGENTA na te zoeken.
R.J.G.A.A. Gaspar zegt
Er is denk ik tweeërlei verschil tussen de beperkende en de uitbreidende bijzin dat hier ongenoemd is gebleven: de verschillen in toonhoogte en in pauzering.
Bij zorgvuldig en duidelijk voorlezen van de hele zin kun je merken
1. dat de spreker een fractie van een seconde langer pauzeert bij het begin én aan het einde van een uitbreidende bijzin;
2. dat een uitbreidende bijzin op een iets lagere toon wordt uitgesproken.
De functie van een uitbreidende bijzin (ook in beknopte vorm: ‘in den beginne slechts een onmeetbaar woud’) komt dicht in de buurt van een bijstelling. In de woorden van Charivarius (8e druk 1948, p. 90): beide vermelden ‘een verklarende bijzonderheid; haakjes zouden de komma’s kunnen vervangen’.
Ook bij voorlezing van een bijstelling worden de bovenstaande twee verschijnselen in praktijk gebracht. Dat zowel de bijstelling als de uitbreidende bijzin tussen twee komma’s geplaatst wordt, is dan ook niet onlogisch.
Jan Uyttendaele zegt
De tweede voorbeeldzin van Perk bevat geen bijzin maar een bijstelling: ‘De aarde, in den beginne slechts een onmeetbaar woud, nam nu eene andere gedaante aan.’ Om van een bijzin te kunnen spreken heb je een (al dan niet vervoegd) werkwoord nodig. Een bijstelling hoort wel tussen twee komma’s te staan, denk ik.
In de eerste voorbeeldzin van Perk staat geen komma tussen de twee persoonsvormen: ‘De boeken waarvan gij mij gesproken hebt komen mij zeer te pas.’ Ik hanteer spontaan de regel dat er tussen twee pv’s een komma moet staan om de leesbaarheid te bevorderen. Of is dat ook zo’n regel ‘die toevallig is ontstaan’?
Nicoline van der Sijs zegt
Van die bijstelling klopt (ik had beter een ander voorbeeld kunnen kiezen, maar sommige waren zo lang).
Komma tussen twee persoonsvormen doen we tegenwoordig idd, zeker als je anders de zin verkeend kunt lezen. Ik zal eens kijken wanneer die regel expliciet is genoteerd.
Martin de Haan zegt
Aan het Frans zal Perk zich zeker niet hebben gespiegeld, want in die taal wordt bijna nooit een komma gezet bij voor een uitbreidende bijzin (ook al betogen sommige handboeken dat dat wel zou moeten).
Anneke Neijt zegt
Inderdaad: er is in de spreektaal een verschil tussen een beperkende of uitbreidende bijzin. Ligt dus niet in de spreektaal de bron van het gebruik van de komma? Het lijkt me onwaarschijnlijk dat de oorsprong in een andere taal zou liggen.
Nicoline van der Sijs zegt
Beste Renaat en Anneke,
Dank jullie wel. Het klopt dat pauze en intonatie belangrijk is in de spreektaal, maar de vraag blijft dan staan waarom de regelgeving in de schrijftaal is gewijzigd in de loop van de tijd. Er kwamen niet minder pauzes in de spreektaal, dus daarop kan dat niet zijn gebaseerd. Voorlezen van een gedrukte tekst is iets anders dan spreektaal, ik denk niet dat het (zeldzame) voorlezen effect heeft op schrijftaalregels. Die worden wél (soms) beïnvloed door regelgeving in andere talen (al moeten we daar nog veel meer onderzoek naar doen).
Martin de Haan zegt
In het Frans wordt vrijwel nooit een komma gebruikt voor uitbreidende bijzinnen, ook al zijn er handboeken waarin die komma wel wordt aanbevolen. Misschien is een Canadese site ook niet echt een goede referentie hiervoor?
Nicoline van der Sijs zegt
Beste Martin,
Er waren ook vrij veel andere sites (maar ik had idd beter een andere link kunnen kiezen -:) Het is volgens mij zowel in het Nederlands als in het Frans een vrij papieren regel, en het is goed mogelijk dat de regel in het Frans sinds begin 19e eeuw is veranderd/versoepeld, dat ben ik niet nagegaan.
Martin de Haan zegt
Dank voor je reactie, Nicoline. Ik ervaar het in het Nederlands niet als een papieren regel, want je hoort een heel duidelijke pauze. In het Frans hoor je die niet, en de komma’s voor uitbreidende bijzinnen die ik in 25 jaar vertalen (ook oudere teksten, 18de eeuw) heb aangetroffen[,] zijn op de vingers van een paar handen te tellen. Dat verschil in kommazetting tussen Frans en Nederlands is ook een van de dingen waar vertalers Frans het meest aan moeten wennen.
Nicoline van der Sijs zegt
Interessant, bedankt! Er valt nog veel uit te zoeken -:)